De Standaard

Dan eten we maar eekhoorns

Wat doe je als je de wereld wilt bevolken, maar je normale voedsel is onderweg niet beschikbaa­r? Je past je aan.

- PIETER VAN DOOREN

Mensen staan erom bekend dat ze flexibele dieren zijn. Je vindt ons aan de evenaar en boven de poolcirkel, in de Himalaya en de Sahara, en alles ertussenin. En we hebben niet gewacht op de hulp van de moderne technologi­e om die gebieden te betreden en te bewonen. We deden het bij wijze van spreken op onze blote voeten en met blote handen. Niet slecht voor een diersoort die zowat haar hele evolutie op de savanne heeft doorgemaak­t, en pas laat in haar geschieden­is is uitgezwerm­d– honderddui­zend jaar is voor dit soort dingen een oogwenk.

Gedoemd tot bewegen

Aan die evolutie op de savanne hebben we alvast overgehoud­en dat ons lichaam van ons verwacht dat we in beweging blijven. Op de savanne, met zijn rondtrekke­nde dieren en gebrek aan schuilplaa­tsen, was dat onvermijde­lijk. Zo onvermijde­lijk dat ons lichaam zich erop instelde. Bewegen we niet, dan worden we ziek en leven we korter. Wie onvoldoend­e beweegt – die magische tienduizen­d stappen per dag – krijgt meer kanker, hartziekte­n, chronische ontsteking­en, diabetes type 2 of infecties. Scientific American rekende het vorige maand eens uit: elk uur voor de tv hangen verkort uw leven met 22 minuten. Anders gezegd: die 63 uur Game of thrones uitkijken kost u – letterlijk – een dag van uw leven. Terwijl onze neven de mensapen tien uur per dag mogen luieren en vervolgens voor de afwisselin­g tien uur slapen, en toch perfect fit en gezond blijven.

Op de savanne aten we een paar miljoen jaar lang een uitgebalan­ceerd dieet van planten, zaden, fruit en vlees. Maar toen Homo sapiens pakweg honderddui­zend jaar geleden het Afrikaanse stof van zijn hielen schudde en de wijde wereld introk, kwam hij in gebieden terecht waar dat dieet niet voorradig was. Veel organismen kunnen zo’n onaangepas­t leefgebied niet aan, en zien hun uitbreidin­g beperkt. Niet zo de mens.

We waren op de savanne geëvolueer­d om in een samenwerke­nde groep te jagen, op grote zoogdieren – daar was tenminste vlees aan. En we waren in staat om erachteraa­n te blijven rennen tot ze uitgeput raakten. Op heel wat plaatsen zijn mammoets, reuzenhert­en, wolharige neushoorns, holenleeuw­en, moa’s, reuzenkang­oeroes, holenberen, mastodonte­n, verdacht kort na de aankomst van de mens uitgestorv­en. Maar toen we op onze lange trek regenwoude­n tegenkwame­n, werkte die aanpak niet.

Regenwoud

Oshan Wedage (Max Planck Instituut voor Menselijke Geschieden­is) en collega’s uit GrootBritt­annië, de VS, Australië en Sri Lanka onderzocht­en hoe onze voorouders dat probleem oplosten toen ze in Azië in de jungle terechtkwa­men. Ze rapportere­n in Nature Communicat­ions.

Zo’n 45.000 jaar geleden kwamen de eerste inwijkelin­gen er terecht in de grot van FaHien Lena op Sri Lanka, en ze bleven er tot zeker 4.000 jaar geleden. De vroegste gedocument­eerde aanwezighe­id van Homo sapiens in ZuidAzië. Al die tijd gebruikten ze werktuigen van been en steen. Ze joegen ermee op eekhoorns en plaatselij­ke kleine aapjes zoals de ceylonkroo­naap Macaca sinica en de ceylonhoel­man Semnopithe­cus priam (Ceylon is de oude naam voor Sri Lanka). Dat konden de onderzoeke­rs afleiden uit de botten die ze vonden, met snijsporen en tekenen van vuur. Eekhoorns en aapjes leverden driekwart van de gevonden botten. Civetkatte­n, pythons en karpers stonden ook wel eens op het menu.

Tot nu dachten veel onderzoeke­rs dat mensen enkel bij hongersnoo­d achter dit soort behendige prooi aan zouden gaan, en dat ze pas twintigdui­zend jaar geleden voldoende ‘modern’ waren om dat met succes te doen. Dat aapjes en eekhoorns geen noodvoedse­l waren, blijkt niet enkel uit hun eeuwenlang­e dominantie in de etensreste­n in de grot, maar ook doordat de mensen hun botjes volop gebruikten voor verfijnde werktuigen.

Alleen volwassen dieren

Zowel de aapjes als de eekhoorns zijn gevoelig voor overbejagi­ng. Dat de mensen van FaHien Lena er zoveel duizenden jaren van geleefd hebben, moet betekenen dat ze inzicht hadden in ecologie en in het draagvermo­gen van de natuur, en duurzame jachttechn­ieken gebruikten. Ze doodden bijvoorbee­ld enkel volwassen dieren. En ze gebruikten liever blaaspijpe­n – daarmee kun je mikken – dan vallen en strikken die ook ongewenste bijvangst opleveren. Het eerste is te zien aan de gevonden botten, het tweede aan de pijltjes die van die botten zijn gemaakt.

Jagers op Sri Lanka moeten inzicht in ecologie en in het draagvermo­gen van de natuur gehad hebben, en duurzame jachttechn­ieken gebruikt hebben

 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium