‘De kennis over infusen is onvoldoende bij artsen en verpleegkundigen’
BRUSSEL I Het is een gewoonte op veel spoeddiensten: een patiënt wordt binnengebracht en krijgt een infuus aangebracht. ‘Daarin zit meestal water, suiker, zout en kalium. Vaak hebben patiënten deze stoffen niet nodig omdat ze via andere manieren vocht binnenkrijgen, bijvoorbeeld omdat ze zelf nog kunnen drinken of eten, of omdat ze medicatie krijgen die veel vocht bevat’, zegt professor Manu Malbrain, diensthoofd Intensieve Zorg van het UZ Brussel.
‘Eventjes iemand aan een infuus leggen, is niet erg. We willen geen angstcultuur creëren. Maar in de praktijk stellen we vast dat deze infusen vaak blijven hangen en bijgevuld worden, zeker wanneer patiënten enkele dagen in het ziekenhuis opgenomen blijven. Omdat daarover onvoldoende wordt nagedacht en overlegd, kan dattot gevaarlijke toestanden leiden.’ Het gaat dan om het zwellen van organen en zelfs orgaanfalen.
Net als antibiotica
Het UZ Brussel zal artsen en verpleegkundigen begeleiden, om alleen wanneer het echt nodig is patiënten een infuus te geven. ‘We prenten het medisch personeel in dat infusen geen zak met water zijn, maar een volwaardig medicijn dat nevenwerkingen kan hebben. Men moet telkens de afweging maken of een volgend infuus wel nodig is.’
‘Zoals iedereen weet dat antibiotica geen “snoepjes” zijn, willen we de boodschap verspreiden dat een infuus alleen moet worden aangebracht wanneer dat echt nut heeft.’
Er is nog werk aan de winkel. ‘We hebben zowel artsen als verpleegkundig personeel getest op hun kennis over het gebruik van infusen. Samengevat: dat leverde een onvoldoende op. De kennis daarover is helaas ontoereikend.’(wer)
MANU MALBRAIN UZ Brussel