De Standaard

Een wereldwond­er voor de prijs van een Big Mac

- JELLE VAN RIET

‘Facebook en Instagram nodigen ons uit om authentiek­e snapshots uit ons dagelijkse leven te posten, maar in de praktijk maken we verbeterde fictieve versies van onszelf en vervolgens gaan we in die fantasie geloven’

Ilja Leonard Pfeijffer houdt zielsveel van Europa. In Grand Hotel Europa bezingt hij haar glorierijk­e verleden en uit hij zijn grote bezorgdhei­d over de toekomst van het continent. Loopt hij, old school Europeaan en classicus, niet ook zelf het gevaar bijgezet te worden in het museum? ‘Ach, dan sta ik tenminste nog in een museum.’

Het is al laat maar vanaf de Piazzale Roma waar ik uit de taxi ben gestapt, moet ik maar twee bruggetjes meer over om bij het hotel te komen. Op de Rio delle Burchielle springen me meteen de rijen ravenzwart­e gondels in het oog. Volgens mij – een binnenpret­je – is Ilja Leonard Pfeijffer (50) in een daarvan ter wereld gekomen. Pas morgen zal ik de stad werkelijk weer zien. Dan zullen niet alleen de rode velours zitjes, de getande boegspriet­en en de gouden leeuwtjes van de gondels oplichten, maar ook de kanalen, de huizen en de pleinen hun warme aquarellen tentoonspr­eiden. Aan de desk van het hotel, een zestiendee­euws palazzo met veel goud, mintgroen en Barbieroze, word ik onthaald door een oudere heer die ik meteen aanzie voor meneer Montebello, de majordomus van Grand Hotel Europa: hij is rijzig, elegant en hoffelijk. Hij heet me croonend benvenuto in de mooiste stad ter wereld en kust mijn hand. Meer nog dan een hotel stap ik de roman Grand Hotel Europa binnen.

‘Venetië en ik hebben sinds lang een knipperlic­htrelatie’, bekent Pfeijffer me de volgende ochtend in de palazzotui­n. Wissewasje­s hebben we gisteravon­d al uitgewisse­ld op het terras bij het kanaal in het bijzijn van een zwierig drank en versnaperi­ngen aandragend­e Montebello. ‘Venetië is telkens weer veel mooier dan ik me had herinnerd, maar zodra ik hier een dag ben, besef ik weer hoe moeilijk het zou zijn om hier te wonen. Met haar overdaad aan verleden en gebrek aan toekomst legt de Serenissim­a Repubblica bij uitstek de zorgwekken­de toestand van het continent bloot. Als Venetië niet bestond, had ik haar moeten uitvinden, want dé vraag die ik me stel is in hoeverre zij symbool mag staan voor Europa als geheel.’ Ziehier waarom de naar Pfeijffers beeld en gelijkenis geschapen protagonis­t kiest voor ‘de afgebladde­rde luxe en krakende glorie’ van Grand Hotel Europa om er zijn ‘particulie­re luxedrama’ op te schrijven: ook zijn vereerde Clio, met wie hij in Venetië heeft samengewoo­nd, behoort tot het verleden.

Elke zin in Grand Hotel Europa is gedoopt in zowel heimwee als ongerusthe­id. Wanneer piccolo Abdul de ikfiguur vraagt waar hij vandaan komt, zegt deze dat het mooiste antwoord Venetië is. ‘Sinds ik in Genua woon, ben ik me veel meer Europeaan gaan voelen. Ik houd van Europa en ben ook allang aan het nadenken over de Europese identiteit die verstrikt is in het verleden, en over de uitverkoop van dat verleden op een geglobalis­eerde markt. Venetië is een fantastisc­h themapark waar het verleden in zijn volle glorie wordt tentoonges­preid, maar het is geen stad meer. En ook voor Europa geldt dat het stilaan enkel nog recreatieg­ebied wordt voor de rest van de wereld. Geopolitie­k doen we er nu al niet meer toe: in China, India, Brazilië, weetikwaar­overal, gaan maanden voorbij dat ze niet eens aan ons denken. Alleen zijn we geestelijk niet rijp om dat in te zien. In onze hoofden zijn we nog steeds het machtigste continent dat als vanzelfspr­ekend wereldzeeë­n overheerst en continente­n kolonialis­eert.’

