Marwa alSabouni architecte in verwoest Homs
Van een gezellige mengelmoes verwerd Homs tot een aaneenschakeling van getto’s. Moderne stedenbouw vernielde het sociale weefsel en werd een voedingsbodem voor de Syrische burgeroorlog. Architecte Marwa alSabouni wil haar stad heropbouwen op mensenmaat.
Zestig procent van Homs, thuisstad van de architecte en boekhandelaarster Marwa alSabouni, werd tijdens de oorlog in Syrië met de grond gelijkgemaakt. ‘In het oude gedeelte werd laag na historische laag vernield – prachtige moskeeën, kerken, badhuizen, villa’s. Er lagen doden in de straten, mensen verkommerden in de gevangenissen. Dan heb je geen hart om te treuren over de vernietiging van Palmyra, dat al lang vóór de oorlog werd verwaarloosd.’ Ze was verbijsterd over de selectieve verontwaardiging van het Westen daarover, hoe prachtig en waardevol de site ook was.
Vandaag zijn in Homs de straten weer vrijgemaakt en heeft de overheid plannen voor de wederopbouw. Maar die zinnen haar niet. Zeker niet die voor de wijk Baba Amr, die tijdens de belegering werd platgewalst. ‘Met kille torengebouwen en brede lanen dreigen de projectontwikkelaars van het regime de oude fouten te herhalen.’
Volgens alSabouni speelden architectuur en stadsontwikkeling een rol in het uitbreken van het Syrische conflict. ‘Het is uiteraard niet de enige factor, maar wel een belangrijke.’ Architectuur, luidt de centrale stelling in haar veelgeprezen boek The battle for home, kan een gevoel van samenhorigheid bevorderen, dan wel bevolkingsgroe pen uiteendrijven en het sociale weefsel vernietigen. Dat laatste is precies wat er in Homs en andere Syrische steden is gebeurd.
Minderwaardigheidsgevoel
AlSabouni wijst de Franse kolonisator met de vinger. In de oude steden stonden kerken naast moskeeën en in de soeks handelden mensen van alle achtergronden en overtuigingen met elkaar. Het oude Homs was een plek ‘van bomen, jasmijn en fruit’.
‘Maar de Fransen stelden een architect aan om het stedelijk weefsel uit te dunnen. De rijken werden uit de oude stad weggelokt naar een nieuwe wijk met moderne blokken. Ook de christenen, die altijd een streepje voor hadden bij de Fransen, kregen hun eigen wijk. De stad werd een aaneenschakeling van “getto’s” op basis van klasse, geloof en etnie, gescheiden door brede doorgangswegen. Die grenzen werden de eerste frontlinies in de oorlog. In dit westerse – zogezegd “verbeterde” – concept van de stad was het oude samenhorigheidsgevoel verdwenen. Voorheen was de stad opgebouwd rond clusters, gebaseerd op familiebanden. Dat is een totaal ander stedelijk weefsel.’
Hebben ook vader en zoon Hafiz en Bashar alAssad, die samen Syrië al 88 jaar besturen, architec
tuur als politiek instrument gebruikt? ‘Het heeft diepere wortels dan één familie. De erfenis van de kolonisatie leeft in heel het MiddenOosten voort, ook in de gewezen Britse gebieden. Onze samenlevingen raken maar niet verlost van ons inferioriteitscomplex tegenover het Westen. We zijn diep verdeeld tussen hartstochtelijke dwepers met en fanatieke haters van het Westen, maar beiden worden gedreven door een gevoel van minderwaardigheid.’
Goudmijn
De opleiding architectuur lijdt volgens alSabouni aan dezelfde kwaal. ‘We onderwijzen nog steeds enkel westerse ideeën. We bestuderen hoe de westerse steden in de jaren 60 en 70 werden herbouwd, maar we begrijpen er de catastrofale gevolgen niet van.’
Met haar volgende boek, dat bijna klaar is, hoopt ze architecten wereldwijd ervan te doordringen dat stedenbouw de cohesie moet bevorderen – zoals haar ontwerp voor de wijk Baba Amr.
Voor Homs is het nog niet te laat. ‘De stad is bevroren in de tijd’, stelt ze vast. Voor ze aan de wederopbouw kunnen beginnen, moet het eigendomsrecht worden uitgeklaard van de beschadigde huizen, waar krakers hun intrek namen. De rechtmatige eigenaars krijgen daar maar een korte periode de tijd voor, wat het voor vluchtelingen haast onmogelijk maakt hun bezit te recupereren. AlSabouni vreest daarom dat projectontwikkelaars uiteindelijk gouden zaken zullen doen. ‘En ondertussen wordt het geld gespendeerd aan ridicule projecten.’
