We hebben allemaal onze Hongaar
Eindelijk trekt de Europese Volkspartij een grens tussen centrumrechts en extreemrechts. Ze heeft Viktor Orban lang genoeg beschermd, vindt LUUK VAN MIDDELAAR.
‘Rechts van ons staat alleen de wand’, was het motto van CSUleider Franz Josef Strauss (19611988), ooit de fiere rechtsbuiten van de West-Duitse politiek. Met deze aanpak duwde de sterke man van Beieren de Duitse neonazipartij NDP buiten de lijnen van het democratische speelveld. Tussen zijn robuustrechtse CSU en de verboden zone waar het ‘bruin’ werd, mocht niemand zich wringen.
Die mentaliteit zit diep in de Beierse CSU, maar niet alleen daar. Veel WestEuropese conservatieve, christendemocratische en liberale partijen strekken zich graag breed uit. Dat kon prima, zolang iedereen scherp voor ogen had waar het taboe begint. Maar sinds kort is deze democratische oordeelskracht verzwakt. De wand wordt poreus tussen burgerlijk rechts en extreemrechts, tussen opkomen voor vrijheden en de democratie ondermijnen, tussen hameren op vitale nationale binding en uitsluiting van wie vreemd is.
Poetinschool
Dat maakte de stemming deze week in het Europees Parlement tot een schitterend moment van de waarheid. De strafprocedure tegen Hongarije draait niet alleen om de toekomst van de rechtsstaat en democratie daar. Ook het vermogen van burgerlijk rechts om zich af te bakenen van antidemocraten en extremisten staat op het spel staat – dus in laatste instantie de democratische toekomst in al onze landen.
In die zin was de onvermoede stem van grote delen van de Europese Volkspartij (EVP) voor de ‘strafresolutie’ tegen partijgenoot Viktor Orban hoopgevend. Jarenlang namen christendemocraten en conservatieven in Raad en Parlement de Fideszvoorman in bescherming, hoewel hij zich ontpopte tot strong man uit de Poetinschool. Maar nu wijzigden Duitse, Oostenrijkse, Belgische, Nederlandse en andere christendemocraten van koers. Eindelijk trok de partij van Merkel en Juncker een harde grens.
Is het een kentering onder centrumrechts, een teken dat een heilzame afbakening ten opzichte van de extremen in zicht is? Met 250 dagen tot de Europese verkiezingen van mei 2019 is het hele partijlandschap in beweging. Twee schokken woeden voort, elk beukt in op één grote Europese partijfamilie. De financieeleconomische crisis vanaf 2008, vandaag exact tien jaar geleden begonnen, bracht de sociaaldemocratie ernstige klappen toe, met name door concurrentie van uiterstlinks. De migratiekwestie, ten tweede, bedreigt vooral de christendemocratische en conservatieve familie. De strijd op de rechterflank tussen burgerlijk rechts en extreemrechts is uiteraard al langer gaande, maar is versneld door het vluchtelingendrama van 2015 én door de bedwelmende werking van Donald Trumps America first.
Einde Berlusconi
Hier en daar heerst paniek. Het schrikbeeld van gematigd rechts is Silvio Berlusconi. De oude vos ging dit jaar met zijn Forza Italia een verbond aan met een vermeende juniorpartner: de Lega van Matteo Salvini. Maar die laatste stak hem in de verkiezingen fluitend voorbij, is inmiddels de sterke man in de nieuwe Italiaanse regering en peilt 30 procent. Einde Berlusconi. In Zweden won de antimigratiepartij vorige zondag weliswaar minder dan verwacht (van 12 naar 17 procent), maar het ordewoord was hetzelfde: grenzen dicht.
In Frankrijk zitten Les Républicains van hardliner Laurent Wauquiez klem tussen de nationalisten van Marine Le Pen en de centristen van Emmanuel Macron. Maar bij de CSU in Beieren zit de schrik het diepst, nu ze bij de deelstaatverkiezingen van 14 oktober haar volstrekte meerderheid dreigt te verliezen. De antimigratiepartij AfD doet exact wat God en Strauss verboden: ze vecht zich in tussen CSU en ‘de wand’.
Op dit benarde gezelschap werkt Viktor Orban niet als autoritaire boeman, maar als brenger van hoop in bange dagen. De lokroep van zijn antimigratieagenda overstemt zorgen om de democratische afbraak. Zo ontregelt de Hongaar van velen het politiekmorele kompas, zoals de Straatsburgse stemming genadeloos blootlegde. Binnen de EVP stemden de Franse en Italiaanse partijen van Wauquiez en Berlusconi tégen de strafresolutie, hetzelfde deed de Beierse CSU (minus fractieleider Manfred Weber, een man met hogere ambities). Met vier onthoudingen schaarde ook Bart De Wevers NVA zich in dit kamp.
Verwarring uitbuiten
In Nederland riep de rechtse publicist Joshua Livestro centrumrechtse partijen onlangs op tot ideologische afbakening. Bezorgd ziet hij het discours verglijden van rechts naar extreemrechts. Livestro spreekt uit ervaring: in 2010 adviseerde hij de conservatiefliberale VVD van Mark Rutte in zee te gaan met Geert Wilders, in de hoop diens PVV door een onderdompeling in het bestuur te temmen. Achteraf erkent hij zijn ongelijk: ‘In hun ijver om de opkomst van extreemrechts te blokkeren, hebben centrumrechtse partijen ruim baan gegeven aan een agenda die verdeeldheid zaait en de vrije samenleving ondermijnt.’
Op welke grond kan centrumrechts grenzen trekken? Toch zeker twee. Allereerst de democratie zelf, dus precies de rechtsstaat, persvrijheid, vrijheid van vereniging en academische vrijheid die in Hongarije op het spel staan. Daartegen mag zwaar geschut worden gebruikt, zo als de ‘atoombomprocedure’ uit artikel 7. Deze ondergrens moeten alle democratische partijen verdedigen.
De moeilijkheid met Orban is dat deze formele kritiek – dat hij ‘de democratie’ schoffeert – overloopt in inhoudelijke kritiek, op standpunten over islam en vluchtelingen. Voor het laatste is meer aandacht, maar het eerste is erger. Zelf buit hij die verwarring uit. Het Hongaarse verweer na de resolutie luidde niet: ‘Wij respecteren de democratie wel’, maar ‘Dit is een wraakactie wegens onze standpunten over migratie en asiel’. Tactisch slim, want zo verzwakt Orban het tegenfront.
Barmhartigheid of kruistocht?
Dat laat onverlet dat er over migratie inhoudelijk debat mogelijk moet zijn. Als de democratie naar vorm eenmaal gewaarborgd is, is het aan de christendemocraten onderling te bepalen wat ze christelijk vinden, en of dat allemaal in één partij past. Ergens op het spectrum van ‘Bijbelse barmhartigheid’ naar ‘kruistocht tegen de islam’ moet een inhoudelijke grens lopen, zou je denken. Een grens waarop de EVP splijt, of een antimigratiepartij zich afscheidt – een partij die dus niet bij voorbaat antidemocratisch hoeft te zijn. Dát is de breuk waarmee de Beierse CSU de CDU in Berlijn soms bedreigt, de tegenzet waarmee Orban (geen democraat) in een straffe zomerrede de EVP chanteerde, het gat in de markt waarnaar ook anderen lonken. Welke geesten dan uit de fles komen, is onzeker, maar het zou wel inhoudelijke klaarheid bieden op het democratische speelveld. Vervolgens is het aan die partijen om te bewijzen dat terughoudendheid inzake migratie niet gelijkstaat aan vreemdelingenhaat of nativisme.
Tot slot: fascinerend hoe deze partijpolitieke herschikking plaatsvindt in de gedeelde Europese arena. Het was voor de EVP simpelweg ongeloofwaardig om met Merkel én Orban op het affiche de kiescampagne van mei 2019 in te gaan. In de slag om het politieke midden in WestEuropa werd de Hongaar hun achilleshiel, zoals de Franse president Macron haarfijn aanvoelde. Zo strafte het verzengende licht van de Europese openbaarheid in Straatsburg hypocriete halfhartigheid af en dwong tot kleur bekennen. En grensbepaling.
De lokroep van Orbans antimigratieagenda overstemt zorgen om de democratische afbraak