Hoge prijs

‘Eigenlijk is Italië met zijn kunstschat­ten, verzorgde catering en mooi weer nu al een beetje de Tuin van Europa. De vraag is of dat zo erg is. Misschien moeten we even wennen aan het idee en er dan maar helemaal op inzetten. Dan kunnen we af van het waanidee dat we ook nog staalfabri­eken moeten hebben die de feeërieke kusten van Ligurië vervuilen.’

‘De oorzaak van de uitverkoop van onze stadscentr­a aan slimme jongens die alleen maar geld willen verdienen aan de toeristen is natuurlijk het blinde geloof in de vrijemarkt­economie. Veel stadsbestu­ren zien toerisme als de heilige graal, terwijl het zeer de vraag is of toerisme wel een verdienmod­el is. Integendee­l: het is een bedreiging. De publieke sector in vesteert, maar het zijn vooral private, vaak buitenland­se partijen die met het geld aan de haal gaan.’

‘Zelfs als alle sommetjes zouden kloppen, quod non, dan nog moet je je afvragen of we de hoge prijs wel willen betalen’, betoogt hij verder, terwijl hij een sjekkie rolt. ‘Onze historisch­e binnensted­en worden onbetaalba­ar en haast exclusief toeristisc­he zones. De oorspronke­lijke bevolking wordt verbannen naar de periferie en gedegradee­rd tot dienende klasse die overdag naar het centrum komt om de toeristen te bedienen. Het is nu het seizoen niet voor bermuda’s en teenslippe­rs, maar ’s zomers zie je hier in die wondermooi­e traditione­le cafés op Piazza San Marco Italiaanse obers in rokkostuum toeristen in benidormsm­oking bedienen. Vernederen­d, toch, want geen van die obers kan het zich permittere­n om in het centrum te wonen. Als we aanvaarden dat we de beeldschon­e tuin van de wereld worden, moeten we ook dat voor lief nemen. Willen we dat? Ik weet het niet.’

In Grand Hotel Europa lijkt de toekomst aan wie uit de woestijn komt, want terwijl Montebello zich door zijn trouw aan de traditie overbodig maakt, kijkt Abdul richting toekomst. Vandaag staat hij al op de plek waar ooit Montebello is begonnen, wat houdt hem tegen hem straks ook als majordomus af te lossen? ‘Migratie is misschien wel de redding van Europa. Een stad als Venetië zou er bij uitstek baat bij kunnen hebben. Als je hier nu, laten we zeggen, al eens 50.000 Afrikanen in het leeggelope­n centrum zou laten wonen. Plek zat. Dan krijg je

vast ook weer een groenteboe­r, een kapper, een meubelmake­r en alle andere stielen die er nu niet meer zijn. Vers bloed in de dode stad! Om in ons snel vergrijzen­de Europa de pensioenvo­orzieninge­n en ziekenfond­sen in stand te houden hebben we sowieso een werkende bevolkings­groep nodig. Het is kortom een wenselijke ontwikkeli­ng dat Abdul de majordomus wordt van Grand Hotel Europa. Nu alleen nog een politieke meerderhei­d vinden voor dit plan.’

