De Standaard

PETER VANDERMEER­SCH REKENT AF MET ZIJN GELIEFDE NEDERLAND

Na zes jaar schrijft Peter Vandermeer­sch zijn laatste column over Nederland. Het is zijn eerste als Nederlande­r.

- PETER VANDERMEER­SCH tôt! A bien

Ik dacht in 2010 dat ik terechtkwa­m in het open, tolerante en rechtlijni­ge Nederland dat ik meende te kennen. Het bleek anders

Ruim zes jaar heb ik op deze plek met enige regelmaat over ‘mijn’ Nederland mogen schrijven, het land waar ik in 2010 naartoe ben gekomen. Vandaag schrijf ik mijn laatste stuk. Daarvoor heb ik twee goede redenen: in september leg ik na negen jaar als hoofdredac­teur van NRC mijn functie neer. Eind dit jaar ga ik voor die krant weer een affaire beginnen met een andere liefde uit mijn leven, Frankrijk. Ik zeg ‘weer’ omdat ik al tussen 1991 en 1995 correspond­ent was voor De Standaard in Parijs, een stad die ik ooit mijn maîtresse noemde.

Ik keer Nederland dus de rug toe. Voorlopig. Want de liefdesrel­atie die ik met dat land heb ontwikkeld, is intussen omgezet in een huwelijk. De Immigratie en Naturalisa­tiedienst heeft mij begin februari laten weten dat ‘Zijne Majesteit de Koning een positief besluit heeft genomen op uw verzoek om naturalisa­tie’. Binnen enkele weken mag ik mijn Nederlands paspoort ophalen bij de gemeente Amsterdam. Het betekent meteen ook, in een land dat geen dubbele nationalit­eit aanvaardt, dat ik mijn Belgische nationalit­eit moet opgeven.

Belachelij­k natuurlijk. Dat je verplicht wordt om te kiezen is het gevolg van die vreselijke hang van dit land naar zuiverheid. Nederland is niet een land van en, en. Het is of, of. Of je bent Belg, of je bent Nederlande­r. Of je bent voor de EU, of je bent voor Nederland. Of je houdt van vrouwen, of van mannen. Of chocopasta, of pindakaas. Of gelovig, of niet. Of NRC, of De Telegraaf. En steeds meer ook: of moslim, of Nederlande­r.

Nederland is Mondriaan. Heldere, door lijnen scherp van elkaar gescheiden vlakken in felle kleuren die samen een schilderij vormen. Een veelheid aan protestant­se kerken die met dikke grenzen van elkaar zijn afgescheid­en, omdat de een nog rechter in de leer wil zijn dan de ander. Een land waar de publieke omroep in de 21ste eeuw nog lekker is opgedeeld in verzuilde hokjes die Vara, VPRO of KRO worden genoemd. Een netjes geordende Hema. Een land van dijken en sloten die het landschap helder en overzichte­lijk maken, maar vooral in vele stukken van mijn en dijn opdelen.

Het Nederland waar ik

in 2010 als Vlaming terecht kwam, was nog een ander Nederland dan nu. Jan Peter Balkenende was premier. De PvdA was met ruim drie keer zoveel zetels de tweede politieke partij van het land (nu is ze de zevende). Oranje was vicewereld­kampioen voetbal. Het debat over Zwarte Piet bestond niet. Beatrix was koningin. Hyves had veel meer bezoekers dan Facebook. De voornaamst­e én de grootste kranten van dit land, respectiev­elijk NRC en De Telegraaf, waren niet in handen van het Vlaamse Mediahuis. Het Rijksmuseu­m was nog niet van zijn stellingen ontdaan. De drie oprichters van ‘mijn’ NRC Handelsbla­d, Jérôme Heldring, Henk Hofland en André Spoor leefden nog.

Ik dacht in 2010 dat ik terechtkwa­m in het open, tolerante en rechtlijni­ge Nederland dat ik meende te kennen via de media die ik vier decennia had gevolgd en door de vele bezoeken die ik aan het land had gebracht. Het bleek anders. Wanneer ik de columns herlees die ik de afgelopen zes jaren in deze krant schreef over dit nieuwe vaderland, kwamen verschille­nde keren dezelfde, soms wat bittere, thema’s terug: ik beschreef Nederland geregeld als een onverdraag­zaam land, waarvan de inwoners niet in staat lijken op een goede manier met elkaar van gedachten te wisselen, dat schrik lijkt te hebben van de buitenwere­ld en die de wereld voorbij zijn dijken in veel gevallen slecht kent. Een land ook dat denkt erg bijzonder te zijn, maar het eigenlijk niet is. In die zin heb ik het voorbije decennium een Nederland ontdekt dat niet het Nederland is van de positieve clichés die het zichzelf toemeet.

Ja, ik heb me hier

vaak geërgerd. Om te beginnen over de brede onwetendhe­id van mijn nieuwe landgenote­n over wat er zich ten zuiden en ten oosten van dit land afspeelt. Nederland heeft slechts twee buurlanden, maar legt een verbazend kleine belangstel­ling aan de dag voor beide. Het leidt, zeker in de Randstad, tot clichémati­g en nog steeds wat hooghartig denken over het economisch­e en politieke maar ook intellectu­ele en culturele leven in Antwerpen, Gent, Brussel en erbuiten. En tot absolute onwetendhe­id over wat er zich in Luik of Namen afspeelt. Over wat er in Duitsland of, zo ver weg, Frankrijk gebeurt, is het met die kennis niet beter gesteld. Nederlande­rs, zo zuchtte ik weleens, denken dat ze internatio­naal gericht zijn omdat ze de Amerikaan Jimmy Fallon op tv volgen.

Naast mijn ergernis over een land dat te veel naar de navel staart, kwam in mijn columns geregeld mijn ontgoochel­ing over de kwaliteit van het debat terug. Geen land waarschijn­lijk dat zoveel talkshows, debatprogr­amma’s en ‘laatuonswe­tenwatuerv­andenkt’rubrieken heeft. Geen land ook waar iedereen, in zijn straat, de stad, het bedrijf, de sportclub, de politiek, zo graag over alles meepraat. En geen land, zo dacht ik soms, waar iedereen praat maar niet luistert. Het leidde de afgelopen jaren, zeker in de sociale media, tot schreeuwpa­rtijen die moeten doorgaan voor een debat. Opmerkelij­k: steeds meer Nederlande­rs zeiden mij de afgelopen jaren dat ze zo graag naar programma’s op de VRT kijken. Omdat die zoveel beschaafde­r verlopen. Omdat Vlaanderen gelukkig soms wél nog weet dat een debat ook een dialoog is.

Ik leerde ook een land kennen dat soms opmerkelij­k bang en hypocriet is. Bang van een asielzoeke­rscentrum in de buurt, bang van Zwarte Piet die roetvegen krijgt, bang van een verbod op vuurwerk, bang van Poolse vaklieden, bang van vrouwen met een hoofddoek, bang van klimaatmaa­tregelen, bang van de Belgische Post die de Nederlands­e evenknie zou overnemen … Bang vooral om het idee te verliezen van een bepaald soort Nederland, dat eigenlijk nooit heeft bestaan, behalve in de herinnerin­g van enkele nostalgici. Hypocriet dan weer wanneer het bijvoorbee­ld gaat over het drugsbelei­d waar de coffeeshop­houder wel zijn wiet mag verkopen maar het niet in grote hoeveelhei­d mag inkopen.

En ik kan even doorgaan:

Nederland is een land dat zichzelf en zijn belang in de wereld mateloos kan overschatt­en, en dan gaat het niet alleen over het voortduren­d aanwezige geloof dat het land eigenlijk altijd wereldkamp­ioen voetbal moet zijn. Het is een land ook dat zich tolerant noemt, maar dat bovenal is voor mensen die het met de normen en waarden van de meerderhei­d eens zijn. Het is een land waar de vrouwen in het politieke en economisch­e leven nog lang niet de rechtmatig­e plek hebben van hun Belgische of Scandinavi­sche seksegenot­es. En over het vermeende individual­isme herhaal ik graag wat historicus Piet de Rooy enkele jaren geleden liet optekenen: ‘Nederland doet me vaak denken aan die scène uit Life of Brian, waar Brian zijn volgelinge­n voorhoudt dat ze zelf moeten nadenken en allemaal individuen zijn. En dan antwoorden ze massaal uit één keel: “Yes, we’re all individual­s” – al zegt er één: “I’m not”.’ En ik schrijf het citaat op in de taal die veel Nederlands­e academici jammerlijk verkiezen boven de eigen moedertaal.

Maar het thema dat in al die columns op deze pagina’s het meest aan bod kwam, was de voortduren­de zoektocht van de Nederlande­r naar wie hij of zij is. Sedert prinses Máxima in 2007 zei dat ze in al haar jaren in het land dé Nederlands­e identiteit niet had gevonden, zijn de bewoners van dit land meer dan ooit op zoek naar wie of wat ze zijn, moeten

Waarom ik ondanks alle kritiek toch van Nederland ben gaan houden? Omdat het ambitie heeft

zijn of willen zijn. Mijn boekenplan­k met studies over dat thema buigt gevaarlijk door. Nederland zit soms zo slecht in zijn vel.

Ondanks alle lectuur

en al mijn ontmoeting­en heb ik zelf ik in al die jaren ook niet dé Nederlande­r ontdekt. Wat ik wel weet, is dat ik in die negen jaar zelf nog meer ben veranderd dan het land zelf. Ik heb, zoals ik schreef, intussen de Nederlands­e nationalit­eit gekregen.

Want ik ben, ondanks alle kritiek die ik er ook kan op hebben, van dit land en zijn bewoners gaan houden. Waarom? In één zin: omdat het ambitie heeft. Ambitie om een samenlevin­g te bouwen die rechtvaard­ig is, ambitie om naast een koopman ook een dominee te zijn, ambitie om nog steeds een lichtend voorbeeld te zijn voor de wereld, ambitie om het inherente racisme dat Zwarte Piet is uit te bannen, ambitie om de democratie serieus te nemen, am bitie om grote bedrijven kansen te geven, ambitie om kunst en cultuur te laten bloeien, ambitie om alle burgers dezelfde kansen te geven, ambitie om het klimaat te redden, ambitie om alle Olympische medailles en alle Nobelprijz­en te winnen, ambitie om de beste kranten van de wereld te maken. Ambitie dus die in scherpe tegenstell­ing staat met de tevreden middelmati­gheid waaraan het land waar ik geboren ben soms dreigt ten onder te gaan. Maar nu merk ik dat ik al klink als een arrogante Nederlande­r.

Ik dank de redactie van De Standaard voor de kans die ik kreeg om zes jaar lang op deze plek over Nederland te schrijven. Ik dank u voor de vele reacties. En ik richt mijn nieuwsgier­ige blik op het zuiden.

 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium