De illusionist, de detective, de misdadiger
Het werk van Michaël Borremans heeft altijd iets bevreemdends en raadselachtigs. Op zoek gaan naar de geheimen ervan, is als ronddolen in een labyrint. vond in Paul De Moor een ongewone gids.
Niet zo lang geleden gaf een rapport van de Wereldgezondheidsorganisatie het enorme belang van stilte aan. Gebrek aan stilte heeft ongeveer dezelfde negatieve effecten op onze gezondheid als het teveel aan fijn stof in de lucht. Maar wat is dat, stilte? Het is niet domweg de afwezigheid van geluid. We zijn nooit zonder geluid, en dat hoeft ook niet. Wie zich in een volslagen geluiddichte ruimte bevindt, hoort de eigen hartslag en het ruisen van het eigen zenuwstelsel – zoiets is eerder griezelig dan stil. Stilte heeft veeleer te maken met de afwezigheid van het overbodige, van het teveel aan stimuli. Het woord stilte is etymologisch verwant aan het stilvallen van de wind en aan het stilstaan bij de dingen. Wanneer iets ernstigs gebeurt, dan zeggen we dat we er stil van worden. Dat wil niet zeggen dat we niet meer praten, of dat we alle geluid verbannen. Het heeft veeleer te maken met aandacht, met het onderscheid tussen wat er echt toe doet en wat onbelangrijk is. Wie de stilte ervaart, richt de aandacht op de essentie.
Paul De Moor is een schrijver die stilte creëert. Hij weet niet alleen welke kunstenaars van belang zijn, hij weet ook waarom dat zo is. Hij beschrijft kunstwerken als sacrale plaatsen – denk aan een kerk, een tempel, een zentuin, een museum: plekken die een andere morele orde oproepen dan de gewone publieke ruimtes. Het praten is er gedempt of afwezig. De waarneming verscherpt, het bewustzijn verhoogt en verfijnt.
Het maakt De Moors teksten zelf tot kunst: zijn woorden leiden ons bewustzijn weg van de normale gang van zaken, weg van de gangbare stream of consciousness waaraan we allen onderhevig zijn. Ze doen het zachtzinnig, ze roepen niet, ze dwingen je niet. Ze verleiden je. Ze fluisteren je toe: kijk daar eens, zag je dat, zou je niet zeggen dat … Voor je het weet zit je in de mentale sfeer waar hij je hebben wil: de ruimte waarin stilte heerst en je aandacht aanscherpt, waar het kaf van het koren wordt gescheiden.
Daarom zijn de boeken van Paul De Moor jeugdboeken. Ze stralen het wonderlijke van de eerste ervaring uit, ze baden nog niet in een elitaire en volwassen sfeer van ‘ik ken dit alles al, je kan me niks meer wijsmaken’. De kracht van zijn boeken zit in de eenvoud, in de blik die voor het eerst iets ziet dat verrast, verwondert, verbaast en verstilt.
Behalve luchtvervuiling kennen we ook lichtvervuiling. Maar de boeken van Paul De Moor gaan over stiltevervuiling of, liever: ze gaan ertegen in. Ze leiden ons bewustzijn naar plekken, voorwerpen en inzichten die het waard zijn om bij stil te staan, om stil van te worden, om tot stilstand te komen. De Moors boeken zijn het circulatieplan dat ons een stilteroute aanbiedt, weg van het lawaai, van de drukte en van al wat overbodig is.
ons naar het werk van Michaël Borremans. De ondertitel ervan luidt: ‘Schilderen over geheimen.’ Het werk van Michaël Borremans lijkt soms heel even realistisch, maar het heeft altijd en onmiddellijk iets bevreemdends en raadselachtigs. Het is soms wreed, altijd esthetisch en vaak intrigerend. Je kan niet anders dan erbij tot stilstand komen. Je weet dat de kunstenaar je manipuleert, maar er valt niet aan te ontkomen. Borremans kent geen genade.
De kunstboeken van Paul De Moor maken ons vertrouwd met het werk van hedendaagse kunstenaars die de erfgenamen zijn van de wereldbefaamde oude meesters. Dat betekent niet dat je daar blij of rustig van wordt. De stilte kan ook confronterend zijn. Wie stilstaat bij het werk van Michaël Borremans, beseft al snel dat het niet bepaald geschikt is voor gevoelige zielen. Misschien wil je de geheimen waarnaar De Moor verwijst niet kennen. Ze zouden weleens ontwrichtend kunnen zijn. Je voelt dat ze informatie bevatten waar je stil, maar ook kil van kan worden. Informatie die je misschien liever niet had gekregen, geheimen die beter bedekt waren gebleven door de sluier van onwetendheid.
Maar zodra je zover bent gekomen, is het al te laat. De kunstenaar heeft je klem en oefent net zoveel macht over je uit als over de figuren die hij in zijn werk afbeeldt. Je kan geen kant meer op, je voelt je als de vogeltjes in het werk 10 and 11, je weet dat Michaël Borremans je kan laten dansen zoals de machteloze, amechtige figuurtjes in zijn schilderij On the grind.
Je kijkt naar die enigmatische werken, opgenomen in het boek van Paul De Moor. Misschien word je wel kwaad op de auteur, die een gids blijkt te zijn die je niet naar een plek brengt waar het goed vertoeven is, maar naar een plaats die je desoriën teert, naar een landschap dat je als unheimlich moet beschrijven. Je kijkt naar je kompas, maar de naald blijkt verdwenen. Wat voor circulatieplan is dit eigenlijk?
dat elk schilderij cryptische boodschappen bevat. Wellicht zijn er over tientallen schilderijen heen codes verborgen, je wil de sleutel vinden die tot de ontcijfering leidt, maar telkens als je denkt dichter bij de oplossing te komen, maakt Borremans in een volgend werk duidelijk dat er geen oplossing kán worden gevonden. Is het omdat zijn werk, tegen de intuïtie in, geen raadsels bevat en alleen dat wil uitdrukken, namelijk dat het zinloos is om over zijn werk – en misschien zelfs over de hele wereld – na te denken in termen van problemen en op
De woorden van Paul De Moor verleiden je. Ze fluisteren je toe: kijk daar eens, zag je dat, zou je niet zeggen dat …
lossingen? Of kan je geen oplossing vinden omdat de raadsels te lastig zijn, of intrinsiek onoplosbaar, zoiets als het vijftiendeeeuwse Voynichmanuscript of, dichter bij onze tijd, de Codex Seraphinianus?
Het is zo frustrerend dat het op kwaadaardigheid van de kunstenaar