‘Laat de dingen op je afkomen’
De westerse mens klaagt steevast over tijdgebrek. Van Chinezen kunnen we leren relaxed met tijd om te gaan, zegt filosofe Christine Cayol. ‘Zij proberen de tijd niet te beheersen.’
We klagen over tijdgebrek, rennen van hot naar her en hebben de grootste moeite om verder te kijken dan ons scherm. Ondertussen dromen we ervan ons helemaal zen te voelen, maar lukt het nauwelijks tijd te maken voor een uurtje yoga of meditatie. Wat te doen?
Volgens de Franse filosofe Christine Cayol, schrijver van Waarom de Chinezen de tijd mee hebben, lijden we aan een tijdsziekte. Maar hiervan genezen we niet door ons te verzetten tegen de voortrazende, digitale wereld. Die is er nu eenmaal. Wel kunnen we op een andere manier met de tijd omgaan. Volgens Cayol, die al zeventien jaar in Peking woont en daar een internationaal cultureel centrum oprichtte, kunnen we wat dat betreft leren van de Chinese cultuur. ‘Chinezen zijn net als wij harde werkers, ze hebben deadlines, zijn gestresseerd, en toch kijken ze niet écht op hun horloge’, zegt Cayol tijdens een interview in Amsterdam. ‘Vanuit hun traditionele cultuur hebben ze een andere verhouding tot de tijd. In het Westen klagen we continu over tijdgebrek. We stellen ons de tijd voor als een wedren of een zandloper. Maar Chinezen zullen nooit zeggen: ‘Ik heb niet genoeg tijd’. Zij hebben geen technische, eerder een filosofische houding ten opzichte van tijd.’
Wat bedoelt u daarmee?
‘Chinezen beschouwen de tijd als vloeibaar. Ze zijn gewend om hun tijdschema tot op het laatste moment aan te passen. Als je met iemand een afspraak maakt, weet je nooit of die ook daadwerkelijk zal plaatsvinden. En als je vraagt over drie weken een afspraak te maken, kijken ze je aan alsof je het hebt over drie jaar.’
Waar komt die houding vandaan?
‘Chinezen proberen de tijd niet te beheersen. Je zou kunnen zeggen dat ze “jongleren met momen
ten”. De basis daarvan ligt in het taoïsme. Neem de uitdrukking: “shùn qí zì rán”, oftewel, “laat de natuur zijn gang gaan”. Dat is een opmerking die ik bijna dagelijks te horen krijg. En als ik een Chinese collega vraag hoelang het nog duurt voordat het werk van een kunstenaar klaar is, zegt hij: “De tijd van een wierookstaafje”. In feite zegt hij: wees niet zo ongeduldig, over een week kunnen de prioriteiten anders liggen.’
‘In het Westen zien we de tijd als een racebaan met een start en finishlijn en zijn we bang om tekort te schieten’
Maar je kunt toch niet zonder duidelijke afspraken?
‘Nee. Meestal komt het ook allemaal wel goed, maar Chinezen kunnen wel beter met onzekerheid omgaan. Ze durven zich ook meer te laten leiden door kwalitatieve tijd. Samen tijd doorbrengen, het ontwikkelen van persoonlijke relaties, dat is het belangrijkst. Tijdens een zakelijke bijeenkomst kan er urenlang over van alles en nog wat worden gesproken, behalve over de deal zelf. Er wordt op zo’n moment iets gezaaid dat later wel zijn vruchten zal afwerpen. Wanneer? Dat maakt niet uit. Chinezen vertrou wen erop dat tijd niet afhangt van een noodlottig moment.’
Wat is daar goed aan?
‘Ik vind het een vorm van kracht. Chinezen durven de tijd te nemen en als het nodig is aarzelen ze ook niet om op het laatste moment hun agenda overhoop te gooien, ondanks de ontregeling die dat bij anderen veroorzaakt. Dat is een vorm van vrijheid, en verplichtingen blijven onderhandelbaar.’
Wat kunnen wij in het Westen daarvan leren?
