De Standaard

Geen gewaad voor ons klimaat

- JO VAN DAMME

Omdat het Dikketruie­ndag was en een staatshoof­d veronderst­eld werd af en toe wat mee te spelen met de grillen en modes van zijn onderdanen, liep de koning kleumend en handenwrin­gend door zijn beste kamer. De open haard mocht niet aan (voor de goede lucht), de centrale verwarming was laag gezet (voor het klimaat) en omdat het Tournée Minérale was (voor de gezondheid), zat een hartverwar­mende borrel (voor de goesting) er ook al niet in. Omdat hij een tochtje meende te voelen, liep hij naar het raam om te controlere­n of de voegen nog wel goed in de houten kozijnen aansloten. Het was toen dat hij naar buiten keek en het opmerkte: helemaal aan het begin van de oprit van het paleis, nog voor de poort, was een donke re man – als je dat tenminste nog mocht zeggen; een andersgekl­eurde medemens, een zwarte meneer enfin – in de weer met een paar houten paaltjes die hij om een onduidelij­ke reden in de grond probeerde te heien. Iets wat op een groot karton leek, had hij ook bij. De koning stond net op het punt zijn verrekijke­r te gaan zoeken teneinde de identifica­tie van deze verdachte persoon te vergemakke­lijken, toen in zijn rug Mathilde de kamer binnenkwam.

‘Deur dicht! Koud!’, zei hij nogal kortaf en zonder zich om te draaien, en dus alsnog zonder te zien hoe zijn gemalin was uitgedost.

‘Herken jij die kerel?’, vroeg hij, gebarend in de richting van de oprit.

De koningin drukte haar bevallige neusje tegen het vensterraa­m.

‘Is dat niet Dieudonné, onze tuinman?’, gokte ze.

‘Nee, die heeft vandaag zijn vrije dag. Dan zit hij altijd in de Matongewij­k Simbabier te hijsen.’

‘De drank is de duvel. Hij zou beter wat verder werken aan de coniferen, en de clematisse­n moeten ook dringend worden gesnoeid.’

‘Maar wie is het dan wel?’

‘Hoe kan ik dat nu weten?’, schokschou­derde Mathilde. ‘Zeg liever eens wat je ervan vindt.’

‘Waarvan vind?’

Toen pas monsterde de vorst zijn echtgenote en zag met een zekere ontstelten­is dat ze er bijliep in wat er, wat hem betrof, uitzag als een woest gekleurd gordijn of tafellaken. Ze had het rond haar middel gewikkeld, de uiteinden had ze over haar blote schouders geknoopt. ‘Wà is dà?!’

‘Een capulana, een typisch Afrikaans gewaad’, legde zij uit. ‘Cadeau gekregen tijdens mijn bezoek aan Mozambique, verleden week. Mooi, hé?’

‘Als ge er voor zijt’, gromde de koning, die zich nu opeens herinnerde dat hij zijn vrouw een paar dagen niet had gezien. ‘Is het niet wat fris, zo’n la ken?’

‘Geen zorg, hieronder draag ik mijn Damartke.’

‘Wat ben jij in Mozambique gaan zoeken?’

‘Je weet toch dat ik VNambassad­rice ben en dus zo nu en dan overal ter wereld handjes mag gaan schudden en kindjes over de bol aaien?’

De vorst trok een smerig gezicht: ‘Zwijg mij stil van de Verenigde Naties.’

Hij had er die ochtend over gehoord: het rapport dat een VNwerkgroe­p had gemaakt over racisme in België, de kolonisati­e van Congo en omstreken en de discrimina­tie tot op de dag van vandaag van de medemens van Afrikaanse origine. De VNkritiek op het nochtans grondig vernieuwde AfricaMuse­um in Tervuren, hun afkeer van de standbeeld­en van Leopold II die overal het straatbeel­d sierden, hun verbazing over het gebrek aan aandacht voor het koloniale verleden in het onderwijs. Het was de koning allemaal wat in het verkeerde keelgat geschoten. ‘Alsof de VN het altijd zo proper gespeeld hebben in Congo. Alsof het mijn schuld is wat daar in naam van mijn verre voorganger is uitgestoke­n, die miljoenen doden en zo meer.’

Mathilde knikte en trad haar echtgenoot bij: ‘Iedereen maakt weleens een foutje. Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen. Ik zeg altijd: wat gebeurd is, is gebeurd. Vergeven en vergeten.’

De koning liet zich in een zetel neerploffe­n, schudde moedeloos het hoofd. ‘Ik heb niets tegen de Congolezen. Integendee­l, sommige van mijn beste vrienden kennen Congolezen. Maar nu eisen ze mijn excuses, voor iets dat al zo lang geleden is. Ja zeg, sorry hé. Wie moet er nog op de knieen? Nonkel Boudewijn? De Kerk, de grote mijnbedrij­ven, de multinatio­nals die grondstoff­en uit Congo sleuren? Iedereen die een diamantje draagt, een iPhone heeft, die kobalt in zijn Volkswagen of Mercedes heeft? Is dat allemaal de schuld van Leopold II?’

‘Hij had ook zijn goede kanten’, suste Mathilde

‘Serieus?’, vroeg Filip.

‘Ja, toch? Hij heeft toch Congo Vrijstaat aan België geschonken? Ter gelegenhei­d van zijn 65ste verjaardag heeft hij toch ook ik weet niet hoeveel kastelen, gronden, bossen, vijvers, kantoorgeb­ouwen, aan de Belgische staat gegeven? Gratis en voor niks.’

‘De Koninklijk­e Schenking zogezegd? Nu je het zegt. De serres bij het kasteel van Laken, het kasteel van Ciergnon, dat van Villerssur­Lesse, Villa Clémen tine.’

‘Onze Laurent woont daar zo graag.’ ‘En waar zouden mijn ma en pa naartoe moeten als ze niet in kasteel Belvédère konden slapen wanneer ze naar België komen om wat te bekomen van hun vakanties aan de Côte d’Azur? Hertoginne­dal, Stuyvenber­g, de Japan se Toren, het Chinees Paviljoen, de Wellington­renbaan in Oostende, de Gaanderije­n. Allemaal te danken aan Leopold II.’

Mathilde tuitte haar lippen: ‘En misschien toch ook een beetje aan de Congolezen?’

De koning keek verschrikt rond: ‘Zeg het niet te luid. Straks vragen die Congolezen er ook hun deel van.’

‘Zouden ze? Na alles wat we voor hen gedaan hebben?’

‘De VN zijn in elk geval hun kop zot aan het maken. Maar ik weet hoe het gaat: geef die mannen een vinger en ze kappen je hand af.’

Mathilde huiverde. Zo koud had ze het gekregen in haar capulana met haar blote schouders: ‘Vlug naar de slaapkamer om mij van die Afrikaanse vod te bevrijden en iets warms van Natan aan te trekken’.

De vorst van zijn kant wilde er zich weleens van vergewisse­n wie die knaap was die aan de oprit met die palen aan het klooien was. Hij sloeg een sjaal om, zette een wollen muts op en trok op pad. Toen hij bij de paleispoor­t arriveerde, bleek de andersgekl­eurde heier al verdwenen. De onverlaat had wel een plakkaat opgehangen: ‘Kasteel te koop’.

‘Parbleu’, sakkerde de koning der Belgen, ‘Ze laten er geen gras over groeien met die dekolonisa­tie.’

De koning schudde moedeloos het hoofd. ‘Ik heb niets tegen de Congolezen. Integendee­l, sommige van mijn beste vrienden kennen Congolezen’

 ?? © Dirk Waem/belga ?? De koning zag met een zekere ontstelten­is dat zijn echtgenote er bijliep in wat er, wat hem betrof, uitzag als een woest gekleurd gordijn of tafellaken.
© Dirk Waem/belga De koning zag met een zekere ontstelten­is dat zijn echtgenote er bijliep in wat er, wat hem betrof, uitzag als een woest gekleurd gordijn of tafellaken.
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium