Leren van José Happart
lijk belang aantonen.
Dat juridische argument hanteerde CD&Vfractieleider Servais Verherstraeten gisteren in het parlement. ‘Er moet geen overleg zijn binnen de ministerraad’, klonk het. ‘We zijn grondwettelijk perfect in orde.’ Maar dat is kort door de bocht. Er zijn ook politieke – weliswaar onafdwingbare – regels die de democratie vormgeven. ‘Het is een grondwettelijke bewijs van consensus?
gewoonte dat de regering in consensus beslist’, zegt professor staatsrecht Patricia Popelier (UAntwerpen).
Dat gewoonterecht schrijft voor dat een minister die niet akkoord gaat met de consensus die zich in de regering aftekent, twee opties heeft: plooien of zelf opstappen. Maar die regel is vooral bedoeld om de regering te beschermen tegen de balorigheid van een individuele minister. Gezien het steeds toenemende belang van coalitievorming in de Belgische democratie, zijn experts het erover eens dat het wel degelijk essentieel is dat alle partijen binnen die meerderheid akkoord gaan met minstens alle belanghebbende beslissingen (DS 4 december). ‘Zonder die regel is het coalitiesysteem niet mogelijk’, zegt professor grondwettelijk recht Jan Velaers (UAntwerpen).
De vraag is echter hoe die consensus vastgesteld moet worden. Volgens Velaers blijkt nergens uit dat dat per se binnen de ministerraad moet zijn. ‘Dat kunnen ook andere organen zijn’. Velaers verwijst naar de toespraak die premier Michel hield in september bij de VN, waarin hij expliciet zei dat België het pact zou goedkeuren. ‘Dat kan hij normaal gezien alleen hebben gezegd als er consensus was’, klinkt het. ‘Hij heeft daar beleid afgekondigd, en dat is de eerste stap in de uitvoering daarvan.’
Nieuwe consensus
Uit documenten die De Standaard kon inkijken, blijkt dat op een zogenaamde Coormulti, waar de betrokken ministers, de vicepremiers en de premier het standpunt bepalen over internationale vraagstukken, van 12 september de regeringspartijen ‘akkoord’ gingen ‘met de tekst en bijgevolg met de goedkeuring door ons land’, en zelfs de promotie ervan. De vertegenwoordigers van de NVAministers bleven afwezig, maar de verantwoordelijke Belgische diplomaat verklaarde in het parlement dinsdag dat ook die kabinetten de conclusies hebben gekregen en dat er met hen overleg is gepleegd, maar dat er ‘nooit het signaal’ is gekomen ‘dat er een probleem is’. Als uit de voorbereiding effectief consensus blijkt, zoals Open VLD, MR en CD&V beweren, dan is het aan de NVA om een nieuwe consensus te bereiken om het pact toch niet te steunen.
De NVA is het met die redenering niet eens. ‘Men moet mij de datum geven waarop de regering hierover heeft beslist’, zei De Roover gisteren. ‘Dat is niet gebeurd, dus gaan we ervan uit dat er geen beslissing is genomen.’ In Terzake trad professor grondwettelijk recht Stefan Sottiaux (KU Leuven) die zienswijze bij. De huidige heisa rond het pact is ‘voldoende om het op de regeringstafel te brengen’, zei hij. Ook Popelier vindt dat in dit geval de ministerraad over de kwestie het laatste woord moet krijgen.
Op die manier is het onduidelijk wie – Michel of de NVA – de ander kan verwijten de regels te hebben gebroken en als winnaar uit de perceptieoorlog komt. Maar vaststaat wel dat als Michel de Belgische afgevaardigde in New York de opdracht geeft om het pact goed te keuren, het de facto aan de NVA zal zijn om die beslissing te slikken, of op te stappen.