Straffere wet loont niet
De nationale staking viseerde de nieuwe loonwet van de regeringMichel. Het was dan ook een vergissing om die wet te wijzigen, vindt
Loonkosten zijn belangrijk. Een land kan zich niet ongestraft veroorloven dat de loonkosten er te hoog worden in vergelijking met de landen waarmee het concurreert. Sterker, zelfs als we op een eiland zouden leven zonder internationale concurrentie, dan nog kunnen te hoge loonkosten een rem zetten op de creatie van werk. Dat is mijn overtuiging.
Ik ben het dus ook niet eens met de gemakkelijke slogan dat verminderingen van werkgeversbijdragen om de loonkosten te drukken een ‘cadeau aan het patronaat’ zijn. Je moet ook voorzichtig zijn met pleidooien om het brutobedrag van de minimumlonen in België sterk te verhogen: wat mensen netto mee naar huis krijgen, telt. Maar de regering heeft zich vergist door in te grijpen in de wet die de loonmarge bepaalt.
In een muntunie is discipline inzake loonontwikkeling nog meer nodig dan elders. Een land dat lid is van een muntunie kan loonkosten die uit de pan swingen, niet corrigeren door een devaluatie van de munt. De ervaring van de voorbije twintig jaar leert dat sommige landen in de Europese muntunie goed waren in die discipline, terwijl lonen en prijzen in andere landen begonnen te galopperen. In ZuidEuropa eindigden inflatoire booms in dramatische faillissementen.
Een belangrijke les is: landen waar het loonoverleg op de een of andere manier gecoördineerd wordt, waren beter in ‘discipline’ dan landen waar dat niet het geval is. Gecoordineerd overleg is een troef in een muntunie, geen handicap. Looncoördinatie is een Belgische traditie, sinds 1996 opgenomen in een wet die de loonontwikkeling bewaakt met het oog op de competitiviteit.
Verdienstelijke leerling
In een rapport van de Europese Unie over de voltooiing van de muntunie kreeg het Belgische systeem een vriendelijke verwijzing: een goed voorbeeld voor andere landen. Dat is niet toevallig. De bewaking van de loonontwikkeling is ingebed in sociaal overleg, en ontleent daar ook gezag aan. De cijfers worden vastgelegd door technici in de schoot van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, een oerklassieke instelling van het paritaire overleg. Wanneer de cijfers vastliggen, zijn vakbonden en werkgevers aan zet om te onderhandelen. De regering houdt een stok achter de deur en kan zelf ingrijpen, maar die stok wordt zelden gebruikt.
Het resultaat is dat de Belgische competitiviteitspositie sinds 1996 al bij al een stabiel verloop toont. Andere landen kenden vervaarlijke slingerbewegingen: periodes van sterk verbeterende competitiviteit gevolgd door periodes van spectaculair dalende competitiviteit, en omgekeerd. Opeenvolgende Belgische regeringen hebben een duit in het zakje gedaan om die stabiliteit bij ons mogelijk te maken: stijgende brutolonen gingen gepaard met dalende werkgeversbijdragen.
Wil dat zeggen dat er in België geen problemen waren, of dat ik me nooit geërgerd heb aan het verloop van interprofessionele onderhandelingen? Neen. De vaststelling dat het loonoverleg weleens verslaafd leek aan de smeerolie van dalende werkgeversbijdragen, kon ergeren. Maar vanuit een helikopterperspectief is België eerder een goed voorbeeld voor hoe landen zich in een muntunie moeten gedragen. Dat Duitsland, na slingerbewegingen, vandaag veel competitiever is dan in 1996, doet daar niets van af: als het gaat over onze competitiviteit tegenover al onze handelspartners, dan zijn wij globaal, qua evolutie over de tijd, een verdienstelijke leerling.
Echt hervormingen nodig
Nu kan je natuurlijk zeggen: mooi van die stabiliteit, maar we slepen sinds 1996 een onveranderd grote loonkostenhandicap mee. Een van de argumenten waarmee de regeringMichel I haar ingreep in de wet van 1996 rechtvaardigde, draait precies daarrond. De regering zegt dat de vermindering van sociale bijdragen die zij besliste, geen ruimte creeert voor loonopslag (concreet gaat het over 1,6 procent competitiviteitsverbetering die niet gebruikt mag worden voor opslag). Die vermindering dient om de ‘historische loonkostenhandicap’ – die van voor 1996 – weg te werken.
Dat argument kan je niet zomaar van tafel vegen, maar er is geen begin van akkoord over de omvang van die ‘historische loonkostenhandicap’. We hebben het hier over een wet die onderhandelingen moet omkaderen: als er over een gevoelig onderdeel van dit kader geen begin van akkoord is tussen diegenen die moeten onderhandelen, dan is de legitimiteit van het hele kader zwak. Veel zwakker dan het tevoren was. De wet is ‘straffer’ geworden; maar het gezag ervan is danig aangetast.
Wensen we gecoördineerd loonoverleg in ons land? Zo ja, dan was de wet het best niet gewijzigd tégen de vakbonden in. Het alternatief is een door de overheid gedicteerd loonoverleg, of vrije loononderhandelingen in bedrijven en sectoren, zonder coördinatie. Het eerste is een jakobijns recept uit de oude doos. Het tweede – geen coördinatie – is geen goed recept voor welvaartsstaten die samen een muntunie vormen. Die hebben nood aan een effectieve en duurzame bewaking van de verdeling van de nationale koek en de internationale concurrentiepositie.
Als je sommige partijen – bijvoorbeeld de NVA – bezig hoort, dan lijkt effectief beleid het laatste van de zorgen: als de vakbonden boos zijn, is het bewijs geleverd dat er ‘grondig hervormd’ wordt. Ik denk dat we grondige hervormingen nodig hebben. Echte hervormingen.
Pensioenhervorming
De fundamentele vraag is of je beleid en hervormingen baseert op ‘spelregels’ – zoals een loonnorm – en of je wenst dat vakbonden en werkgevers zich daar mee de eigenaar van voelen. Gevoelige verdelingsvraagstukken vragen herkenbare en aanvaarde spelregels. Een pleidooi voor ‘spelregels’ vormde de kern van de pensioenhervorming die experts in 2014 voorlegden. Toen ging het over een spelregel die een faire verdeling van lusten en lasten van veroudering over de generaties zou garanderen. De regering had niet het geduld voor een discussie over spelregels en heeft de hervorming mismeesterd. De vakbonden veegden het idee van een intergenerationele spelregel, ingebakken in een geleidelijk evoluerend pensioenstelsel,te snel van tafel.
Wensen we gecoördineerd loonoverleg in ons land? Zo ja, dan was de wet het best niet gewijzigd tégen de vakbonden in
Stel dat we vakbonden willen overtuigen van spelregels voor een evenwichtig pensioenstelsel; stel dat we hen ervan willen overtuigen dat ze daar medeeigenaar van kunnen zijn, en dat de politiek gevoelige spelregels niet zomaar verandert, dan kunnen we de vakbondskritiek op de nieuwe wet op de competitiviteit niet zomaar naast ons neerleggen. Vermits er geen regering meer is, zou het verstandig zijn van de werkgevers om nu mee een uitweg te zoeken.