BIJ DE BAKKER
Het gebeurt niet zo vaak dat marxisten en werkgevers het met elkaar eens zijn. Maar dat de lonen een steeds kleiner stuk uitmaken van de nationale economische koek, daarover verschillen ze niet van mening. Sterker nog: de linkse partij PVDA verwijst zelfs naar studiewerk van de werkgeverskoepel VBO daarover.
Beide organisaties maken dezelfde vaststelling, alleen komen ze tot radicaal verschillende conclusies over de oorzaken ervan en de manier waarop we ermee moeten omgaan. Eerst de PVDA. Voor de communisten is het eenvoudig. Ze vinden dat het aandeel van de lonen in de nationale economie minstens op peil moet blijven en zeker niet mag zakken. Als het aandeel sinds 2014 niet gedaald zou zijn, zou er in 2017 zo’n 9,37 miljard euro meer aan lonen zijn uitbetaald dan in werkelijkheid gebeurd is. Dat geld is daarentegen als extra winst bij de bedrijven blijven hangen, die dat gedeeltelijk doorspeelden aan de aandeelhouders. ‘Zo blijft de kloof tussen rijk en arm toenemen’, concludeert voorzitter Peter Mertens.
De PVDA heeft een alternatieve loonnorm ontwikkeld, die uitgaat van een ongewijzigd aandeel van de lonen in de nationale economie. ‘Om te compenseren wat loontrekkenden onder de regeringMichel hebben verloren, zouden de lonen met 4,2 procent moeten stijgen’, aldus de partij. Dat zou voor een mediaan loon neerkomen op 128 euro extra per maand.
Het hoeft niet te verbazen dat de analyse van het VBO enigszins anders luidt. De daling van het loonaandeel in de economie is om te beginnen een internationaal fenomeen, luidt het in een studie van hoofdeconoom Edward Roosens. Sinds 2014 is de daling in België wel sterker dan in de buurlanden. Op langere termijn is er alleen in Frankrijk – nota bene het land van de gele hesjes – geen daling. ‘Het Franse bedrijfsleven kampt vandaag dan ook met een nijpend gebrek aan concurrentievermogen’, schrijft Roosens.
Hij laat wel zien dat de extra marge die de bedrijven gerealiseerd hebben, niet aan dividendverhogingen is besteed. Van elke honderd euro die bedrijven bru to verdienden, ging in 2017 negen euro naar aandeelhouders, evenveel als in 1995. De extra winsten gingen vooral naar belastingen, waarvan het aandeel in die periode verdubbelde naar 6 procent, en naar investeringen, waarvan het aandeel van 16 naar 20 procent aangroeide.
Vooral dat laatste is een interessante vaststelling. Want investeringen verhogen vaak de productiviteit, waardoor je meer kan produceren met minder mensen. Het deeg voor de economische koek wordt minder vaak met de hand gekneed, en vaker met een machine. Daardoor nemen de kosten af, en kan je meer winst boeken. Met die winst kan je weer een nieu
Het deeg voor de economische koek wordt minder vaak met de hand gekneed, en vaker met een machine
we kneedmachine kopen en een extra koek bakken. Zo wordt welvaart gecreeerd.
De cruciale kwestie is nu: hoe wordt die welvaart verdeeld? Of liever gezegd: hoeveel van die extra welvaart kan naar loonsverhogingen gaan? Een delicate evenwichtsoefening. Als het te veel is, komt de aanschaf van een extra deegmachine misschien in gevaar, en daarmee de aangroei van de hoeveelheid koek. Maar als het te weinig is, is er misschien niet genoeg koopkracht voorhanden om al die extra koeken te kopen en op te eten. Iets om over na te denken, als u zondag bij de bakker staat.