Flexicurity, het geheim van Denemarken
Al ruim twintig jaar zet Denemarken in op een flexibele arbeidsmarkt én een strikte begeleiding van werklozen. De aanpak werpt vruchten af. Maar de vraag is of het model ook zomaar gekopieerd kan worden naar ons land.
‘Vorige week kwam de Franse president hier ook op de koffie’, verwelkomt Erik Simonsen ons. Hij is de vicedirecteur van de Deense werkgeversfederatie DA, die – noblesse oblige – gehuisvest is in een prachtig, statig pand hartje Kopenhagen. Het gaat de Deense economie al flink wat jaren behoor lijk voor de wind, en het vernieuwen de flexicuritymodel inspireert nu blijkbaar ook president Macron in zijn ambitie om de stugge Franse ar beidsmarkt te hervormen. Al wil Erik Simonsen toch even de puntjes op de i zetten. ‘Het eigenlijke flexicurity concept (een samentrekking van flexibility en security, red.) werd officieel wel eind de jaren tachtig in de markt gezet, eigenlijk is ons huidige actieve arbeidsmarktbeleid de vrucht van ruim honderd jaar evolu tie. Dit model valt dus niet eventjes snel te kopiëren. En al zeker niet door wie uit politiek opportunisme alleen die aspecten wil overnemen die toevallig goed uitkomen,’ klinkt het fijntjes. ‘Wat niet belet dat ande re landen in deze tijden van econo mische globalisering en voorthollen de flexibilisering wellicht wel het een en ander kunnen leren van onze aan pak.’
Het Deense arbeidsmarktmodel vertrekt van een aantal welomlijnde en niet altijd onomstreden uitgangs punten, die de voorbije jaren herhaaldelijk verfijnd en uitgediept werden. Heel ruw samengevat: het is een verhaal van rechten en plichten, met hoge werkloosheidsvergoedin gen, een strikte controle van werk zoekenden en een goed uitgebouwd opleidingssysteem voor werkzoeken den én werkenden. Een systeem dat bovendien – en minstens even belangrijk– ook bijzonder goed ge dijt in een samenleving waar werk een hoge sociale status heeft en waar alle betrokken partijen bereid zijn om het collectieve belang te laten primeren op individuele voordelen. Al onze gesprekspartners in Kopen hagen blijven het herhalen: Deense werknemers voelen zich veilig dank zij die hoge uitkeringen en de even strikte als doordachte begeleiding van werkzoekenden én werknemers. En dankzij de relatief soepele ont slagregelingen en de ruime subsidië ring van opleidingen krijgen werk gevers voldoende ademruimte om zich snel aan te passen aan nieuwe economische uitdagingen. Flexibili teit en economische groei in ruil voor opleiding en zekerheid, zeg maar.
Eerst de auto verkopen
Misschien vat Verner Sand Kik het Deense arbeidsmarktbeleid nog wel het best samen. ‘We make our workforce an offer they can’t refuse’, stelt hij, ‘we bieden onze werkne mers een aanbod dat ze niet kunnen weigeren’. De topman van de koepel vereniging van AKasser – nietcom merciële verzekeringsfondsen die onder strikte controle van de overheid staan – is gepokt en gemazeld in het flexicuritysysteem. ‘Net geen negen op de tien Denen zijn vandaag aangesloten bij zo’n Kasse,’ zegt Sand Kirk. Alleen wie zo’n privéverzeke ring heeft, kan aanspraak maken op een verhoogde werkloosheidsuitke ring, als hij zijn baan verliest. Die kan oplopen tot zowat 1.800 euro per maand, een flink pak meer dan el ders in Europa. Die hoge uitkering wordt wel in de tijd beperkt: ooit kon je er als werkloze vijf jaar op terugvallen, een rechtse coalitie bracht die termijn enkele jaren geleden terug tot maximaal twee tot drie jaar. Wie niet verzekerd is of na die periode nog geen nieuwe job gevonden heeft, valt terug op de algemene sociale zekerheid en moet het met minstens 600 euro per maand minder stellen. Wie een eigen woning heeft, een relatief waardevolle auto of minstens 1.400 euro spaargeld, heeft zelfs helemaal geen recht op die basisuitkering. Het idee is dat ze dan eerst hun eigendommen kunnen verkopen of hun spaarpotje aanspreken. Of aankloppen bij hun werkende partner.
‘Wie wel aangesloten is bij zo’n verzekeringskas en zijn baan verliest, moet zich binnen de maand aanbieden voor twee begeleidingsgesprekken: bij de persoonlijke verzekeringskas en in het lokale jobcentrum. Maandelijks komt daar minstens één opvolgingsgesprek bij’, legt Sand Kirk uit. Anders dan in België, is het begeleidingstraject voor werkzoekenden volledig lokaal georganiseerd, in een negentigtal
jobcentra. ‘De regels en criteria voor begeleiding en bijscholing worden nationaal vastgelegd, de lokale uit werking gebeurt op het niveau van de steden en gemeenten. Jarenlange ervaring heeft ons immers geleerd dat een zeer vroege én lokale begelei ding van werkzoekenden de beste re sultaten oplevert. Dit vertaalt zich dan bijvoorbeeld in minstens negen persoonlijke gesprekken tijdens de eerste zes maanden werkloosheid. En in een begeleiding op maat van de werkzoekende, maar net zo goed in functie van de lokale arbeidsmarkt noden. Werkzoekenden met een pro fiel dat nog weinig potentieel biedt, zijn verplicht zich te herscholen en desnoods aan de slag te gaan in een heel andere regio van het land.’
Strenge regels
Ook op dat vlak gelden behoorlijk strenge regels: werkzoekenden zijn verplicht een job te aanvaarden waarvoor ze tot maximaal vier uur per dag onderweg zijn. Sand Kirk verdedigt die aanpak, maar toont zich tegelijk ook kritisch. ‘De regels zijn de voorbije jaren een stuk stren ger geworden, maar ik vrees dat het opleidingsaanbod niet in dezelfde mate gevolgd is. Wat de regering vandaag ook beweert: er is minder geld beschikbaar voor reactivering en levenslang leren, en dat is een spijtige zaak. Want in dit model kan het ene echt niet zonder het andere.’
DAtopman Erik Simonsen nuanceert die kritiek. ‘Het klopt dat er minder geld beschikbaar is voor opleidingen voor werkzoekenden, maar dat heeft alles te maken met voortschrijdend inzicht’, countert hij. ‘Vandaag zetten we veel meer in op opleidingen op de werkvloer. Hoe zinvol is het immers om werkzoekenden te trainen in vaardigheden die ze misschien nooit zullen gebruiken? We proberen werkzoekenden nu op te leiden, zodra ze ergens opnieuw aangeworven zijn. Dat soort opleidingen wordt dan ook door de overheid gefinancierd. Vorig jaar volgde 35 procent van alle Deense werknemers meer dan twintig dagen opleiding op de werkvloer, betaald door de werkgever. In de rest van de EU was dat gemiddeld amper acht procent.’
Levenslang leren
Jeppe Sörensen, consulent bij de confederatie van Deense vakbonden, zit op dezelfde lijn. Zo illustreert hij meteen hoe vakbonden en werk gevers in Denemarken elkaar al bij al vlot vinden in het arbeidsmarktbe leid. ‘Werkgevers en vakbonden staan hier niet met getrokken messen tegenover elkaar. We werken goed samen,’ bevestigt hij. ‘Levens lang leren is hier geen modeterm, het is gewoon een alledaagse realiteit voor de Denen. Om het opleidings aanbod voldoende te laten aanslui ten bij de toekomstige noden van onze bedrijven, zitten werkgevers én vakbonden regelmatig samen om dat aanbod bij te sturen. Het systeem is dus bijzonder flexibel, en de invul ling ervan vloeit voort uit een constante dialoog.’
Eind vorig jaar nog besliste de Deense regering om 335 miljoen euro te investeren in een nieuw oplei dingsfonds. Dat mikt specifiek op de herscholing –op de werkvloer– van werknemers met een opleidingsprofiel dat te weinig aansluit bij de snel evoluerende noden van het bedrijfs leven. Om die investeringen in Europees perspectief te plaatsen: uit Eurostatcijfers blijkt dat Denemarken jaarlijks iets meer dan 3 procent van zijn bnp aan arbeidsmarktbeleid besteedt. Daarmee scoort het land beter dan om het even welk Europees land.
Al die inspanningen vertalen zich ook al jarenlang in opvallend lage werkloosheidscijfers. In 2017 was amper 1,3 procent van de actieve bevolking in Denemarken langer dan een jaar werkloos, in ons land lag dat percentage dubbel zo hoog. Ook de algemene werkloosheidsgraad ligt in Denemarken al jarenlang substantieel lager dan het EUgemiddelde: 4,8 procent in maart van dit jaar, tegenover 7,1 procent voor de EU.
Sörensen: ‘We hebben het voorbije decennium een zware economische crisis doorgesparteld. Vandaag zitten we in een hoogconjunctuur, maar het systeem heeft beide tests goed doorstaan. Dat is in hoge mate
Wie zijn baan verliest, krijgt drie jaar lang 1.800 euro uitkering, daarna wordt dat 1.200 euro. Wie een huis, een auto of 1.400 euro spaargeld heeft, krijgt zelfs helemaal niets
te danken aan de grote flexibiliteit ervan. Elk jaar verandert een op de vier Denen van baan. Wij zijn de Europese kampioen als het erop aankomt mensen snel aan een nieuwe baan te helpen. Dat heeft ons onder meer geholpen om de crisis veel sneller te boven te komen dan de meeste andere Europese landen. Tegelijk kunnen bedrijven hier ook sneller werknemers ontslaan, omdat de ontslagtermijnen relatief kort zijn. In een sterk geglobaliseerde economie is dat een belangrijke troef. Ik wil geen namen noemen, maar een aantal jaren geleden – nog in volle crisis – zag een groot Duits bedrijf met vestigingen in eigen land én in Denemarken zich verplicht een grote productiesite te sluiten. De keuze viel in eerste instantie – niet geheel onbegrijpelijk – op de Deense site. Tot het bedrijf het volledige kostenplaatje berekende en finaal besloot de Duitse site te sluiten.’
Nieuwe job in vijf weken
De volgende dag sporen we naar Kastrup, een slaapstadje even buiten Kopenhagen. Een handvol brandweerhelmen en een imposante zuurstoffles aan de muur van het bescheiden appartement laten weinig ruimte voor twijfel: hier woont een bevlogen spuitgast. ‘Dat klopt’, zegt Daniël Jensen (26). ‘Maar ondertussen heb ik gelukkig ook opnieuw een echte job gevonden.’
Begin mei werd Daniël ontslagen in de garage waar hij toen al enkele jaren als mecanicien werkte. ‘Ik zat nog geen week thuis toen ik bij het lokale jobcentrum ontboden werd. Wat volgde, was een behoorlijk diep gaand gesprek, waarin het niet alleen over mijn opleiding en cv ging, maar ook over alle expertise die ik in mijn leven elders al opgedaan had. Ze zeiden me dat ik bereid moest zijn om desnoods in een heel andere sector te gaan werken. Vanaf week twee moest ik ook wekelijks sollicite ren voor minimaal twee vacatures die ze me aanboden.’
De aanpak wierp al snel vruchten af: half juni kon Daniël opnieuw aan de slag. ‘Iets verder van huis en niet exact hetzelfde werk als ik voordien deed, maar je hoort me niet klagen,’ klinkt het. ‘Ik ben nooit echt bang geweest dat ik geen goede job meer zou vinden, maar deze aanpak motiveert je echt om er ook meteen voor te gaan. De jobconsulenten weten echt wel wat ze doen. De opvolging is heel strikt, maar het systeem werkt wel.’
Die vaststelling loopt ook als een rode draad doorheen al onze gesprekken in Kopenhagen: minstens even essentieel als het verhaal van rechten en plichten is het opvallend grote verantwoordelijkheidsbesef bij werknemers en werkgevers. De sociale welvaartsstaat is er een kostbare verworvenheid waaronder alle partijen samen de schouders moeten zetten. ‘Je kunt werknemers maar voldoende financiële zekerheid bieden als je werkgevers heel flexibel laat inspelen op internationale evo
‘Elk jaar verandert een op de vier Denen van baan. Niemand helpt in Europa mensen sneller aan een nieuwe baan dan wij’
JEPPE SÖRENSEN, Consulent federatie Deense vakbonden
luties en snel wisselende marktomstandigheden,’ benadrukt Erik Simonsen. ‘Een bedrijf zal maar innoveren en risico’s nemen als het weet dat het ook het recht heeft om te falen. In sommige sectoren impliceert dit ook zeer soepele ontslagtermijnen. In de bouwsector bijvoorbeeld bedraagt die soms niet meer dan een week. Dat klinkt hard, maar we zijn geëvolueerd van een arbeidsmarkt die jobzekerheid biedt naar een systeem dat focust op tewerkstellingszekerheid. Daardoor staan onze werknemers ook veel positiever tegenover verandering. Ze weten dat ze ook ondersteund worden, in het traject. We zien elkaar niet als vijanden, maar als partners met gemeenschappelijke belangen. Wellicht is dat de allergrootste verdienste van flexicurity.’
‘Hoe zinvol is het om werkzoekenden te trainen in vaardigheden die ze misschien nooit zullen gebruiken? Wij zetten in op opleidingen op de vloer’' ERIK SIMONSEN Vicedirecteur werkgeversfederatie