Bouwen met boeken
Bij de wederopbouw kunnen boeken volgens alSabouni een belangrijke rol spelen. Al lijken boeken niet meteen een basisbehoefte in een door oorlog verwoeste stad, toch durfden alSabouni en haar man het drie jaar geleden aan om een boekhandel te openen in het puin van Homs.
Homs telde destijds een miljoen inwoners. In 2011 was het een van de eerste steden die tegen president Bashar alAssad in opstand kwamen. Het Syrische leger antwoordde met nietsontziende bombardementen. In rebellengebied stierven mensen van honger, dorst en gebrek aan geneesmiddelen. Drie jaar duurde de belegering; pas eind 2015 bliezen de laatste rebellen de aftocht.
Hebben de mensen na al die ellende nog geld voor boeken? ‘Blijkbaar wel. We zijn nog niet failliet’, zegt Marwa alSabouni. De ‘oorlogseconomie’ blijkt sommigen geen windeieren te leggen.
‘We specialiseren ons in Engelstalige leerboeken die worden gebruikt in privéonderwijsinstellingen, en daarvoor is er een groeiende markt. De mensen willen hun kansen opkrikken door hun talenkennis te verbeteren. Velen hopen op een baan bij een internationale instelling, anderen willen emigreren of gewoonweg op reis.’
In het begin was de bevoorrading een hachelijke zaak. ‘De weg tussen Damascus en Homs was levensgevaarlijk – overal lagen scherpschutters op de loer. Gaandeweg werd het veiliger, al moest je lange tijd nog grote omwegen maken om de frontlijn te vermijden. Nu zijn de wegversperringen opgedoekt.’
Zelf heeft alSabouni ook een tijd les gegeven aan een universiteit in Hama, maar daar hield ze mee op uit frustratie ovrt de manier waarop ze in die privéscholen ‘mensen heropbouwen’ en met kennis omgaan.
Tien jaar geleden – dus nog voor de oorlog – werd het Syrische onderwijs geprivatiseerd. ‘Daardoor zijn de universiteiten grote ondernemingen geworden. Studenten vinden dat ze recht hebben op een diploma omdat ze betalen voor hun opleiding. En de universiteiten zijn hen ter wille, want de klant is koning.’ AlSabouni vindt dat het onderwijs ‘een vuile, corrupte business’ is geworden.
Kinderlijkjes
Samen met haar gezin heeft ze de belegering van Homs thuis uitgezeten. ‘We hebben er geen seconde van gemist’, zegt ze met wrange
‘We raken maar niet verlost van ons inferioriteitscomplex tegenover het Westen’
humor. Wat een moed, zeker met twee kleine kinderen. Hoe speelde ze het klaar? ‘Van buitenaf bekeken, ziet het er wellicht anders uit’, wuift ze de bewondering weg. ‘Als je er middenin zit, ben je volledig gefocust op overleven. Je leeft van dag tot dag. Op een of andere manier vind je de innerlijke kracht om voort te gaan.’
Met hun beslissing om niet op de vlucht te gaan, namen ze een zware verantwoordelijkheid tegenover hun kinderen. Dat besefte ze maar al te goed, zeker die dag toen een granaat insloeg vlak voor hun huis en ze de kinderlijkjes in de straat zag liggen. ‘Maar we hopen dat we onze kinderen genoeg liefde en een gevoel van veiligheid konden geven zodat hun persoonlijkheid niet is gebroken door wat ze hebben meegemaakt.’ De kinderen zijn nu 10 en 13 jaar oud. ‘Ze doen het goed op school, ze gaan paardrijden...’. AlSabouni vertrouwt erop dat ze de oorlog goed hebben doorstaan.
Maar het wordt moeilijk, beseft ze, om de samenleving opnieuw op te bouwen. ‘De oorlog heeft diepe sporen nagelaten in de manier waarop we met elkaar omgaan. Alle conventies, alle veiligheidsmechanismen die de samenleving samenhielden, vielen weg. Er is geen rechtsstaat meer, geen sociale controle, geen familiaal gezag.’
Toch weigert de jonge architecte de moed op te geven. ‘Waar een wil is, is een weg. Je moet vertrouwen hebben in integere leiders. Maar als we gaan doen alsof alles weer normaal is, voortdoen zoals we bezig zijn en niet willen inzien hoe slecht het is, zal er niets verbeteren.’
Marwa alSabouni
The battle for home. Memoir of a Syrian architect.
Thames & Hudson, 192 blz., 10,99 €.