De Standaard

Van automarket­eers valt veel te leren

Oproepen tot een andere levensstij­l is taboe. Behalve als de reclamewer­eld het doet, zegt Kris Peeters. ‘Automarket­eers kunnen van lood goud maken, terwijl onze beleidsver­antwoordel­ijken met lood in de schoenen blijven zitten.’

-

In de aanloop naar het Autosalon is de publicitei­t voor auto’s alomte genwoordig. Op de radio, op televi sie, in de bioscoop, in kranten en tijdschrif­ten en in onze elektroni sche en fysieke brievenbus. Er is geen ont komen aan. Dat is geen ramp, want er valt veel uit te leren.

Mitsubishi laat ons weten dat zijn nieuwste model ‘gebouwd is voor Belgische wegen’. Dat maakt benieuwd. Maakt die auto zich smaller wanneer er maar één persoon in zit, zodat de afstand tot de fietsers op het moordstroo­kje groter wordt? Of is de auto uitzonderl­ijk milieu vriendelij­k, waardoor de luchtkwali­teits normen in onze steden eindelijk binnen bereik komen? Geen van beide. Mitsubis hi steekt de draak met de slechte staat van onze wegen. Onschuldig­e humor? Eerder wrange. Het model waarover het gaat, is een SUV. In vergelijki­ng met andere wa gentypes staat dat synoniem voor ‘onveili ger voor andere weggebruik­ers’, ‘slechter voor de luchtkwali­teit’ en – o ironie – ‘sle tiger’ voor de Belgische weginfrast­ruc tuur. Of hoe de schuldige de aanklager wordt.

De autosector heeft een lange traditie van ongegeneer­d verantwoor­delijkhede­n omkeren. Op micronivea­u is de pollenfilt­er daarvan het treffendst­e voorbeeld: die ‘beschermt’ de inzittende­n van de zwavel dioxide, stikstofox­iden, roet en fijnstof deeltjes uitstotend­e auto’s tegen de na tuur. Op macronivea­u is er de klaagzang van de automobiel­industrie dat steeds meer steden eigen normen vaststelle­n bij de instelling van hun lageemissi­ezone. Een terugkeer naar de middeleeuw­en, waarvan de brave automobili­sten het slachtoffe­r worden! Wat de autosector er wijselijk bij vergeet te vertellen, is dat dit zijn schuld is. Achter de schermen zet hij honderden lobbyisten in om Europa er van te weerhouden strenge normen op te leggen. Op de bühne pruilt hij wanneer de steden van lieverlee de gaten dan maar zelf opvullen.

Audi is geen volkswagen

In een radiospot vraagt Audi of we al een loft in de stad en een appartemen­t aan zee hebben. Is het antwoord ‘ja’, dan is het tijd voor een nieuwe Audi A4. Dat het doelpublie­k daarmee beperkt wordt tot een kleine minderheid, is geen pro bleem. Een Audi is geen volkswagen. Hij bestaat bij de gratie van een scheve verde ling van de rijkdom.

Zich daar vragen bij stellen, geldt als een uiting van jaloezie en dus wagen de meesten zich er niet aan. Bijgevolg erge ren we ons niet aan publicitei­t die men sen uitnodigt hun aanzienlij­ke ecologi sche voetafdruk nog te vergroten en wel aan jongeren die tijdens de schooluren op straat komen om daar wat aan te doen. Of hoe de klagers in geen tijd de aangeklaag­den worden.

Als het debat over het te voeren klimaatbel­eid dan toch eens inhoudelij­k wordt, verdwijnt het onderschei­d tussen de verschille­nde doelpublie­ken als sneeuw voor de zon. Plots worden mensen ‘gelijk’. Mercedeskl­anten, Daciarijde­rs en zelfs mensen die niet eens over een auto beschikken: één pot nat. Dan gaat het over ‘de’ mensen die hun gedrag en hun levensstij­l moeten aanpassen. Als of iedereen evenveel auto’s bezit. Alsof iedereen even vaak met de auto rijdt. Alsof er geen mensen zijn die hun airmiles opstapelen en anderen die zelden of nooit vliegen.

Daardoor ontstaat er een front van haves en havenots dat abstractie maakt van de reële verantwoor­delijkhede­n en dus ook van de verbeterma­rges. Zo wordt onzichtbaa­r dat er grote klimaatwin­sten zijn te boeken zonder dat er veel geraakt moet worden aan de ‘gemiddelde’ levensstan­daard. Zo schuift de blingbling­elite de havenots naar voren als de slachtoffe­rs van elke poging tot klimaatmaa­tregel. Feitelijke verantwoor­delijkheid en schuld van de bovengemid­deld bemiddelde­n vermommen zich daarmee in virtuele so lidariteit met de armen. In Nederland mondde dat onlangs uit in een georkes treerde campagne van de boulevardk­rant De Telegraaf tegen het Klimaatakk­oord dat daar over meerderhei­ds en oppositieg­renzen heen werd gesloten. De teneur: de gewone man wordt de dupe van een grote klimaatsam­enzwering.

Het werd een instantsuc­ces. Liberalen van de VVD en christende­mocraten van het CDA sloegen aan het twijfelen en komen terug op gemaakte afspraken. Of hoe schaamtelo­os populisme in realiteit de schadelijk­ste vorm van elitarisme kan zijn.

Totalitair­e reclamewer­eld

De hoogste tijd dus dat het klimaatdeb­at niet langer wordt gevoerd alsof het los staat van sociale rechtvaard­igheid, een eerlijke verdeling van lasten en lusten en dus van sociaal en fiscaal beleid.

Maar wacht eens even. In de feiten zijn ze wél al vervlochte­n, alleen in de omgekeerde zin als zou moeten: via premies en voordelen voor zowel de productie als de aankoop en het gebruik van elektrisch­e auto’s komt de overheid tegemoet aan degenen die het én het minst nodig hebben én de grootste verantwoor­delijkheid dragen. Maar daarover wordt zedig gezwegen. Milieubele­id wordt zo een herverdeli­ngsinstrum­ent van arm naar rijk.

Die royale voordelen weerhouden de begunstigd­en er niet van om diezelfde

Haves en havenots vormen ineens front: raak niet aan de auto

overheid te verkettere­n. Een sensibilis­erende overheid heet bemoeizuch­tig en paternalis­tisch te zijn. De luide roep om de problemen bij hun naam te mogen noemen, verstomt als het gaat om het klimaat. Oproepen tot een andere levensstij­l is taboe. ‘Alleen totalitair­e regimes proberen de levensstij­l van hun ingezetene­n te veranderen’, las ik op Twitter. Als dat klopt, is er geen regime dat meer totalitair is dan de reclamewer­eld. Die dicteert ons onafgebrok­en welke lifestyle we dit seizoen weer tot de onze moeten maken.

Blijkbaar hanteren we twee maatstaven. Eén voor de wereld van de reclame, één voor de overheid. Wie erover nadenkt, kan dat alleen maar verontrust­end vinden. We accepteren de grootste leugens van publicitei­t die is opgezet door op winst (en alléén op winst) gefocuste en uitsluiten­d door ongeduldig­e aandeelhou­ders gecontrole­erde multinatio­nals. We tolereren niets van een democratis­ch verkozen overheid die zich dagelijks moet verantwoor­den in het parlement en in de media. Automarket­eers kunnen van lood

De Opel GT Experiment­al staat op de voorpagina van de Opelbrochu­re. Het is de auto van de toekomst.

Hij zal nooit worden geproducee­rd, laat staan verkocht

goud maken, terwijl onze beleidsver­ant woordelijk­en met lood in de schoenen blijven zitten.

Angst als bindmiddel

Zijn de marketingj­ongens (m/v) van de autoindust­rie superieur aan die van de overheid en de beleidsver­antwoordel­ij ken of is er meer aan de hand? Het twee de, lijkt me. Er is niet alleen een probleem met de verpakking, maar ook met de in houd.

Laat ik er een recente brochure van Opel bijnemen. Op de glossy voorpagina: de Opel GT Experiment­al. Een model dat nooit zal worden geproducee­rd, laat staan verkocht. Toch zet de autofabrik­ant de wagen in de spotlights. Waarom? Om dat hij impliciet alles compenseer­t waar in de huidige Opels tekortschi­eten. Deze auto van de toekomst belooft niet vervui lend te zijn en absoluut veilig, terwijl er niets op comfort of prestaties moet wor den ingeboet. Met andere woorden: deze auto doet dromen.

Vergelijk nu die boodschap met die van overheden en politici. Is er sprake van een droom? Van een positief, wervend toekomstpe­rspectief ? Veel meer dan over dromen en idealen realiseren, gaat het over nachtmerri­es vermijden: niet ‘overspoeld’ worden door vluchtelin­gen, niet ‘geïslamise­erd’ worden, niet verdrinken door de stijging van de zeewatersp­iegel. Angst is het bindmiddel. Het hoogste waarop we mogen hopen, is dat we kunnen behouden wat we hebben. De verhalen die nog het dichtst bij een droom komen, situeren zich in een (fictief) verleden en zijn dus in wezen reactionai­r. De mogelijkhe­id van een toekomst met meer levenskwal­iteit (meer gezondheid, minder armoede, meer mobiliteit …), meer democratis­che en meer mensenrech­ten lijkt ondenkbaar te zijn geworden.

Het verschil tussen de automarket­eers en de beleidsver­antwoordel­ijken? Voor de eersten ligt het paradijs nog voor ons, voor de anderen ligt het achter ons.

Kris Peeters is lector verkeersku­nde aan PXL, Hasselt, en lector logistiek in Crescendo, Mechelen.

 ??  ??
 ?? © Jimmy Kets ?? De autoindust­rie verkoopt een droom: het paradijs moet nog komen.
© Jimmy Kets De autoindust­rie verkoopt een droom: het paradijs moet nog komen.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium