VN vragen vrijlating Servisch gezin
De Kinderrechtencommissie van de Verenigde Naties vraagt de vrijlating van het Servische gezin dat vastgehouden wordt in het gesloten centrum van Steenokkerzeel met het oog op een uitwijzing. De VN volgen de argumentatie van de familie dat de opsluiting van de kinderen hun fysieke en psychologische ontwikkeling zware schade toebrengt.
De ngo Défense des Enfants vraagt dat de Belgische staat onmiddellijk gevolg geeft aan het VNverzoek. Maar in een reactie liet de Dienst Vreemdelingenzaken al weten dat niet te zullen doen. ‘Het VNcomité is in België hiervoor niet bevoegd, en dus zullen wij het gezin ook niet vrijlaten’, zei de woordvoerder aan de VRT.
Het Servische gezin was het eerste dat in augustus werd ondergebracht in de speciaal voorziene woonunits voor families met kinderen in Steenokkerzeel. Het werd al eens vrijgelaten, ging toen op de loop en werd opnieuw opgesloten. (pvm)
BRUSSEL I Matthias Diependa ele, NVAfractievoorzitter in het Vlaams Parlement, haalde gisterochtend het cijfer drie keer aan op Radio 1 om het beleid van de Vlaamse regering te verdedigen: ‘De koopkracht van de Vlaming is tussen 2017 en 2019 met 7 procent gestegen’. Daarmee echode hij zijn ministerpresident Geert Bourgeois (NVA), die zowel in zijn Septemberverklaring als in een interview in de zakenkrant De Tijd de opmerkelijke stijging in de verf had gezet.
Maar klopt de bewering van Bourgeois en Diependaele wel? Bij het Federaal Planbureau val len ze enigszins uit de lucht, en daar blijkt een goede reden voor te bestaan. Want er is een tikfout in de tekst van Bourgeois geslopen: de koopkrachtstijging slaat op de hele regeerpe riode, dus van 2014 tot 2019. In het Vlaams Parlement sprak Diependaele gistermiddag wel over een koopkrachtverhoging van 7 procent ‘tijdens deze legis latuur’.
Is de bewering dan wel correct als we deze ‘tikfout’ met de mantel der liefde bedekken? Uit de tabellen van het Planbureau blijkt dat het inkomen van alle Vlamingen samen in vijf jaar tijd met 16 procent gestegen is. Corrigeren we dat voor inflatie, dan bedraagt de stijging van het reëel beschikbaar inkomen
7,5 procent. Maar in die periode komen er ook 173.100 Vlamingen bij. Om te weten of de doorsneeVlaming rijker geworden is, moeten we ook voor de bevolkingsgroei corrigeren. Dat betekent: tijdens de regeerperio de van de regeringBourgeois is de koopkracht met 4,7 procent gestegen. Dat is zeker geen slechte prestatie. De regeringLeterme/Peeters deed tussen 2004 en 2009 met 6 procent weliswaar beter, maar in de regeerperiode daarna zakte de koopkracht per Vlaming met meer dan 5 procent.
Is het terecht dat de Vlaamse regering de pluimen op haar hoed steekt? Volgens het Planbureau zijn de belangrijkste verklaringen de jobgroei, meer inkomen uit vermogen en belastingverminderingen, zoals de taxshift. Die drie factoren stuwen de koopkracht in het hele land, zo blijkt uit de cijfers van het Planbureau. In Brussel is de koopkracht in vijf jaar netto met 3,2 procent gestegen. In Wallonië met 3,6 procent.
Bourgeois stipte in zijn Septemberverklaring aan dat de taxshift wel federaal mag zijn, maar dat ook Vlaanderen zijn steentje bijdroeg door het inkomstenverlies op Vlaams niveau niet te compenseren met bijkomende belastingen. Hij haalde ook drie andere belastinghervormingen aan: de registratierechten op de aankoop van een huis en de erf en schenkrechten. Dat is opmerkelijk, want officieel is de hervorming van de registratierechten budgetneutraal, waardoor ze geen effect heeft op de koopkracht. De hervormde erfbelasting was goed voor een belastingverlaging van 98 miljoen euro. Dat staat gelijk met een koopkrachtverhoging van 0,066 procent.
Tot slot nog dit: in ons land zijn er enkel Belgische inflatiecijfers, geen Vlaamse. Daardoor onderschatten de cijfers de koopkrachtverlaging van bijvoorbeeld de Turteltaks of de verhoging van het studiegeld voor het hoger onderwijs. Tegelijk wordt de afschaffing van diezelfde Turteltaks niet volledig doorgerekend in de koopkrachtverhoging.
Conclusie. Tussen 2014 en 2019 stijgt de totale Vlaamse koopkracht met 7,5 procent. Een deel van die stijging komt louter doordat de bevolking toeneemt. De gemiddelde Vlaming ziet zijn koopkracht met 4,7 procent stijgen. Dat is een aanzienlijke koopkrachtverbetering, maar minder groot dan Bourgeois en Diependaele laten uitschijnen. Daarom beoordelen we de stelling als ‘eerder niet waar’.