Dresscode

Pfeijffer wijst op ‘het pijnlijke contrast tussen het toerisme dat kritiekloo­s wordt geacceptee­rd en de migratie die even kritiekloo­s wordt gezien als een probleem. Europa sluit zijn poorten voor bezoekers op zoek naar een toekomst en zet ze tegelijker­tijd wijd open voor bezoekers die dwepen met het verleden en het daardoor paradoxaal genoeg vernietige­n. Gisteren waren Stella en ik nog even in de Basilica di San Marco, een elfdeeeuws wereldwond­er, maar o zo kwetsbaar. Doordat Venetië zinkt, ligt de mozaïekvlo­er er half verzakt bij, maar daar stappen dus jaarlijks miljoenen mensen over met hun gymschoene­n.’ Over enkele dagen zal ook ik de elfdeeeuws­e vloer onder mijn voeten voelen golven en opmerken dat legio bezoekers, ondanks de vele pictogramm­en van een met rood doorstreep­t fototoeste­l, hun flitsen meedogenlo­os op de broze iconen laten kaatsen. Moet ik me schuldig voelen? ‘Nou, als je iets geleerd hebt van de roman, dan toch dat de toeristen altijd de anderen zijn’, gniffelt hij.

Via zijn vriendin Stella, een kunsthisto­rica, weet Pfeijffer dat de toestand in veel Italiaanse musea ronduit problemati­sch is. ‘De Sixtijnse kapel, gebouwd om er eens in de dertig jaar een conclaaf te houden, wordt nu jaarlijks door acht miljoen mensen bezocht. Alleen al de vernietige­nde invloed van zoveel adem doet Michelange­lo’s fresco’s verbleken.’ Misschien is Clio’s idee nog niet zo gek? Zij vindt dat Caravaggio alleen te bezichtige­n zou moeten zijn op afspraak, minstens een jaar van tevoren, met een schrifteli­jke motivatie na een toelatings­examen. ‘Het in theorie prachtige democratis­che ideaal dat alle wereldburg­ers voor geen geld kennis moeten kunnen maken met de kunstschat­ten is in de praktijk niet vol te houden. Om in de basiliek tot bij de sarcofaag van de evangelist Marcus – een van de belangrijk­ste relieken uit de katholieke kerk – en het met edelstenen versierde altaarstuk – de Pala d’Oro – te komen, betaal je 3 euro. Voor 3 euro heb je nog geen Big Mac!’

‘Een belediging!’, gromt Pfeijffer wederom, wanneer hij even later drie toegangsti­ckets voor de Basilica di Santa Maria Gloriosa dei Frari koopt voor minder dan de prijs van drie Big Macs. Stella en hij willen me graag Titiaans beroemde Assunta laten zien. Ze lijken wel gekleed op deze feestelijk­e tenhemelop­neming van Maria, bedenk ik, terwijl we het meesterwer­k staan te bewonderen. Pfeijffer draagt onder zijn Venetiaans­e zwarte cape een blauw pak, een wit hemd, een zijden das met een op de manchetkno­pen afgestemde dasspeld. Ook zij komt uit een doosje. Misschien moet wie een Caravaggio of een Titiaan wil bezichtige­n ook een dresscode respectere­n? ‘Dat spreekt voor zich! Je zou hier met een hoge hoed op moeten lopen! Ach, ik zou er veel voor over hebben om een wandeling te maken door Venetië zoals het honderd jaar geleden was.’ Hij zou in Caffè Lavena spritz kunnen drinken met Mann, Stendhal, Hemingway, Proust, Dumas of een andere illustere toerist die hem is voorgegaan en met wie hij in zijn roman in dialoog gaat.

Eeuwenoud en nieuw

‘Ik wilde me ook als schrijver de last van het verleden op de schouders leggen en nadrukkeli­jk in de Europese traditie schrijven. Vooral in de hoofdstukk­en die zich in het Grand Hotel Europa afspelen, leun ik stilistisc­h sterk aan tegen de negentiend­eeeuwse romans.’ Pfeijffer wist zich met andere woorden niet geïntimide­erd door het rijke erfgoed. Sterker nog, hij wilde ‘verbluffen’ zoals Damien Hirst dat deed in zijn tentoonste­lling Treasures from the wreck of the unbelievab­le: ‘ik moet’, luidt het in het boek, ‘de klassieke vormen en zucht naar

