Open doekje
Het was begin deze week een kwellende vraag: kon ik het maken om te schrijven over de Gouden Schoen? Ik weiger uit bur gerlijke ongehoorzaamheid al jaren te stemmen, en teken al helemaal nooit present op het gala zelf, een b(r)aller ig vreugdevuur der ijdelheden, dus ei genlijk luidt het antwoord: neen.
Tot ik woensdag rond de klok van vieren in Rome de Scuderie del Quiri nale bezocht, waar een werkelijk verbluffende tentoonstelling rond Ovidius’ Metamorfosen loopt, en daar plots oog in oog stond met het schilderij
De roof van Proserpina. Ik keek werk tuiglijk naar het infokaartje, en las de naam van de schilder: Hans von Aachen.
Ik geloof niet in god, en ik geloof niet in tekens, maar: dit was een teken van god. Hans Vanaken debuteerde in eerste klasse met Lokeren op het veld van Anderlecht, en wie daar in juli 2013 bij was, vergeet dat nooit meer. Hij maakte twee doelpunten, een keer met het hoofd, en een keer met een geweldige trap met links. Maar er was meer: de eeuwige rust die hij uitstraalde, de aisance waarmee hij zich over het veld bewoog, de eenvoud van zijn oplossingen, het voetbalverstand dat uit zowat elke ac tie sprak. Hij was die dag een baken voor zijn toch vooral schutterige ploegmaats, het groen verlichte nood uitgangbordje in de duisternis.
Een halfuur voor die wedstrijd keek ik aan de zijlijn naar de opwarming van beide ploegen. Ivan Leko kwam een babbeltje slaan. Hij was in de herfst van zijn spelerscarrière en was alleen nog voetballer omdat hij de finesses van het trainersvak wilde leren van Peter Maes. Leko begon over Vanaken, stak de loftrompet. ‘Niet normaal’, zei hij een paar keer, ‘you will see’. Ik dacht: ja ja, Ivan, het zal wel. Je bent zo lyrisch omdat hij je plaats heeft afgesnoept, hoe beter je je concurrent maakt, hoe minder erg het voor jezelf is om op de bank te belanden, dit is me net iets te doorzichtig.
Twee uur later wist ook ik: niet normaal, die Vanaken.
Hij wint woensdag de Gouden Schoen. Dat het zijn eerste is, is, welja, niet normaal. Sinds hij op die zomerse augustusdag in het Astridpark zijn visitekaartje afgaf, is geen voetballer hier te lande bepalender geweest dan hij. Twee seizoenen voor Lokeren, drieënhalf inmiddels voor Club. Natuurlijk is Club een team, natuurlijk was Michel Preud’homme de kampioenenmaker, en na hem Ivan Leko. Mannen die veel spelers beter hebben gemaakt. Maar niet Vanaken. Die is laconiek zichzelf, altijd en over al. Onveranderlijk. Onveranderbaar. Geen metamorfose, nooit.
Ooit wordt de kluis gekraakt waar de scoutingsrapporten van Anderlecht stof liggen te vergaren. En wordt dui delijk waar de talentenjagers van paarswit zich bevonden, in welke ste den op welke continenten ze op missie waren, toen Vanaken in hun eigen stadion toesloeg. Het is verbijsterend dat niemand bij Anderlecht toen op het idee kwam hem te enteren. Een vertrouweling van Herman Van Holsbeeck had in een witte doktersjas op wacht kunnen staan bij de kleedkamer van de bezoekers, tot de spelmaker van Lokeren fris gedoucht naar buiten kwam. ‘Meneer Vanaken, komt u even mee, dopingcontrole ...’, om hem dan stiekem naar de bestuurska mer te loodsen, waar inderhaast een somptueus voorcontract was opge steld, met een gouden vulpen ernaast. Het had Anderlecht veel sores en mislukte miljoenentransfers bespaard.
Twee journalisten van Voetbal International overtuigden deze week Peter Bosz om de Europa Leaguefinale van anderhalf seizoen geleden nog eens samen te bekijken. Manchester UnitedAjax, de laatste wedstrijd van Bosz aan het hoofd van de Amsterdammers. Ajax verloor die kansloos, tegen een uitgekookt United, waar José Mourinho alle ballen naar voren liet keilen, richting het hoofd van Marouane Fellaini – de lelijke maar ideale tactiek, zo bleek, om Ajax het voetballen te beletten.
Bosz had de match nooit teruggezien, hij wilde de pijn van de nederlaag niet nog eens voelen. Nu was het zover. Het viel de journalisten op dat Bosz niet keek naar de schaarse kansen of de tegendoelpunten, maar wel naar minieme en ogenschijnlijk vrij onbelangrijke details, hoe spelers gedraaid stonden, de lichaamstaal van jongens die niet aan de bal waren.
Dat is exact waar Vanaken zo ontiegelijk goed in is. Hij is op zijn mooist als hij op zoek gaat naar wat er nog niet is, maar waar hij, anders dan de eenentwintig andere spelers op het veld, al een vaag idee van heeft. Omstandighedencreator, zou op zijn visitekaartje moeten staan. Je vindt hem overal op het veld, soms zelfs in een ogenschijnlijk dienende rol, maar altijd zit er een idee achter, in de pass die hij trapt, in de ruimte die hij achterlaat of voorziet.
Het contrast met de vorige Gouden Schoen is groot. Wat Ruud Vormer doet, valt op. De Nederlander molenwiekt zich door een wedstrijd, met horten en stoten, maakt de dingen als vanzelf groter, houdt van pathos. Mensen zien dat graag. Vormer is onderhevig aan de zwaartekracht, zoals bij de actie die op Sclessin over het voorbije kampioenschap besliste: vallen, opstaan en weer doorgaan. Vanaken is een periscoop, boven het strijdgewoel verheven, hij verstaat de kunst der verstilling, glijdt door een match, zoals bij dat wonderlijke doelpunt in september, thuis tegen Anderlecht, een denkgoal, iedereen schaakmat, hij duwde de bal nog wel binnen, maar net zo goed was hij er mee in doel gewandeld.
Omdat transfergeruchten bij de Gouden Schoen horen als een sigaar bij Winston Churchill: de Bundesliga is Hans Vanaken op het lijf geschreven. Dan zien we hem voetballen in Die Sportschau op ARD, rond halfacht. Ik verkneukel me nu al in de commentator die Hans Von Aachen een bal in de winkelhaak ziet schilderen.
Filip Joos is voetbalcommentator voor de VRT en Play Sports. Zijn column verschijnt wekelijks op zaterdag.
Ik keek naar het infokaartje, en las de naam van de schilder: Hans von Aachen