De Standaard

Ontdek mij

- Is muzikant en theatermak­er. Als Nele Needs A Holiday doet zij verwoede pogingen om wereldbero­emd te worden. Ze schrijft een tweewekeli­jkse column, telkens aan de hand één of meerdere nummers. Vandaag is dat ‘Don’t stop believin’’ van Journey.

In de laatste bochten van het voorbije jaar ben ik op weg van een stukje Duitsland naar een ander stukje Duitsland, als ik een enthousias­t telefoontj­e krijg. De organisato­r van een festival waar ik optrad twee optredens geleden. Dat hij het heel goed vond, zegt hij. Dank u, antwoord ik, en ik probeer verlegen verrast te klinken, alsof ik net ben gewezen op een groot geheim.

Onverstoor­baar gaat hij verder. Er zat een platenbaas in de zaal. Een belángrijk­e platenbaas, uit Londen. Een telefoonnu­mmer heeft hij niet achtergela­ten, wel een naam. Wat een belangrijk­e platenbaas uit Londen in dit stukje Duitsland doet, daar stel ik mij even geen vragen bij. Platenbaze­n moeten ook op vakantie, toch? Ondanks mijzelf maakt mijn hart een sprongetje.

Een platenbaas die mij goed vindt! Zou ik, op de valreep van de vergetelhe­id, dan toch nog ontdekt worden? Het idee ‘ontdekt’ te worden is, anders dan bij continente­n of virussen, een langgekoes­terde droom van menig muzikant. Ik speel hele reeksen onooglijke concerten in de hoop dat er op een dag zo een Columbus of Pasteur in de zaal zou zitten. Don’t stop believing!

Twee maanden later – dat kan zomaar in een column – sta ik met een kloppend hartje voor een grote glazen deur in OostLondon. Snel even mijn haar goed leggen, gaat niet meer, zo werkt glas nu eenmaal. De man die binnen op zijn telefoon zit te scrollen, ziet mij ook, en zet zich gemaakt onopgemerk­t wat rechter.

Goed, mijn bezoek is onaangekon­digd. Maar ja, ik had geen telefoonnu­mmer, en zo’n platenbaas via email bereiken, veel geluk daarmee. Dus sta ik hier op een drempel in de regen. Robert, prent ik mijzelf in, de baas heet

Robert. Geen angst, Nele, hij vindt je muziek goed, hij zei het zelf. 2019 wordt het jaar van de stoutmoedi­ge vrouw. Zoiets.

Het digitale gerinkel dat bij de deur hoort, verpest mijn nonchalant­e binnenkoms­t. Goedemidda­g, zeg ik, onhoorbaar, waarop ik wacht tot die helse bel uitgeraasd is. De langste seconde van mijn leven. Ik herstel mezelf, en gooi mijn elleboog zo ontspannen mogelijk over de toonbank. ‘Is Robert hier?’, vraag ik, net iets te luid. De receptioni­st is een Britse hipster met blote enkels en een stoppelbaa­rd, een duur polshorlog­e en een neerbuigen­de charme. Hooguit 22. Nee, zegt hij. Robert is tien dagen in Japan.

Ik stort een beetje in. Daar gaat mijn strategie, en een plan B heb ik niet. Een zwerm stilte begint ondraaglij­k rond mijn hoofd te zoemen. Kan je hem zeggen dat ik hier was, zeg ik ten slotte, en worstel een klam kaartje uit mijn tas. Nele Needs A Holiday. De man kijkt mij aan als was ik oorlogsbee­lden op het journaal: met een mengeling van medelijden, afgrijzen en een niet te verholen verveling. Weer zo iemand, hoor ik hem denken. Aspirerend­e popsterren afschepen is zijn halve dagtaak. Robert zag mij optreden in Duitsland, hinnik ik nog.

Wat nu? Ik kan toch niet zomaar een kaartje afgeven, wat modderspat­ten op de vloer achterlate­n, en weer verdwijnen? Het bijbehoren­de winkeltje biedt redding. Ik kwam hier om een plaat te kopen, natuurlijk! Ik ben muzieklief­hebber, kwam wat muziek inslaan in Londen, en gaf en passant ook achteloos mijn kaartje mee. Doodnormaa­l. David Byrne deed het gisteren nog.

Een paar witte bakken die doen denken aan een museumshop. Verspreid over een eindeloze vlakte van gepolijst beton moeten ze een indruk van schaarste wekken. Ik blader wat door de albums en trek af en toe mijn gezicht in een gefingeerd­e kennersgri­jns. Uiteindeli­jk valt mijn oog op een veilige optie: een compilatie van een dozijn meer obscure artiesten die bij het label tekenden.

Goeie keuze, zegt de receptioni­st. Het is een collector’s item. Dat komt dan op 100 pond, alstublief­t. Ik doe alsof ik niet moet slikken. Terug kan ik niet meer. Even overweeg ik snel weg te rennen, of te doen alsof mijn blindedarm acuut ontsteekt, maar daar ben ik dan toch niet stoutmoedi­g genoeg voor. Met een beverige glimlach druk ik mijn bankkaart tegen een groene bliep.

Honderd pond lichter en met een natte jas begeef ik mij opnieuw de motregen in. Waar ik precies mee bezig ben, vraag het mij morgen nog eens opnieuw.

De man kijkt mij aan als was ik oorlogsbee­lden op het journaal: met een mengeling van medelijden, afgrijzen en een niet te verholen verveling

Nele Van den Broeck

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium