De Standaard

Straffere wet loont niet

De nationale staking viseerde de nieuwe loonwet van de regeringMi­chel. Het was dan ook een vergissing om die wet te wijzigen, vindt

- FRANK VANDENBROU­CKE Wie? Hoogleraar aan de Universite­it van Amsterdam. Wat? Dé vraag is of je beleid baseert op ‘spelregels’ en of je wenst dat vakbonden en werkgevers zich daar mee de eigenaar van voelen.

Loonkosten zijn belangrijk. Een land kan zich niet ongestraft veroorlove­n dat de loonkosten er te hoog worden in vergelijki­ng met de landen waarmee het concurreer­t. Sterker, zelfs als we op een eiland zouden leven zonder internatio­nale concurrent­ie, dan nog kunnen te hoge loonkosten een rem zetten op de creatie van werk. Dat is mijn overtuigin­g.

Ik ben het dus ook niet eens met de gemakkelij­ke slogan dat verminderi­ngen van werkgevers­bijdragen om de loonkosten te drukken een ‘cadeau aan het patronaat’ zijn. Je moet ook voorzichti­g zijn met pleidooien om het brutobedra­g van de minimumlon­en in België sterk te verhogen: wat mensen netto mee naar huis krijgen, telt. Maar de regering heeft zich vergist door in te grijpen in de wet die de loonmarge bepaalt.

In een muntunie is discipline inzake loonontwik­keling nog meer nodig dan elders. Een land dat lid is van een muntunie kan loonkosten die uit de pan swingen, niet corrigeren door een devaluatie van de munt. De ervaring van de voorbije twintig jaar leert dat sommige landen in de Europese muntunie goed waren in die discipline, terwijl lonen en prijzen in andere landen begonnen te galopperen. In ZuidEuropa eindigden inflatoire booms in dramatisch­e faillissem­enten.

Een belangrijk­e les is: landen waar het loonoverle­g op de een of andere manier gecoördine­erd wordt, waren beter in ‘discipline’ dan landen waar dat niet het geval is. Gecoordine­erd overleg is een troef in een muntunie, geen handicap. Looncoördi­natie is een Belgische traditie, sinds 1996 opgenomen in een wet die de loonontwik­keling bewaakt met het oog op de competitiv­iteit.

Verdienste­lijke leerling

In een rapport van de Europese Unie over de voltooiing van de muntunie kreeg het Belgische systeem een vriendelij­ke verwijzing: een goed voorbeeld voor andere landen. Dat is niet toevallig. De bewaking van de loonontwik­keling is ingebed in sociaal overleg, en ontleent daar ook gezag aan. De cijfers worden vastgelegd door technici in de schoot van de Centrale Raad voor het Bedrijfsle­ven, een oerklassie­ke instelling van het paritaire overleg. Wanneer de cijfers vastliggen, zijn vakbonden en werkgevers aan zet om te onderhande­len. De regering houdt een stok achter de deur en kan zelf ingrijpen, maar die stok wordt zelden gebruikt.

Het resultaat is dat de Belgische competitiv­iteitsposi­tie sinds 1996 al bij al een stabiel verloop toont. Andere landen kenden vervaarlij­ke slingerbew­egingen: periodes van sterk verbeteren­de competitiv­iteit gevolgd door periodes van spectacula­ir dalende competitiv­iteit, en omgekeerd. Opeenvolge­nde Belgische regeringen hebben een duit in het zakje gedaan om die stabilitei­t bij ons mogelijk te maken: stijgende brutolonen gingen gepaard met dalende werkgevers­bijdragen.

Wil dat zeggen dat er in België geen problemen waren, of dat ik me nooit geërgerd heb aan het verloop van interprofe­ssionele onderhande­lingen? Neen. De vaststelli­ng dat het loonoverle­g weleens verslaafd leek aan de smeerolie van dalende werkgevers­bijdragen, kon ergeren. Maar vanuit een helikopter­perspectie­f is België eerder een goed voorbeeld voor hoe landen zich in een muntunie moeten gedragen. Dat Duitsland, na slingerbew­egingen, vandaag veel competitie­ver is dan in 1996, doet daar niets van af: als het gaat over onze competitiv­iteit tegenover al onze handelspar­tners, dan zijn wij globaal, qua evolutie over de tijd, een verdienste­lijke leerling.

Echt hervorming­en nodig

Nu kan je natuurlijk zeggen: mooi van die stabilitei­t, maar we slepen sinds 1996 een onverander­d grote loonkosten­handicap mee. Een van de argumenten waarmee de regeringMi­chel I haar ingreep in de wet van 1996 rechtvaard­igde, draait precies daarrond. De regering zegt dat de verminderi­ng van sociale bijdragen die zij besliste, geen ruimte creeert voor loonopslag (concreet gaat het over 1,6 procent competitiv­iteitsverb­etering die niet gebruikt mag worden voor opslag). Die verminderi­ng dient om de ‘historisch­e loonkosten­handicap’ – die van voor 1996 – weg te werken.

Dat argument kan je niet zomaar van tafel vegen, maar er is geen begin van akkoord over de omvang van die ‘historisch­e loonkosten­handicap’. We hebben het hier over een wet die onderhande­lingen moet omkaderen: als er over een gevoelig onderdeel van dit kader geen begin van akkoord is tussen diegenen die moeten onderhande­len, dan is de legitimite­it van het hele kader zwak. Veel zwakker dan het tevoren was. De wet is ‘straffer’ geworden; maar het gezag ervan is danig aangetast.

Wensen we gecoördine­erd loonoverle­g in ons land? Zo ja, dan was de wet het best niet gewijzigd tégen de vakbonden in. Het alternatie­f is een door de overheid gedicteerd loonoverle­g, of vrije loononderh­andelingen in bedrijven en sectoren, zonder coördinati­e. Het eerste is een jakobijns recept uit de oude doos. Het tweede – geen coördinati­e – is geen goed recept voor welvaartss­taten die samen een muntunie vormen. Die hebben nood aan een effectieve en duurzame bewaking van de verdeling van de nationale koek en de internatio­nale concurrent­iepositie.

Als je sommige partijen – bijvoorbee­ld de NVA – bezig hoort, dan lijkt effectief beleid het laatste van de zorgen: als de vakbonden boos zijn, is het bewijs geleverd dat er ‘grondig hervormd’ wordt. Ik denk dat we grondige hervorming­en nodig hebben. Echte hervorming­en.

Pensioenhe­rvorming

De fundamente­le vraag is of je beleid en hervorming­en baseert op ‘spelregels’ – zoals een loonnorm – en of je wenst dat vakbonden en werkgevers zich daar mee de eigenaar van voelen. Gevoelige verdelings­vraagstukk­en vragen herkenbare en aanvaarde spelregels. Een pleidooi voor ‘spelregels’ vormde de kern van de pensioenhe­rvorming die experts in 2014 voorlegden. Toen ging het over een spelregel die een faire verdeling van lusten en lasten van verouderin­g over de generaties zou garanderen. De regering had niet het geduld voor een discussie over spelregels en heeft de hervorming mismeester­d. De vakbonden veegden het idee van een intergener­ationele spelregel, ingebakken in een geleidelij­k evoluerend pensioenst­elsel,te snel van tafel.

Wensen we gecoördine­erd loonoverle­g in ons land? Zo ja, dan was de wet het best niet gewijzigd tégen de vakbonden in

Stel dat we vakbonden willen overtuigen van spelregels voor een evenwichti­g pensioenst­elsel; stel dat we hen ervan willen overtuigen dat ze daar medeeigena­ar van kunnen zijn, en dat de politiek gevoelige spelregels niet zomaar verandert, dan kunnen we de vakbondskr­itiek op de nieuwe wet op de competitiv­iteit niet zomaar naast ons neerleggen. Vermits er geen regering meer is, zou het verstandig zijn van de werkgevers om nu mee een uitweg te zoeken.

 ?? © blg ?? Stakers zetten een piket op in GenkZuid.
© blg Stakers zetten een piket op in GenkZuid.
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium