Wat heet hit?
Nog snel plak ik met ducttape de band rond mijn basgitaar wat vaster. Gisteren slipte die tijdens een emotionele scène uit mijn handen, waardoor ik een heel nummer in een onhandige yogapositie moest spelen. Het leverde zeker iets op, maar niet iets wat voor herhaling vatbaar is. Wat volgt is het gebruikelijke ritueel waarbij ik mijn ondergoed rechttrek en mijn neus nog eens volstrekt onnodig snuit. In een klein hokje dat coulisse heet wacht ik tot het licht uit en weer aangaat, en dan is het zover. Mijn musical.
Het is kwart voor tien ’s avonds, dit is voorstelling nummer zestien, of was het zeventien? Elke dag lijkt op de andere als een zwarte op een donkerblauwe sok. Avonden onder het theaterlicht hebben zich als oud zweet in mijn catsuit gekristalliseerd, ik stink als het washandje van gisteren. Ik moet toch echt dringend mijn kostuum eens wassen. Vannacht misschien.
Wanneer ik moe ben, is een zekere zin voor melodrama nooit veraf. The show must go on, zeg ik tegen mezelf, in het Engels. Ik plak een glimlach over mijn tanden, een riedeltje rolt routineus mijn vingers uit: laremila. Hupsakee, gezwind de scene op, en spelen! Maar als ik mijn oogopslag het publiek in sla zinkt mijn hart in mijn schoenen.
De zaal waar mijn musical speelt heeft een tribune waar ongeveer zeventig mensen in passen. Vandaag zijn zes van die stoeltjes gevuld. Zés. Zelfs geen paardenkop in de zaal. De vorige voorstellingen waren nu ook niet bepaald uitverkocht, maar met een beetje verbeeldingskracht kon ik het glas – en de zaal – nog min of meer halfvol denken. Deze keer kan ik de koppen in één blik tellen. Ik zei het al, het zijn er zes.
Dit is het Edinburgh Fringe Festival, en mijn voorstelling is een van de vijfduizend die vanavond naar de aanwezigheid van een publiek dingen. Als je het zo bekijkt mag ik al van geluk spreken dat die zes mensen er überhaupt zitten. Maar gelukkig ben ik niet. Ik hoopte op zoveel meer. Ik hoopte op een hit.
Als voldoende mensen er op een bepaald moment van overtuigd zijn dat je succesvol bent, dan ben je dat ook. Het cruciale punt waarop dat gebeurt, heet hit. Iemand vindt iets goed omdat haar buur het goed vindt, en als jij of je prfirma genoeg buren kan bereiken is je broodje gebakken en wordt je naam overal te lande in aanrechten gebeiteld. A household name. Plotseling sier je alle voorpagina’s en staat je telefoon roodgloeiend. Tenminste, dat denk ik, want mij is het nog nooit overkomen.
Als er iets is wat Fringe gedaan heeft, dan is het mij volledig ontdoen van elke aandrang mezelf te verkopen. Gedurende een maand verandert Edinburgh in een lasagne van flyers, sterren worden op posters geplakt, loze citaten beloven u de hemel in theatervorm, praatjes vliegen ongevraagd langs ieders oren.
En soms gebeurt het dat een van die vijfduizend voorstellingen inderdaad plotsklaps uitverkocht is. Massa’s staan verwoed in de rij, huilen als ze net naast het laatste kaartje grijpen, proberen de volgende dag opnieuw. Hoe dat komt, Joost mag het weten, maar ik weet het niet. Het is een hit!
Hoe moet ik mij als kunstenaar staande houden tussen al die commercie? Hoe behoud ik mijn integriteit onder geweldige publieksgolven of het gebrek daaraan? Ik heb voor mezelf een mentale constructie gebouwd die, als ze niet waar, dan toch ontzettend praktisch en gezond is. Het gaat zo: er is een verschil tussen een succes en een hit.
Mijn voorstelling is een succes, omdat ze degelijk in elkaar zit, omdat mensen die er voor mij toe doen dat zeiden, omdat het publiek lacht op de juiste momenten en muisstil is op andere, maar vooral: omdat ik het zélf een waanzinnig goede musical vind. Maar er is geen magische sneeuwbal aan het rollen gegaan, de voorstelling is niet uitverkocht, mijn plaatje wordt niet tot vervelens toe in Arotatie op de radio gedraaid. Het is geen hit. Betekent dat dat ik gefaald heb?
De spot gaat uit en het zaallicht gaat aan. De zes mensen in het publiek joelen van enthousiasme, over anderhalve wang zie ik tranen rollen. Dan ga ik nu naar huis, eindelijk mijn kostuum eens wassen. Vanavond was een succes.
Mijn voorstelling is een van de vijfduizend die vanavond naar de aanwezigheid van een publiek dingen. Als je het zo bekijkt mag ik al van geluk spreken dat die zes mensen er überhaupt zitten