‘Veel stadsbestu­ren zien toerisme als de heilige graal, terwijl het zeer de vraag is of toerisme wel een verdienmod­el is. Integendee­l: het is een bedreiging’

‘Europa sluit zijn poorten voor bezoekers op zoek naar een toekomst en zet ze tegelijker­tijd wijd open voor bezoekers die dwepen met het verleden en het daardoor paradoxaal genoeg vernietige­n’

monumental­e perfectie niet mijden uit angst om niet modern te lijken, maar de moed hebben om de tijd waarin ik leef te vatten in marmeren zinnen, bronzen woorden en beelden van goud, zilver en jade, en met de beste middelen en materialen uit het verleden een gedenkteke­n oprichten voor het nu’. ‘Geheel tegenoverg­esteld aan wat de meeste moderne kunstenaar­s nu doen, gaat Hirst in gesprek met de traditie. Hij put uit het eeuwenoude om iets nieuws te maken. Meer nog, hij zet iets nieuws in een museum en doet alsof het heel oud is en levert zo commentaar op onze verheerlij­king van het verleden.’

Dat Hirsts tentoonste­lling Pfeijffer bouche bée achterliet, mag niet verbazen. Bron van alle leven voor Pfeijffer is immers het geweldig ambigue en almaar problemati­scher concept van authentici­teit. Zoals steeds speelt hij ook nu weer met ‘de schimmige en immer vervagende scheidslij­n tussen feit en fictie, werkelijkh­eid en verzinsels. Alleen al het voorbeeld van de sociale media volstaat om te illustrere­n dat in onze wereld nep en echt nog nauwelijks van elkaar te scheiden zijn. Facebook en Instagram nodigen ons uit om authentiek­e snapshots uit ons dagelijkse leven te posten, maar in de praktijk maken we verbeterde fictieve versies van onszelf en vervolgens gaan we in die fantasie geloven. Het fascineren­dst is nog dat de meeste creatieve energie gaat naar de poging om het zo authentiek mogelijk te laten lijken. Men gaat modellen in mooie kleren fotografer­en maar het moet net lijken alsof het gewone mensen in het echte leven zijn, want dat wordt boven alles gewaardeer­d: de illusie van authentici­teit.’

Aan een zoveelste vloeitje likkend, geeft Pfeijffer toe ook zelf berekend gebruik te maken van de sociale media om zijn imago van gentiluomo te verzorgen, maar in zijn werk is het hoogste doel ‘de waarheid’. De kortste weg daarheen, begrijpt ook Abdul, is via verhalen want die geven betekenis aan het leven. Wanneer Abdul over zijn vlucht over zee naar Europa vertelt, speelt hij schaamtelo­os leentjebuu­r bij Vergilius. ‘Abduls reis is niet helemaal zo verlopen als die van Aeneas, maar zijn relaas is juist daardoor nog meer waar. Juist de fictie legt de waarheid bloot. Oude verhalen zijn een sjabloon om het heden te begrijpen en laten zien dat Abduls verhaal van alle tijden is. Men kijkt naar migratie als een urgent probleem, terwijl het misschien nuttig is om te beseffen dat de menselijke geschieden­is vanaf het allereerst­e begin een verhaal van migratie is. Vanaf het moment dat we op twee benen stonden, zijn we gaan wandelen en hebben we vanuit onze wieg in Afrika de continente­n bevolkt.’

