1892 Hypnose wordt een hype
Hypnotiseurs kunnen aan het eind van de negentiende eeuw rekenen op een enthousiast publiek, maar ze lokken ook controverse uit. Een wet probeert in 1892 de grens te trekken tussen show en wetenschap.
In de herfst van 2017 moest de Canadese hypnotiseur Messmer onverwacht zijn tournee door Franstalig België stopzetten. De procureur des Konings van Bergen had zijn shows verboden en verwees daarbij naar een wet uit 1892, die niemand nog leek te kennen. Dat was nochtans ooit anders. Veel Europese landen zagen de Belgische wet destijds als een model. Die verbood niet alleen hypnoseshows, maar kende ook nagenoeg een monopolie toe aan artsen voor het toepassen van hypnose bij minderjarigen en geesteszieken.
De wet erkende zo het wetenschappelijke statuut van hypnose en was ook een antwoord op het succes van rondreizende magnetiseurs, die niet medisch geschoold waren, maar wel te zien waren op de theaterpodia van Europese steden. Die praktijken gingen vaak terug op het achttiendeeeuwse ‘dierlijk magnetisme’, dat ook als ‘mesmerisme’ bekendstond, genoemd naar de Weense arts Franz Anton Mesmer. Mesmer had ontdekt dat hij allerlei symptomen kon verhelpen door met de hand strijkbewegingen te maken over het lichaam van zijn patiënten. Zelf verklaarde hij dat dit kwam doordat hij het ‘magnetisch fluïdum’ in de patiënt opnieuw kon deblokkeren, en het zenuwstelsel in harmonie kon brengen met het universum.
Doordat magnetisme merkwaardige effecten kon veroorzaken, zoals een toestand van kunstmatige slaap, was het een geliefd thema voor experimenten in besloten kring en voor publieke opvoeringen. Een minderheid van de artsen zette het dierlijke magnetisme ook in als medische therapie, maar er floreerden wel veel irreguliere genezingspraktijken. Kritiek was er evenzeer, onder meer van de Franse Academie voor Geneeskunde, die in 1837 het bestaan van het magnetisme ontkende.
Medische diva’s
Vanaf het midden van de eeuw trad het magnetisme in een nieuwe gedaante naar voren, als hypnose. Die werd nu omschreven als een aan slaap verwante neurologische toestand, die bijvoorbeeld kon worden opgewekt door te kijken naar een blinkend voorwerp. Rond 1880 kreeg hypnose wetenschappelijke erkenning, in de eerste plaats via het werk van de befaamde Parijse neuroloog JeanMartin Charcot.
Voor Charcot was hypnose een middel om symptomen van hysterie te reproduceren en te beïnvloeden. Hij trainde een aantal van zijn patiënten tot ‘professionele’ hystericae, die voor een publiek de verschillende stadia van de hysterie konden belichamen. De grens tussen wetenschap en entertainment was daarbij flinterdun. De theatraliteit en de aantrekkingskracht van die wekelijkse lessen, waarbij behalve studenten geneeskunde ook allerhande bezoekers aanwezig waren, werden nog versterkt doordat de relatie tussen de mannelijke arts en de vrouwelijke hystericae erotisch geladen was. Een handvol van hen – Marie Wittmann bijvoorbeeld, bekend onder de naam Blanche – transformeerde zo van patiënt tot medische diva. Rond de figuur van de hysterica ontstond ook een brede culturele fascinatie, onder meer op de podia van het cabaret en het caféconcert.
Ondertussen bleef het magnetisme in zijn oude vorm bestaan, als een irreguliere geneeswijze, maar ook als een vorm van entertainment. Een van de magnetiseurs, Alfred Edouard d’Hont, die uit Luik afkomstig was en onder de naam Donato optrad, experimenteerde met deelnemers uit het publiek door de zintuigen uit te schakelen of net te activeren. Hij suggereerde dan bijvoorbeeld koude, of ontnam iemand het spraakvermogen. Hij liet mensen ook een andere identiteit aannemen met bijbehorend rollenspel (mannen die vrouwen werden of andersom), hij deed ledematen verlammen of liet het hele lichaam verstijven. Soms leidde dat tot indrukwekkende taferelen, zoals een lichaam dat als een plank tussen twee stoelen bleef liggen. Naar aanleiding van Donato’s voorstellingen in Zwitserland wees een Zwitserse arts in 1882 voor het eerst op het gevaar van publieke voorstellingen van magnetiseurs. Zijn publicatie zou veel weerklank vinden. Het succes van Donato’s voorstellingen had vol
gens de auteur een ware ‘magnetische koorts’ onder de bevolking veroorzaakt.
Een concreet voorval van een verkrachting door een man die een meisje geregeld magnetiseerde, bracht een nieuw vraagstuk aan de orde: hoe gevaarlijk was hypnose? Het was de start van een bredere golf van argwaan bij artsen en bij lokale overheden. In Frankrijk vaardigden tal van stadsbesturen naar aanleiding van Donato’s passage een verbod op publieke voorstellingen uit. In Italië barstte in 1886 controverse los en werd de befaamde arts en criminoloog Cesare Lombroso een fervent criticus van Donato. In januari 1887 liet ook Charcot zich negatief uit over magnetiseurs.
Helend voor brandwonden?
Een reeks Brusselse shows vormde de aanleiding voor het wetsontwerp dat minister Jules Le Jeune in januari 1888 aan het parlement voorstelde. In die shows trad de Franse magnetiseur De Torcy op met een dierentemmer en liet hij zijn jonge slaapwandelaarster, Mlle Lucia, in een kooi met drie leeuwen opsluiten. De Brusselse pers riep op tot een verbod op dergelijke spektakels.
Maar het voorstel van Le Jeune was niet alleen het resultaat van publieke consternatie over De Torcy’s voorstellingen. Binnen de Belgische medische wereld was kort tevoren ook ergernis ontstaan over de claims van de Luikse hoogleraar wijsbegeerte en psychologie Joseph Delboeuf. Delboeuf, die zelf geen arts was, experimenteerde met hypnose en schuwde de polemiek niet. In 1887 stelde hij in een lezing aan de Koninklijke Academie voor Wetenschappen experimenten voor die hij met enkele collega’s van de universiteit van Luik had uitgevoerd. Het onderzoek toonde volgens hem de helende werking van hypnose bij de genezing van brandwonden. De lezing, waarvan ook samenvattingen in de pers verschenen, bevatte een eerbetoon aan al wie de wetenschap van de hypnose had ontwikkeld, ondanks het scepticisme van het medische establishment. Ook magnetiseurs zoals Donato behoorden daartoe: ‘Men kan niet loochenen dat zij meer voor de zaak hebben gedaan dan alle faculteiten Geneeskunde van Frankrijk en Italië samen.’
Delboeuf mocht dan wel beklemtonen dat Donato’s voorstellingen ongevaarlijk waren, in de debatten die vanaf 1888 in de Academie voor Geneeskunde en het parlement werden gevoerd, waren slechts twee artsen die mening toegedaan. Net als in het buitenland verwezen voorstanders van een verbod op publieke voorstellingen naar de morele, medische, criminele en politieke gevaren waartegen de toeschouwers van de spektakels beschermd moesten worden. Hypnose werd daarbij geassocieerd met een verlies van vrije wil, een verhoogde gevoeligheid voor waanzin en met de beïn vloedbaarheid van mensenmassa’s. In een tijdperk waarin sociale protesten uitbraken en de socialistische partij pleitte voor algemeen mannenstemrecht, was het verband tussen de invloed van een hypnotiseur op zijn publiek en die van een radicale volksmenner op een arbeidersmassa snel gelegd. Ook het debat over de vraag wie hypnose in een therapeutische context mocht beoefenen, werd gekleurd door verwijzingen naar de verhoogde nerveuze gevoeligheid en het risico op degeneratie in een stedelijk leven.
Nadat de wet in 1892 een gedeeltelijk monopolie aan artsen had toegekend, groeide de interesse in hypnose in kringen van onder meer psychiaters en neurologen: zij hoopten hypnose te kunnen inzetten bij de behandeling van bijvoorbeeld verslavingen of chronische pijn. De therapeutische hypnose ontpopte zich als een vorm van psychotherapie. Ze zou al snel concurrentie krijgen van de psychoanalyse en in elk geval nooit een door iedereen erkende vorm van therapie worden. Ook het gebruik van hypnose als anestheticum zou marginaal blijven binnen de medische wereld. De academische triomf waarvan JeanMartin Charcot zo had gedroomd, kwam er niet.
Kaat Wils is gewoon hoogleraar aan de KU Leuven en hoofd van de onderzoeksgroep Cultuurgeschiedenis vanaf 1750. Zij doet onderzoek naar de medische, intellectuele en gendergeschiedenis. Morgen: Kolenrush in Limburg. Meer lezen? U vindt de volledige reeks op standaard.be/wereldgeschiedenis
De Franse magnetiseur De Torcy liet zijn jonge slaapwandelaarster, Mlle Lucia, in een kooi met leeuwen opsluiten. De Brusselse pers riep op tot een verbod op dergelijke spektakels