‘Kunstenaars zijn heilig ’
Na twintig jaar neemt galerist Tim Van Laere afscheid van zijn pand in de Antwerpse Verlatstraat. Maar voordat hij verhuist naar een nieuwbouw op Nieuw Zuid – met zijn duizend vierkante meter ongeveer vijf keer de huidige galerie – is er nog de tentoonstelling ‘The last waltz (for Leon)’. ‘Voor een galerie zijn maar drie dingen belangrijk: kunstenaars, kunstenaars, kunstenaars.’
Wanneer een expo van de jonge schilder Ben Sledsens opent in Tim Van Laere Gallery is het drummen om binnen te kunnen, wanneer Rinus Van de Velde een vernissage heeft, kan het verkeer zelfs niet meer door de straat omdat die vol kunstliefhebbers staat, en veel expo’s zijn nog voordat ze geopend zijn helemaal uitverkocht. Maar het ging niet altijd zo goed. Toen Van Laere als 27jarige zijn galerie opende, heeft hij moeten knokken. ‘Maar ik wist altijd dat ik het zou halen.’
Dat de afscheidsexpo een groepstentoonstelling zou worden, was voor Van Laere een evidentie. ‘Als titel heb ik The last
waltz gekozen, een referentie aan Martin Scorceses film over The Band. Toen zij hun laatste concert gaven, nodigden ze al hun vrienden uit: Van Morrison, Bob Dylan, Joni Mitchell.’
Marcel Dzama, de nieuwste kunstenaar in de galerie, heeft speciaal voor deze tentoonstelling nieuw werk gemaakt. ‘Dzama houdt even veel van Bob Dylan als ik’, zegt Van Laere. ‘Dus de titel The
last waltz inspireerde hem.’ Ook Kati Heck toont een werk dat nooit eerder te zien was. Zij tekende een lange polonaise die zijzelf aanvoert. Verder in de feeststoet: Tim Van Laere en enkele kunstenaars van de galerie, zoals Rinus Van de Velde en Henk Visch, maar ook een hoop figuren uit de Antwerpse kunstscène als Guillaume Bijl. Dankzij Heck weten we wie de Leon is aan wie deze laatste wals wordt opgedragen; de grootvader van galerist Van Laere. Heck portretteerde Leon eerder als een wijze oude man die in de verte staart. Van Laere: ‘De tentoonstelling is een hommage aan mijn grootvader, die in augustus vorig jaar is gestorven. Hij was heel belangrijk voor mij, ik heb veel van hem geleerd. Hij benadrukte altijd dat het belangrijk is om jezelf te blijven. Dat was zijn levensmotto.’
Hallo, met Jan Hoet
1997. Tim Van Laere is 27 jaar en net terug uit de VS, waar hij zijn carrière als professionele tennisser kon combineren met zijn studies economie (major) en kunstgeschiedenis (minor). ‘Terug in België was het tijd voor een nieuw hoofdstuk. Al vrij snel kwam ik op het idee om een galerie te beginnen. Dat was natuurlijk wat naïef, ik wist niets over de kunstwereld. Maar door die naïviteit dacht ik ook dat alles mogelijk was. De eerste die ik belde was Thomas Schütte (Duitse kunstenaar die in 1992 internationaal doorbrak met zijn bijdrage voor Documenta, red.).
Dat lukte natuurlijk niet, maar ik was nooit bang om iets te ondernemen.’
Het eerste jaar was heel moeilijk. Een gevecht. ‘Je moet zoiets echt van nul opbouwen. Je kan niet meteen alle kunstenaars tonen die je wil tonen, maar je moet natuurlijk wel íéts exposeren. Bovendien kwam er niemand kijken.’
In de ontstaansgeschiedenis van Tim Van Laere Gallery zijn er, zoals dat dan gaat, enkele kantelmomenten. Eén daarvan was Van Laeres ontmoeting met Jan Hoet. ‘Op een vrijdagavond om tien uur brak ik me het hoofd over hoe ik publiek kon trekken. Ik kwam op het idee Jan Hoet op te bellen. Ik was zo druk bezig dat ik niet had opgemerkt dat het al zo laat was. Na dertig keer rinkelen klonk er ineens een strenge stem: “Museum voor Hedendaagse Kunst Gent”. Het was Jan Hoet zelf.’
‘Het was een coup de foudre. Een jaar lang hebben we veel samen opgetrokken. Af en toe gaf hij een speech op de opening van mijn tentoonstellingen, en het publiek volgde snel. Een ongelooflijk jaar was dat. Daarna zei hij: nu moet je autonoom worden. Ons intense contact stopte, maar we zijn altijd goed bevriend gebleven. Zijn foto staat nog steeds op mijn bureau.’
Een ander sleutelmoment was toen Franz West de galerie vervoegde. ‘Jan Hoet had me ooit verteld dat hij Joseph Beuys gewoon begon te volgen, tot Beuys niet anders kon dan een expo doen bij hem. Hetzelfde heb ik gedaan bij Franz West. Ik ging naar al zijn tentoonstellingen. Op den duur is hij gezwicht. Toen is er veel veranderd voor de galerie. Het was een droom om hem in huis te hebben.’
Rots in de branding
Hoet bellen, West binnenhalen, het mag duidelijk zijn dat Van Laere lef heeft. En op crisismomenten stijgt hij boven zichzelf uit. ‘Tijdens de voorlaatste crisis in de kunstmarkt had iedereen het moeilijk. De meeste galerieën gingen kleinere tentoonstellingen organiseren en kleinere werken tonen, maar ik wilde risico’s blijven nemen. Midden in die crisis is het heel goed beginnen gaan, en tijdens de volgende crisis ging het nog beter. (lacht) Ik functioneer goed op zulke momenten, omdat er zich net dan mogelijkheden aandienen. Ik ben grote tentoonstellingen blijven maken met grote installaties, en op die crisismomenten heeft dat het verschil gemaakt.’
‘Soms was het écht moeilijk, maar ik ben altijd in mijn kunstenaars blijven geloven. Ik heb ook heel veel gelezen over de kunstgeschiedenis. Zo leerde ik dat Leo Castelli het ook zwaar heeft gehad.’ Van Laere noemt Castelli – een legendarische New Yorkse galeriehouder en verzamelaar, en een van de invloedrijkste figuren in de internationale kunsthandel eind twintigste eeuw – niet zomaar. Hij is zijn grote voorbeeld. ‘Omdat hij net als ik de kunstenaar op de eerste plaats zet. Sommige galerieën zien hun verzamelaars als hun belangrijkste klanten. Bij ons is dat de kunstenaar. Een heel andere benadering.’ Na vier jaar kreeg Van Laere versterking van Elke Segers, intussen directeur van de galerie. ‘Zij werkte in een fotolab. Ik zag dat zij eigenlijk heel dat fotolab organiseerde. Dus ik dacht: haar heb ik nodig. Sindsdien is zij mijn rechterhand, mijn rots in de branding.’
Segers valt in: ‘Kunst sprak mij altijd al aan, maar ik voelde toch steeds een drempel. Tim ging er zo open mee om, heel bijzonder. Dankzij hem ben ik er heel diep in gedoken. De galerie is mijn leven geworden. Je kan het niet zien als een job. Je kan het niet een béétje doen.’
Van Laere: ‘Hier toch niet. Dat heb ik van mijn grootvader geleerd: alles of niks. Heel veel dingen doe ik niet, maar met kunst ga ik all the way. Ik wil onze kunstenaars helpen om kunstgeschiedenis te schrijven. Dus dan moet je er volledig voor gaan, en superprofessioneel zijn, op elk niveau.’
Oneindig veel respect
Van Laere verschoof zijn aandacht van tennis naar kunst. Het lijken twee werelden die mijlenver uit elkaar liggen. Maar Van Laere ziet dat anders: ‘Als tennisspeler ben je altijd alleen. Je kan een team hebben – een coach, een kinesist, noem maar op – maar op het terrein moet je het toch altijd alleen doen. Dat geldt ook voor een kunstenaar in zijn atelier. Ook al hebben ze assistenten, uiteindelijk moet het van hen komen. Daarom heb ik oneindig veel respect voor beeldende kunstenaars. Zonder overdrijven: zij zijn de belangrijkste mensen van onze maatschappij, omdat ze altijd met de toekomst bezig zijn. Ze kénnen het verleden heel goed, maar zijn gericht op de toekomst. Zij tonen visie, doen ons nadenken, doen ons openstaan voor dingen. Dus ja, kunstenaars zijn heilig.’
Die appreciatie lijkt wederzijds. Wat Rinus Van de Velde het meest bewondert aan Van Laere is dat hij na twintig jaar nog steeds oprecht gelooft in kunst. De kunstwereld maakt namelijk makkelijk cynisch. ‘Dat wereldje is inderdaad hard’, zegt Van Laere. ‘Maar ik was al gehard door het tennis. Winnen of verliezen, dat bepaalt alles. De ene week verlies je, de week erna kan je weer winnen. En omgekeerd. Het enige wat je kan doen is blijven doorzetten. Moeilijk vind ik dat niet. Mijn passie voor de kunst is zo groot dat ik er de rest wel bij neem.’ ‘The last waltz (for Leon)’, tot 2/3 in Tim Van Laere Gallery, Antwerpen.
‘Sommige galerieën zien hun verzamelaars als hun belangrijkste klanten. Bij ons is dat de kunstenaar. Een heel andere benadering’ ‘Beeldende kunstenaars zijn de belangrijkste mensen van onze maatschappij, omdat ze altijd met de toekomst bezig zijn’