‘Individueel, maar ook in onze organisaties, hebben we te lijden onder onze voorstelling van een rationele tijd. We zien de tijd als een racebaan met een start en finishlijn en zijn bang om tekort te schieten. Ondertussen lukt het ons niet dat tekort aan te vullen, integendeel, juist door die angst voel je het tijdgebrek dubbel en wordt het een obsessie: ik zal nooit genoeg tijd hebben. Met als gevolg dat we ons te veel laten dicteren door onze agenda’s, weinig flexibel durven te zijn en vaak weinig tijd vrijmaken voor elkaar.’
Maar in China zijn de mensen toch ook gehaast? Bovendien moeten ze eindeloos presteren.
‘Je krijgt absoluut de indruk dat iedereen loopt te rennen. Hun samenleving heeft ook een enorme versnelling doorgemaakt: de afgelopen dertig jaar vonden er industriële en economische omwentelingen plaats waar men in Europa honderdvijftig jaar over deed. En toch nodigt hun traditionele cultuur uit om de tijd te
beschouwen als een oude vriend, die er uiteindelijk altijd is voor de ander.’
Deze houding komt dus voort uit een eeuwenoude traditie, die kunnen wij toch niet eventjes kopiëren?
‘Inderdaad. Maar we zouden kunnen leren om in dit digitale tijdperk meer de tijd voor onszelf te nemen. Speel in op wat zich voordoet, zonder alles onder controle te willen hebben. Durf weer lege plekken in je agenda te maken en ontwikkel een discipline van nietsdoen. Als je ondanks alle drukte regelmatig een wandeling maakt of een siësta houdt, kom je erachter dat de wereld ook doordraait zonder dat je erbij bent.’
In uw boek beschrijft u dat Chinezen flexibel zijn maar ook enorm hechten aan stiptheid. Hoe zit dat dan?
‘Ga je in China bij vrienden eten, dan kom je zelfs een kwartier te vroeg. Die houding komt ook voort uit een oude traditie: wie bewust te vroeg komt, toont daarmee dat hij zich ondergeschikt voelt aan degene die hij bezoekt. Je komt niet te vroeg om tijd te winnen, of degene die je bezoekt onder druk te zetten, het is eerder omgekeerd. Met wachten druk je uit dat je alle tijd hebt, je stelt je nederig op. Zoiets doen wij in het Westen bij een sollicitatiegesprek of een examen. Het is bovendien een manier om je geest en lichaam te ontspannen.’
Wat vindt u van die zienswijze?
‘Toen ik net in China woonde, vond ik dat heel lastig. Op mijn bruiloft kwamen mijn gasten bijvoorbeeld veel te vroeg. Ik had mijn jurk nog niet eens aan. Ik vond hun gedrag onbeleefd, maar zij gaven juist aan: we zijn blij hier te zijn. Inmiddels ben ik eraan gewend en laat ik mijn gasten rustig in de salon wachten. Ik geef ze thee of koffie, terwijl ik mijn bezigheden afrond. Wat zo’n gast ondertussen doet, is de omgeving observeren. Dat kan heel nuttig zijn, want zo zie je eigenlijk wat er bij een ander speelt. Dat wachten heeft dus ook een belangrijke sociale functie.’
Is uw eigen omgang met de tijd veranderd?
‘Absoluut. Voorheen spaarde ik elk kwartiertje uit. Dat doe ik niet meer. Ik haast me niet voor de trein. Hetzelfde geldt voor afspraken. Alhoewel, als ik in Parijs ben, zie ik hoe druk iedereen het heeft. Ik schiet dan snel terug in mijn oude stress en ga weer elke minuut zitten plannen. Gelukkig lukt het me in Peking wel om soepel met tijd om te gaan. Aan het begin van de week heeft mijn agenda lege plekken en die vullen zich vanzelf. Ik laat de dingen op me afkomen. Dat is een van de mooiste cadeaus die de Chinese cultuur me heeft geschonken.’ ‘Waarom Chinezen de tijd mee hebben’ van Christine Cayol. Uitgeverij Ten Have, 256 blz.
‘Chinezen proberen de tijd niet te beheersen. Je zou kunnen zeggen dat ze jongleren met momenten’