DE RECHTSSTAAT IS ALLES OF NIETS
We kunnen er maar beter niet te gerust in zijn dat de rechtsstaat, met zijn vrijheid van meningsuiting en zijn bescherming tegen willekeur, voor eens en voor altijd gegarandeerd is. Het volstaat dat de verkiezingen naderen om een toenemende neiging tot selectiviteit vast te stellen. Mijn rechten worden dan belangrijker dan jouw rechten, en mijn bescherming weegt zwaarder dan de jouwe. De essentie van de rechtsstaat is nu net dat we dat soort verschil niet meer maken: iedereen heeft binnen de contouren van de rechtsstaat dezelfde rechten en dus ook plichten. Wie daaraan tornt, al was het maar voor even, bij uitzondering, in een speciaal geval, legt de bijl bij de wortel van het hele systeem.
Om die reden is het onaanvaardbaar dat exstaatssecretaris Theo Francken eergisteren niet mocht spreken in Verviers en dat zijn auto door tegenbetogers werd beschadigd. Verontrustend is dat de plaatselijke burgemeester, die verantwoordelijk is voor orde en veiligheid in de stad, zelf deelnam aan de manifestatie tegen Francken. Als zij haar recht op meningsuiting wilde uitoefenen, kon ze dat, maar dan moest ze haar taak als hoofd van de politie delegeren. Vanuit een betoging de orde handhaven, is bestuurlijke en juridische nonsens. De taak van deze burgemeester was erop toe te zien dat zowel Francken als zijn tegenstanders hun mening konden uiten. Haar eigen standpunt was daaraan ondergeschikt.
Maar als het wat de rechtsstaat betreft alles of niets is, dan geldt dat ook in de netelige discussie over wat te doen met Belgische ISstrijders. In onze rechtsstaat is de doodstraf afgeschaft, een regel die intussen boven elke discussie staat. Het is zwaarwichtig als er prominente stemmen opgaan om van terrorisme verdachte Belgen over te laten aan het gerecht van een land, Irak, waar ze wel de doodstraf riskeren.
Het kan niet zijn dat we hen aan hun lot overlaten in een land waar de waarborgen voor een eerlijk proces geringer zijn en de sancties veel harder, omdat we vrezen dat ons eigen rechtssysteem hen niet zwaar genoeg kan bestraffen en de samenleving niet definitief van hun dreiging kan vrijwaren.
Doen we dat, voor deze ene keer, in dit speciale geval, wel, omdat het een vervelend probleem oplost, of omdat het electoraal scoort, dan vormt dat een gewichtig precedent. Een fundamenteel principe voor deze ene keer, bij grote uitzondering, tussen haakjes plaatsen lijkt misschien de veiligheid te vergroten, maar doet het tegenovergestelde. Bovendien ondermijnt het elke aanspraak op morele superioriteit. Die prijs is te hoog.
Dat geldt ook in de netelige discussie over de Belgische ISstrijders