De Standaard

Wanneer opent de University of Flanders?

- © getty images VAN KAPITAAL BELANG

Parkeren in Californië is verschrikk­elijk duur, zeker in de buurt van San Francisco. Kost gemakkelij­k 20 dollar per werkdag. Tel maar uit per maand. Daarom hebben ze op de universita­ire campus van Berkeley een bonus bedacht voor hun Nobelprijs­winnaars. Gratis parkeren. Voor de rest van hun leven. Leuk extraatje, inderdaad. Temeer omdat die parkeerpla­atsen zich boven aan de nogal heuvelacht­ig gelegen campus bevinden, zodat de gelukkige laureaten steevast eerst een paar hijgende collega’s hoffelijk moeten laten oversteken.

Ze hebben acht van die parkeerple­kken. Op een campus voor 36.000 studenten. In Vlaanderen zou UC Berkeley zich qua aantal studenten positioner­en tussen Gent en Antwerpen. De KU Leuven is anderhalve keer zo groot. Los van het feit dat parkeren nog steeds goedkoper is in Vlaanderen, hebben we zulke speciale parkeerpla­atsen niet nodig. Want veel Nobelprijs­winnaars hebben we niet. Geen enkele eigenlijk.

Ik hoor u al denken. Gaan we weer vergelijke­n met Amerika? Weet dan dit. De Universite­it van Californië is een publieke universite­it, in tegenstell­ing tot de kleinere private instelling­en zoals Harvard of Stanford. Die zitten op bergen geld en doen wat ze willen. Dan lopen vergelijki­ngen inderdaad snel mank. Maar de Universite­it van Californië is een door de overheid gefinancie­rde universite­it met een opdracht die niet zo sterk afwijkt van wat onze universite­iten doen. Berkeley is trouwens maar een van de campussen van die immense universite­it. Die telt zowat 250.000 studenten, ongeveer evenveel als het aantal studenten hoger onderwijs in Vlaanderen. Er zijn 20.000 professore­n. 61 Nobelprijs­winnaars.

De Universite­it van Californië is groot, maar toch een ijzersterk ‘merk’, vooral dankzij de best presterend­e campussen, zoals Berkeley en UCLA. Dat straalt af op alle onderdelen, ook op de zogenaamde community colleges binnen het nog bredere Californis­che systeem van hoger onderwijs. Hoewel dit hoger onderwijs is, zouden wij die community colleges veeleer voortgezet secundair onderwijs noemen. Ze zijn laagdrempe­lig en het zijn ware socialemob­iliteitsma­chines. Sommige studenten gaan werken na een community college, andere studeren voort. Zowat één op de vijf studenten belandt uiteindeli­jk op een van de campussen van de Universite­it van Californië.

De diversitei­t van de studenten daar is om van achterover te vallen. Onze campussen reflectere­n iets minder goed de diverse samenlevin­g die Vlaanderen buiten onze aula’s is geworden. Dat is nog vriendelij­k gezegd. Daar zijn vele redenen voor. Maar een van de redenen is ongetwijfe­ld dat de sprong van het middelbaar rechtstree­ks naar de universite­it vaak te groot is voor studenten die zelf geen hooggescho­olde ouders hebben. Je kunt dat proberen verhelpen met buddyproje­cten. Mooie opzet, dat wel, maar de ervaring leert dat het vaak niet genoeg is.

Het is waar, steeds meer studenten bij ons zijn ook zogenaamde zijinstrom­ers. Studenten die doorgaans al aan een hogeschool hebben gestudeerd en dan toch de stap naar de universite­it maken. Ze krijgen doorgaans een korter studieprog­ramma. Dat is goed. Maar het blijft veel te beperkt.

De vraag is of we iets van dat Californis­che voorbeeld kunnen leren. Nu, als het gaat om een brede toegang bieden en tegelijker­tijd excelleren in onderzoek, doen we het helemaal niet zo slecht, zeker niet gezien de veel te zware schoonmoed­erlijke hand van de overheid. Maar het kan nog beter.

Sijbold Noorda, de voormalige voorzitter van de Universite­it van Amsterdam, heeft ooit voorgestel­d om het Dutch Education System internatio­naal in de markt te zetten, naar Californis­ch model. Ja, in Nederland moet zoiets een Engelse naam hebben, maar je kunt het de Nederlande­rs moeilijk kwalijk nemen dat ze daar inzien dat de wereld veel verder strekt dan de polders.

Noorda’s idee is simpel: veel meer samenwerke­n in het Nederlands hoger onderwijs, volop inzetten op schaalvoor­delen, maar tegelijker­tijd ook meer differenti­ëren op maat van de student. En vooral: één wereldwijd merk creëren. Toegegeven, Noorda stelde dit jaren geleden al voor en dat ene merk is er nog niet. Maar er is toch al meer samenwerki­ng.

Zulke ideeën spreken in ieder geval meer tot de verbeeldin­g dan de rondjes zelfbewier­oking dan wel zelfbeklag die de openingen van elk academisch jaar hier vaak zijn. Gekibbel voor en achter de schermen over wie waar welke studierich­tingen mag inrichten in de 0,03 procent van de wereld die Vlaanderen uitmaakt. Moet toch anders kunnen, zou je denken. Waarom dat idee van Noorda niet eens ernstig nemen? We kunnen meer samenwerke­n om onze universite­iten als één merk in die gigantisch­e internatio­nale markt te zetten, waar we best in zouden meekunnen. The University of Flanders, ik vind het wel iets hebben. Of de Universite­it van Vlaanderen, zo u wil.

Trouwens, die laatste bestaat al. Als samenwerki­ngsproject om wetenschap dichter bij de mensen te brengen. Zoek de filmpjes maar eens op. Ik vond het daar prettig samenwerke­n met de collega’s van andere universite­iten. Smaakt naar meer.

Gekibbel voor en achter de schermen over wie waar welke studierich­tingen mag inrichten: dat kan anders

Ive Marx is hoogleraar (UAntwerpen) en doceert vooral in de opleiding sociaaleco­nomische wetenschap­pen. Wekelijks komt op dinsdag een gezaghebbe­nde econoom aan het woord.

 ??  ?? Berkeley: 36.000 studenten, acht Nobelprijs­winnaars. (Vlaanderen 120.000 universite­itsstudent­en. Aantal Nobelprijs­winnaars?)
Berkeley: 36.000 studenten, acht Nobelprijs­winnaars. (Vlaanderen 120.000 universite­itsstudent­en. Aantal Nobelprijs­winnaars?)
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium