‘Niemand moet verbaasd zijn over dit “ongeluk”’
Marc Reynebeau over het visaschandaal
Of Melikan Kucam schuldig is in de affaire van de humanitaire visa, zal de rechter bepalen. Zoals het parlement de rol moet uitklaren van exstaatssecretaris Theo Francken (NVA). Maar niemand moet verbaasd zijn over dit ‘ongeluk’. De deur stond ervoor open door het bestaan van een bestuurlijke schemerzone: het kabinet. Er heerste in dit geval zoveel schemer, dat een malafide figuur, zoals Kucam naar verluidt is, er zelfs een privéhandeltje in kon opzetten.
Zo komt nog maar eens een klassieke systeemfout aan het licht. Iedereen kent ze, maar niemand doet er wat aan. Ze behoort tot de oude, maar nog springlevende Belgische politieke cultuur van de particratie, de almacht van partijen en partijleiders. Als ze meeregeren – ‘nieuwe’ partijen net zozeer als traditionele – eigenen ze zich extralegale privileges toe, die zelden het algemeen belang dienen, wel het partijbelang en als het misloopt, alleen een privébelang.
Almachtig kabinet
Kabinetten zijn de ateliers van de particratie. Een legertje partijgetrouwen bereidt er wetten voor en voert ze mee uit en regelt ook praktische afspraken over pakweg politieke benoemingen, nog zo’n oud zeer in de politieke cultuur. Zij monopoliseren de informatie, zij oefenen een informele, allerminst transparante macht en zeggenschap uit die ze usurperen, ten koste van het parlement en de administratie.
Het bestaan van kabinetten creëert de voorwaarden voor een accident waiting to happen. Als het misloopt, leert de ervaring, heeft dat altijd dezelfde reden. Omdat – om eens de conclusie te citeren uit een vier decennia oud schandaal – ‘de besluitvorming op het kabinet geen waarborgen biedt voor een objectieve en controleerbare behandeling van de dossiers.’ Maar de particratie leert daar niet uit. Voor haar weegt het risico op ongelukken nooit op tegen de voordelen van het systeem.
Net vanwege dat hoge risico is de bewindvoerder altijd direct en persoonlijk politiek aansprakelijk voor alles wat zijn kabi
net doet of laat. Francken heeft zichtbaar moeite om dat te erkennen, omdat hem persoonlijk geen schuld zou treffen. Maar dat doet er niet toe: het gaat om verantwoordelijkheid. Hij en zijn kabinet vallen samen, ze zijn een onscheidbare entiteit. Kabinetten bestaan immers slechts informeel. De Grondwet kent ze niet. De politieke verantwoordelijkheid geldt zeker bij een discretionaire bevoegdheid als van humanitaire visa. Dan is het kabinet almachtig. En het volstond voor Kucam om, letterlijk, ‘iemand te kennen in Brussel’, op het kabinet, om zaakjes te laten regelen.
Gebrek aan transparante criteria sloot elk parlementair toezicht uit – en het parlement moet daar nu niet over zeuren: het wist ervan en gedoogde het, zoals het de oude politieke cultuur immer gedoogt. Het kabinet overrulede voorts de regels, procedures en best practices van de Dienst Vreemdelingenzaken. Zo verdwenen alle macht en verantwoordelijkheid uit beeld. Ze verzonken in de knusse vertrouwensband tussen drie bevriende partijgenoten: de staatssecretaris, Melikan Kucam en een kabinetsmedewerkster. Maar hoezeer elke controle ontbrak en hoe arbitrair deze werkwijze ook oogt, illegaal was ze zeker niet. Welkom in de wereld van de particratie.
‘Op tafel slaan’
Velen hadden er baat bij. De partij kon zich in Mechelen of Aalst profileren met ouderwets dienstbetoon. Francken kon het ‘redden van christenen uit de barbaarse klauwen van IS’ uitbuiten in zijn propaganda. Tussenpersoon Kucam kon met zijn toegang tot het kabinet zijn achterban imponeren en nam naar verluidt de ruimte om zich te verrijken. En zo raakte, via het kabinet, een stuk staatsmacht – visa toekennen – uitbesteed, geprivatiseerd en verhandeld.
Kabinetten zijn niet de enige uitwas van de oude politieke cultuur. Een andere is: politici die een lokale functie cumuleren met een parlementszetel. Met die concentratie van politieke macht maken ze zich niet alleen tot potentaatjes, ze kunnen ermee ook snel ‘iemand kennen in Brussel’, op
een bevriend kabinet, om daar lokale politieke belangen te bepleiten. Ze noemen dat manhaftig: ‘in Brussel op tafel slaan’. Al negeren ze dan wel dat ze als mandatarissen geacht worden de hele soevereine natie en niet alleen het eigen dorp te vertegenwoordigen. Alle partijen bezondigen zich eraan, niemand geneert zich ervoor.
Van dat laatste, zich generen, kan zeker de Middelkerkse burgemeester JeanMarie Dedecker (LDD) nooit worden verdacht. Bij de verkiezingen van 26 mei zal hij als onafhankelijke de WestVlaamse NVAKamerlijst duwen en hij hoopt ten zeerste om verkozen te worden, niet om echt te zetelen, zei hij aan VTM, maar om af en toe ‘op de pupiter’ eens zijn gedacht te kunnen zeggen. Toch spreekt zo niet alleen de aandachtsjunk in hem. Het Laatste Nieuws omschreef zijn kandidatuur als een deal: ‘U levert stemmen aan en de NVA zorgt voor geld en vergunningen vanuit Brussel.’ Dedecker beaamde dat: ‘Daar komt het wel op neer.’
En toch. Als Dedecker voor ‘zijn’ Middelkerke recht heeft op ‘geld en vergunningen vanuit Brussel’, dan moet de hogere overheid hem die zonder meer geven. Maar als hij die alleen via een kabinet kan krijgen als een faveurtje, als wederdienst voor het ‘leveren’ van stemmen, krijgt hij dat ‘geld en vergunningen’ onrechtmatig. Daar bestaat een woord voor, en het klinkt noch sympathiek, noch geruststellend.
In die praktijk maakt ook Dedecker zich, net als elke cumulerende politicus, tot een pion van de particratie en haar in heel België en bij alle partijen immer florerende oude, politieke cultuur. Dan is het slechts wachten op het volgende ongeluk.
Het parlement moet niet zeuren over gebrek aan transparantie in het visumbeleid: het wist ervan en gedoogde het