Leeskoorts
Wat zou ik op 30 januari 1926 graag een schoolmeisje geweest zijn. Het liefst een leerling van Hayes Court in Kent. In kleermakerszit op het tapijt in de drawing room. Die dag kwam Virginia Woolf, die nog maar een halfjaar tevoren Mrs Dalloway gepubliceerd had en bezig was aan To the lighthouse, langs voor een lezing – een vriendendienst, want de schrijfster kende de ouders van verschillende leerlingen. Het onderwerp dat ze koos, is de bedrieglijke eenvoud zelve: ‘Hoe lees je een boek?’.
De lezing lijkt een praktische handleiding voor de beginnende lezer die overweldigd is door de aanblik van een goedgevulde bibliotheek. Ze loopt over in een pleidooi, een ode aan vrijheid, onbevangenheid, onafhankelijkheid. Leesplezier om het leesplezier. De boodschap: wie zich overgeeft aan lectuur en zich openstelt voor de schrijver, haalt mogelijk de hemel naar de aarde.
Laat je lectuur rustig uitwerken, nazinderen, luidt een van de adviezen. ‘Wacht tot het stof van het lezen is neergedaald, tot de strijd en de vragen zijn weggeëbd. Ga wandelen, praten, knip de dode bloemen uit een rozenstruik of val in slaap. En opeens, ongewild, want op die manier zorgt de natuur voor dit soort kenteringen, komt het boek op een andere manier terug. Het zal ten slotte als één geheel in het bewustzijn komen bovendrijven.’
Woolf eindigt met een mooi beeld dat de meisjes zal hebben aangesproken: ‘Zelf heb ik weleens gedroomd dat als de Dag des Oordeels aanbreekt en de grote veroveraars, advocaten en staatslieden hun beloning in ontvangst komen nemen – hun kroon, hun lauwerkrans, hun naam onuitwisbaar in eeuwig marmer gehouwen – de Almachtige zich tot Petrus zal wenden en – niet zonder enige afgunst wanneer hij ons ziet aankomen met onze boeken onder de arm – zegt: “Kijk, zij hoeven geen beloning. Wij hebben hun hier niets te bieden. Zij hielden van lezen.”’ Wie leest, die leeft pas ten volle. Die heeft geen belofte van een hiernamaals nodig.
Het essay is pas nu vertaald (door Barbara de Lange, die eerder al werk van Woolf vertaalde) voor uitgeverij Bijleveld. Is die late inhaalbeweging het papier nog waard? Ja! Ook elders in de bundel knisperen Woolfs ideeën nog – ze schrijft over vrouwen en fictie, geeft advies aan lezers en schrijvers, beschouwt de plaats van de literatuurkritiek. En ze heeft haar visie op de grote doden, maar ook op een tijdgenoot als Hemingway.
Bovenal voel je dat Virginia Woolf hartgrondig bleef geloven in de eeuwige kracht van boeken, voor de common reader die we allemaal zijn, net zo goed als voor de jachtige professionele recensent die zij soms was. Andrew McNeillie, de man die Woolfs essays in vijf dikke delen verzamelde, noemt haar ‘bijna ziekelijk gepassioneerd’.
Ik vraag me af hoeveel schoolmeisjes van Hayes Court zich lieten aansteken door die zalige koorts.
Wie leest, die leeft pas ten volle