De bijl erin DAVID TROCH
Lang leve de bijl en de kettingzaag! In de eerste helft van dit jaar zijn er in Vlaanderen voldoende vergunningen uitgeloofd om bos ter grootte van vijftig voetbalvelden te kappen. Prachtig. Dat hebben we ongetwijfeld aan ons nationaal voetbalelftal te danken. Nu zij het meer dan voortreffelijk doen, moet de vraag naar speelruimte niet bij te benen zijn. Elke jongeling staat te dringen om in de voetsporen van zijn favoriete Rode Duivel te treden. Mijn zoon van zes is een van hen. Elk weekend sta ik zoonlief langs de zijlijn aan te moedigen. En te vloeken als zo’n eikel van de tegenpartij hem als was hij een twijgje omvergeworpen heeft.
Het voorbije weekend speelde hij met zijn kameraden op verplaatsing. Het terrein bevond zich aan de rand van een bos. Meteen had ik de reflex om mijn bijl uit de auto te halen – mijn kettingzaag zeul ik niet overal mee naartoe – en al die bomen te lijf te gaan. Onbegrijpelijk dat de plaatselijke bestuursleden blind waren voor de gigantische uitbreidingsmogelijkheden die dat bos bood. Nu stelden ze zich tevreden met twee armzalige voetbalveldjes. Met gras dat je tijdig moet maaien en bemesten. En dat bij het minste spatje regen in een modderpoel verandert. Godzijdank kwam die pas na affluiten met bakken uit de lucht, of ik had naar de supermarkt een nieuwe doos waspoeder mogen halen.
De voorzitter van de club waarbij mijn zoon aangesloten is, heeft onlangs opgebiecht dat zijn huwelijk dreigde te stranden doordat hij en zijn zeven zonen elke week een berg besmeurde kleren achterlaten. Omdat hij een broertje dood heeft aan de was en de plas doen, overtuigde hij zijn bestuursleden om te investeren in kunstgrasvelden. Op woensdag traint mijn zoon nu op een plastic mat gevuld met rubberkorrels. Het mag regenen wat het wil, hij mag vijftig keer tegen de grond worden gewerkt, vuil wordt zijn voetbaltenue niet. Bovendien heeft zo’n kunstgrasveld een specifieke geur die je aan alles behalve aan een fikse boswandeling doet denken.
Die drie kunstgrasvelden bij de voetbalclub van mijn zoon, dat is al een behoorlijke oppervlakte. Maar vijftig voetbalvelden bij elkaar – allemaal in van dat onverslijtbaar plastic – is pas het echte werk. Omdat ik zelf niet zo’n voetballer, maar eerder een langeafstandsloper ben, probeer ik het me in te beelden door er in gedachten een tartanbaan rond te leggen. De binnenbaan van een reguliere piste is 400 meter lang. Eentje rond vijftig kunstgrasvelden maakt dus een slordige twintig kilometer. Lijkt me heerlijk om die afstand op een atletiekbaan af te leggen zonder eindeloos rondjes te moeten draaien. Ben ik van die lange duurlopen tussen de eekhoorns in het bos verlost.