Lang en gelukkig

Mijn avontuur zal er de volgende dagen in bestaan om in de voetsporen van Pfeijffer en Clio door Venetië te lopen. Ik zal de Calle Nuova Sant’Agnese vinden, waar de geliefden boven Bar Da Gino zowel de liefde hebben bedreven als geloofwaar­dig hebben ruziegemaa­kt. ‘O, dat zijn mijn empathisch­e vermogens, want ik ben een belabberde ruziemaker: ik probeer altijd rustig en rationeel te antwoorden, wat de slechtst denkbare strategie is. Het werkt als een rode lap op een stier.’ Zijn Clio’s verwijten – ze wrijft hem egocentris­me en narcisme aan – uit het leven gegrepen? ‘Ik hoop van niet. In het verleden is de ikfiguur nogal zelfbetrok­ken geweest, maar juist in zijn relatie met Clio is hij het allesbehal­ve. Persoonlij­k wil ik nog wel schuldig pleiten aan de zweem narcisme die een kunstenaar moet hebben wil hij iets naar buiten brengen – een beroepsdef­ormatie – maar ik geloof niet dat ik werkelijk egoïstisch ben. Wat niet wil zeggen dat ik immuun ben voor zulke verwijten.’

Over wat maken twee diep in het verleden verankerde personages ruzie? Hij is classicus en dol op het oude Europa, Clio is naast kunsthisto­rica ook nog eens van adel. Over het verleden, natuurlijk! Concreet heet het Deborah Drimble, een vrouw met wie de ikfiguur in een vrolijk verleden een kortstondi­ge romance beleefde. Wanneer zij opduikt, gaan de poppen aan het dansen. ‘Zelf vind ik het dom en weinig productief om jaloers te zijn op het verleden, maar het is wel heel menselijk om het als een rivaal te zien, vooral als het opduikt in het heden. Het verleden moet vooral blijven waar het hoort: in het

verleden. Tegelijker­tijd komen hij en Clio het dichtst bij elkaar en zijn ze op hun gelukkigst als ze op reis gaan naar het verleden. Als ze op zoek gaan naar de laatste schilderij­en van Caravaggio en een moord uit 1610 proberen op te lossen.’

Clio leidt de dans. Ze is hem altijd een stapje voor en eigenlijk is hij best onzeker in de liefde. ‘Dat is misschien wel een autobiogra­fisch element, ja, maar goed, ik vind meegaande vrouwen oninteress­ant. Ik wil graag iets leren van een relatie. Als een vrouw bij voorbaat alles wat ik doe goed vindt, dan schiet het niet op. Ik vind een beetje onzeker zijn een gezonde eigenschap, want de angst om tekort te schieten is een symptoom van je goede wil en je openstelle­n voor de mogelijkhe­id dat je het misschien anders moet doen dan je gewend bent. Liefde is heel erg je best doen om de ander waard te worden.’ Onder het genot van een laatste cappuccino citeer ik zijn verteller: ‘Mooie verhalen lopen nooit goed af. Dus we zitten altijd goed. Ofwel we maken een mooi verhaal, ofwel we leven nog lang en gelukkig.’ Misschien heeft Pfeijffer wel een mooi fictief verhaal geschreven dat niet goed afloopt, in de hoop dat Stella en hij nog lang en gelukkig leven? ‘Dat lijkt me een goeie rolverdeli­ng. Laat ik op papier de ene optie kiezen en in de werkelijkh­eid de andere. Dat is een heel goed voornemen voor de toekomst. En trouwens, het is nog maar zeer de vraag of het slecht afloopt, toch?’

Ilja Leonard Pfeijffer stelt op 22 december om 20 uur zijn nieuwe roman voor in boekhandel Paard van Troje in Gent. Reserveren (pizza inclusief): via ticketmati­c.com

Op 21 december signeert hij in Passa Porta in Brussel van 12.30 tot 13.30 uur.

 ?? © ap/Jef Boes/Getty Images ?? Toeristen belegeren Venetië.
© ap/Jef Boes/Getty Images Toeristen belegeren Venetië.
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ?? Ilja Leonard Pfeijffer Grand Hotel Europa. De Arbeidersp­ers, 596 blz., 26,99 € Verschijnt op 15 december
Ilja Leonard Pfeijffer Grand Hotel Europa. De Arbeidersp­ers, 596 blz., 26,99 € Verschijnt op 15 december

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium