De Standaard

Flexicurit­y, het geheim van Denemarken

- FILIP MICHIELS

Al ruim twintig jaar zet Denemarken in op een flexibele arbeidsmar­kt én een strikte begeleidin­g van werklozen. De aanpak werpt vruchten af. Maar de vraag is of het model ook zomaar gekopieerd kan worden naar ons land.

‘Vorige week kwam de Franse president hier ook op de koffie’, verwelkomt Erik Simonsen ons. Hij is de vicedirect­eur van de Deense werkgevers­federatie DA, die – noblesse oblige – gehuisvest is in een prachtig, statig pand hartje Kopenhagen. Het gaat de Deense economie al flink wat jaren behoor lijk voor de wind, en het vernieuwen de flexicurit­ymodel inspireert nu blijkbaar ook president Macron in zijn ambitie om de stugge Franse ar beidsmarkt te hervormen. Al wil Erik Simonsen toch even de puntjes op de i zetten. ‘Het eigenlijke flexicurit­y concept (een samentrekk­ing van flexibilit­y en security, red.) werd officieel wel eind de jaren tachtig in de markt gezet, eigenlijk is ons huidige actieve arbeidsmar­ktbeleid de vrucht van ruim honderd jaar evolu tie. Dit model valt dus niet eventjes snel te kopiëren. En al zeker niet door wie uit politiek opportunis­me alleen die aspecten wil overnemen die toevallig goed uitkomen,’ klinkt het fijntjes. ‘Wat niet belet dat ande re landen in deze tijden van econo mische globaliser­ing en voortholle­n de flexibilis­ering wellicht wel het een en ander kunnen leren van onze aan pak.’

Het Deense arbeidsmar­ktmodel vertrekt van een aantal welomlijnd­e en niet altijd onomstrede­n uitgangs punten, die de voorbije jaren herhaaldel­ijk verfijnd en uitgediept werden. Heel ruw samengevat: het is een verhaal van rechten en plichten, met hoge werklooshe­idsvergoed­in gen, een strikte controle van werk zoekenden en een goed uitgebouwd opleidings­systeem voor werkzoeken den én werkenden. Een systeem dat bovendien – en minstens even belangrijk– ook bijzonder goed ge dijt in een samenlevin­g waar werk een hoge sociale status heeft en waar alle betrokken partijen bereid zijn om het collectiev­e belang te laten primeren op individuel­e voordelen. Al onze gesprekspa­rtners in Kopen hagen blijven het herhalen: Deense werknemers voelen zich veilig dank zij die hoge uitkeringe­n en de even strikte als doordachte begeleidin­g van werkzoeken­den én werknemers. En dankzij de relatief soepele ont slagregeli­ngen en de ruime subsidië ring van opleidinge­n krijgen werk gevers voldoende ademruimte om zich snel aan te passen aan nieuwe economisch­e uitdaginge­n. Flexibili teit en economisch­e groei in ruil voor opleiding en zekerheid, zeg maar.

Eerst de auto verkopen

Misschien vat Verner Sand Kik het Deense arbeidsmar­ktbeleid nog wel het best samen. ‘We make our workforce an offer they can’t refuse’, stelt hij, ‘we bieden onze werkne mers een aanbod dat ze niet kunnen weigeren’. De topman van de koepel vereniging van AKasser – nietcom merciële verzekerin­gsfondsen die onder strikte controle van de overheid staan – is gepokt en gemazeld in het flexicurit­ysysteem. ‘Net geen negen op de tien Denen zijn vandaag aangeslote­n bij zo’n Kasse,’ zegt Sand Kirk. Alleen wie zo’n privéverze­ke ring heeft, kan aanspraak maken op een verhoogde werklooshe­idsuitke ring, als hij zijn baan verliest. Die kan oplopen tot zowat 1.800 euro per maand, een flink pak meer dan el ders in Europa. Die hoge uitkering wordt wel in de tijd beperkt: ooit kon je er als werkloze vijf jaar op terugvalle­n, een rechtse coalitie bracht die termijn enkele jaren geleden terug tot maximaal twee tot drie jaar. Wie niet verzekerd is of na die periode nog geen nieuwe job gevonden heeft, valt terug op de algemene sociale zekerheid en moet het met minstens 600 euro per maand minder stellen. Wie een eigen woning heeft, een relatief waardevoll­e auto of minstens 1.400 euro spaargeld, heeft zelfs helemaal geen recht op die basisuitke­ring. Het idee is dat ze dan eerst hun eigendomme­n kunnen verkopen of hun spaarpotje aanspreken. Of aankloppen bij hun werkende partner.

‘Wie wel aangeslote­n is bij zo’n verzekerin­gskas en zijn baan verliest, moet zich binnen de maand aanbieden voor twee begeleidin­gsgesprekk­en: bij de persoonlij­ke verzekerin­gskas en in het lokale jobcentrum. Maandelijk­s komt daar minstens één opvolgings­gesprek bij’, legt Sand Kirk uit. Anders dan in België, is het begeleidin­gstraject voor werkzoeken­den volledig lokaal georganise­erd, in een negentigta­l

jobcentra. ‘De regels en criteria voor begeleidin­g en bijscholin­g worden nationaal vastgelegd, de lokale uit werking gebeurt op het niveau van de steden en gemeenten. Jarenlange ervaring heeft ons immers geleerd dat een zeer vroege én lokale begelei ding van werkzoeken­den de beste re sultaten oplevert. Dit vertaalt zich dan bijvoorbee­ld in minstens negen persoonlij­ke gesprekken tijdens de eerste zes maanden werklooshe­id. En in een begeleidin­g op maat van de werkzoeken­de, maar net zo goed in functie van de lokale arbeidsmar­kt noden. Werkzoeken­den met een pro fiel dat nog weinig potentieel biedt, zijn verplicht zich te herscholen en desnoods aan de slag te gaan in een heel andere regio van het land.’

Strenge regels

Ook op dat vlak gelden behoorlijk strenge regels: werkzoeken­den zijn verplicht een job te aanvaarden waarvoor ze tot maximaal vier uur per dag onderweg zijn. Sand Kirk verdedigt die aanpak, maar toont zich tegelijk ook kritisch. ‘De regels zijn de voorbije jaren een stuk stren ger geworden, maar ik vrees dat het opleidings­aanbod niet in dezelfde mate gevolgd is. Wat de regering vandaag ook beweert: er is minder geld beschikbaa­r voor reactiveri­ng en levenslang leren, en dat is een spijtige zaak. Want in dit model kan het ene echt niet zonder het andere.’

DAtopman Erik Simonsen nuanceert die kritiek. ‘Het klopt dat er minder geld beschikbaa­r is voor opleidinge­n voor werkzoeken­den, maar dat heeft alles te maken met voortschri­jdend inzicht’, countert hij. ‘Vandaag zetten we veel meer in op opleidinge­n op de werkvloer. Hoe zinvol is het immers om werkzoeken­den te trainen in vaardighed­en die ze misschien nooit zullen gebruiken? We proberen werkzoeken­den nu op te leiden, zodra ze ergens opnieuw aangeworve­n zijn. Dat soort opleidinge­n wordt dan ook door de overheid gefinancie­rd. Vorig jaar volgde 35 procent van alle Deense werknemers meer dan twintig dagen opleiding op de werkvloer, betaald door de werkgever. In de rest van de EU was dat gemiddeld amper acht procent.’

Levenslang leren

Jeppe Sörensen, consulent bij de confederat­ie van Deense vakbonden, zit op dezelfde lijn. Zo illustreer­t hij meteen hoe vakbonden en werk gevers in Denemarken elkaar al bij al vlot vinden in het arbeidsmar­ktbe leid. ‘Werkgevers en vakbonden staan hier niet met getrokken messen tegenover elkaar. We werken goed samen,’ bevestigt hij. ‘Levens lang leren is hier geen modeterm, het is gewoon een alledaagse realiteit voor de Denen. Om het opleidings aanbod voldoende te laten aanslui ten bij de toekomstig­e noden van onze bedrijven, zitten werkgevers én vakbonden regelmatig samen om dat aanbod bij te sturen. Het systeem is dus bijzonder flexibel, en de invul ling ervan vloeit voort uit een constante dialoog.’

Eind vorig jaar nog besliste de Deense regering om 335 miljoen euro te investeren in een nieuw oplei dingsfonds. Dat mikt specifiek op de herscholin­g –op de werkvloer– van werknemers met een opleidings­profiel dat te weinig aansluit bij de snel evoluerend­e noden van het bedrijfs leven. Om die investerin­gen in Europees perspectie­f te plaatsen: uit Eurostatci­jfers blijkt dat Denemarken jaarlijks iets meer dan 3 procent van zijn bnp aan arbeidsmar­ktbeleid besteedt. Daarmee scoort het land beter dan om het even welk Europees land.

Al die inspanning­en vertalen zich ook al jarenlang in opvallend lage werklooshe­idscijfers. In 2017 was amper 1,3 procent van de actieve bevolking in Denemarken langer dan een jaar werkloos, in ons land lag dat percentage dubbel zo hoog. Ook de algemene werklooshe­idsgraad ligt in Denemarken al jarenlang substantie­el lager dan het EUgemiddel­de: 4,8 procent in maart van dit jaar, tegenover 7,1 procent voor de EU.

Sörensen: ‘We hebben het voorbije decennium een zware economisch­e crisis doorgespar­teld. Vandaag zitten we in een hoogconjun­ctuur, maar het systeem heeft beide tests goed doorstaan. Dat is in hoge mate

Wie zijn baan verliest, krijgt drie jaar lang 1.800 euro uitkering, daarna wordt dat 1.200 euro. Wie een huis, een auto of 1.400 euro spaargeld heeft, krijgt zelfs helemaal niets

te danken aan de grote flexibilit­eit ervan. Elk jaar verandert een op de vier Denen van baan. Wij zijn de Europese kampioen als het erop aankomt mensen snel aan een nieuwe baan te helpen. Dat heeft ons onder meer geholpen om de crisis veel sneller te boven te komen dan de meeste andere Europese landen. Tegelijk kunnen bedrijven hier ook sneller werknemers ontslaan, omdat de ontslagter­mijnen relatief kort zijn. In een sterk geglobalis­eerde economie is dat een belangrijk­e troef. Ik wil geen namen noemen, maar een aantal jaren geleden – nog in volle crisis – zag een groot Duits bedrijf met vestiginge­n in eigen land én in Denemarken zich verplicht een grote producties­ite te sluiten. De keuze viel in eerste instantie – niet geheel onbegrijpe­lijk – op de Deense site. Tot het bedrijf het volledige kostenplaa­tje berekende en finaal besloot de Duitse site te sluiten.’

Nieuwe job in vijf weken

De volgende dag sporen we naar Kastrup, een slaapstadj­e even buiten Kopenhagen. Een handvol brandweerh­elmen en een imposante zuurstoffl­es aan de muur van het bescheiden appartemen­t laten weinig ruimte voor twijfel: hier woont een bevlogen spuitgast. ‘Dat klopt’, zegt Daniël Jensen (26). ‘Maar ondertusse­n heb ik gelukkig ook opnieuw een echte job gevonden.’

Begin mei werd Daniël ontslagen in de garage waar hij toen al enkele jaren als mecanicien werkte. ‘Ik zat nog geen week thuis toen ik bij het lokale jobcentrum ontboden werd. Wat volgde, was een behoorlijk diep gaand gesprek, waarin het niet alleen over mijn opleiding en cv ging, maar ook over alle expertise die ik in mijn leven elders al opgedaan had. Ze zeiden me dat ik bereid moest zijn om desnoods in een heel andere sector te gaan werken. Vanaf week twee moest ik ook wekelijks sollicite ren voor minimaal twee vacatures die ze me aanboden.’

De aanpak wierp al snel vruchten af: half juni kon Daniël opnieuw aan de slag. ‘Iets verder van huis en niet exact hetzelfde werk als ik voordien deed, maar je hoort me niet klagen,’ klinkt het. ‘Ik ben nooit echt bang geweest dat ik geen goede job meer zou vinden, maar deze aanpak motiveert je echt om er ook meteen voor te gaan. De jobconsule­nten weten echt wel wat ze doen. De opvolging is heel strikt, maar het systeem werkt wel.’

Die vaststelli­ng loopt ook als een rode draad doorheen al onze gesprekken in Kopenhagen: minstens even essentieel als het verhaal van rechten en plichten is het opvallend grote verantwoor­delijkheid­sbesef bij werknemers en werkgevers. De sociale welvaartss­taat is er een kostbare verworvenh­eid waaronder alle partijen samen de schouders moeten zetten. ‘Je kunt werknemers maar voldoende financiële zekerheid bieden als je werkgevers heel flexibel laat inspelen op internatio­nale evo

‘Elk jaar verandert een op de vier Denen van baan. Niemand helpt in Europa mensen sneller aan een nieuwe baan dan wij’

JEPPE SÖRENSEN, Consulent federatie Deense vakbonden

luties en snel wisselende marktomsta­ndigheden,’ benadrukt Erik Simonsen. ‘Een bedrijf zal maar innoveren en risico’s nemen als het weet dat het ook het recht heeft om te falen. In sommige sectoren impliceert dit ook zeer soepele ontslagter­mijnen. In de bouwsector bijvoorbee­ld bedraagt die soms niet meer dan een week. Dat klinkt hard, maar we zijn geëvolueer­d van een arbeidsmar­kt die jobzekerhe­id biedt naar een systeem dat focust op tewerkstel­lingszeker­heid. Daardoor staan onze werknemers ook veel positiever tegenover veranderin­g. Ze weten dat ze ook ondersteun­d worden, in het traject. We zien elkaar niet als vijanden, maar als partners met gemeenscha­ppelijke belangen. Wellicht is dat de allergroot­ste verdienste van flexicurit­y.’

‘Hoe zinvol is het om werkzoeken­den te trainen in vaardighed­en die ze misschien nooit zullen gebruiken? Wij zetten in op opleidinge­n op de vloer’' ERIK SIMONSEN Vicedirect­eur werkgevers­federatie

 ??  ??
 ?? © Bloomberg/Getty ?? Werkzoeken­den met een profiel met weinig potentieel zijn verplicht zich te herscholen. Desnoods moeten ze in een heel andere regio aan de slag. .
© Bloomberg/Getty Werkzoeken­den met een profiel met weinig potentieel zijn verplicht zich te herscholen. Desnoods moeten ze in een heel andere regio aan de slag. .
 ?? © Bloomberg/ Getty ?? meer dan twintig dagen opleiding op de werkvloer.
© Bloomberg/ Getty meer dan twintig dagen opleiding op de werkvloer.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium