Dan eten we maar eekhoorns
Wat doe je als je de wereld wilt bevolken, maar je normale voedsel is onderweg niet beschikbaar? Je past je aan.
Mensen staan erom bekend dat ze flexibele dieren zijn. Je vindt ons aan de evenaar en boven de poolcirkel, in de Himalaya en de Sahara, en alles ertussenin. En we hebben niet gewacht op de hulp van de moderne technologie om die gebieden te betreden en te bewonen. We deden het bij wijze van spreken op onze blote voeten en met blote handen. Niet slecht voor een diersoort die zowat haar hele evolutie op de savanne heeft doorgemaakt, en pas laat in haar geschiedenis is uitgezwermd– honderdduizend jaar is voor dit soort dingen een oogwenk.
Gedoemd tot bewegen
Aan die evolutie op de savanne hebben we alvast overgehouden dat ons lichaam van ons verwacht dat we in beweging blijven. Op de savanne, met zijn rondtrekkende dieren en gebrek aan schuilplaatsen, was dat onvermijdelijk. Zo onvermijdelijk dat ons lichaam zich erop instelde. Bewegen we niet, dan worden we ziek en leven we korter. Wie onvoldoende beweegt – die magische tienduizend stappen per dag – krijgt meer kanker, hartziekten, chronische ontstekingen, diabetes type 2 of infecties. Scientific American rekende het vorige maand eens uit: elk uur voor de tv hangen verkort uw leven met 22 minuten. Anders gezegd: die 63 uur Game of thrones uitkijken kost u – letterlijk – een dag van uw leven. Terwijl onze neven de mensapen tien uur per dag mogen luieren en vervolgens voor de afwisseling tien uur slapen, en toch perfect fit en gezond blijven.
Op de savanne aten we een paar miljoen jaar lang een uitgebalanceerd dieet van planten, zaden, fruit en vlees. Maar toen Homo sapiens pakweg honderdduizend jaar geleden het Afrikaanse stof van zijn hielen schudde en de wijde wereld introk, kwam hij in gebieden terecht waar dat dieet niet voorradig was. Veel organismen kunnen zo’n onaangepast leefgebied niet aan, en zien hun uitbreiding beperkt. Niet zo de mens.
We waren op de savanne geëvolueerd om in een samenwerkende groep te jagen, op grote zoogdieren – daar was tenminste vlees aan. En we waren in staat om erachteraan te blijven rennen tot ze uitgeput raakten. Op heel wat plaatsen zijn mammoets, reuzenherten, wolharige neushoorns, holenleeuwen, moa’s, reuzenkangoeroes, holenberen, mastodonten, verdacht kort na de aankomst van de mens uitgestorven. Maar toen we op onze lange trek regenwouden tegenkwamen, werkte die aanpak niet.
Regenwoud
Oshan Wedage (Max Planck Instituut voor Menselijke Geschiedenis) en collega’s uit GrootBrittannië, de VS, Australië en Sri Lanka onderzochten hoe onze voorouders dat probleem oplosten toen ze in Azië in de jungle terechtkwamen. Ze rapporteren in Nature Communications.
Zo’n 45.000 jaar geleden kwamen de eerste inwijkelingen er terecht in de grot van FaHien Lena op Sri Lanka, en ze bleven er tot zeker 4.000 jaar geleden. De vroegste gedocumenteerde aanwezigheid van Homo sapiens in ZuidAzië. Al die tijd gebruikten ze werktuigen van been en steen. Ze joegen ermee op eekhoorns en plaatselijke kleine aapjes zoals de ceylonkroonaap Macaca sinica en de ceylonhoelman Semnopithecus priam (Ceylon is de oude naam voor Sri Lanka). Dat konden de onderzoekers afleiden uit de botten die ze vonden, met snijsporen en tekenen van vuur. Eekhoorns en aapjes leverden driekwart van de gevonden botten. Civetkatten, pythons en karpers stonden ook wel eens op het menu.
Tot nu dachten veel onderzoekers dat mensen enkel bij hongersnood achter dit soort behendige prooi aan zouden gaan, en dat ze pas twintigduizend jaar geleden voldoende ‘modern’ waren om dat met succes te doen. Dat aapjes en eekhoorns geen noodvoedsel waren, blijkt niet enkel uit hun eeuwenlange dominantie in de etensresten in de grot, maar ook doordat de mensen hun botjes volop gebruikten voor verfijnde werktuigen.
Alleen volwassen dieren
Zowel de aapjes als de eekhoorns zijn gevoelig voor overbejaging. Dat de mensen van FaHien Lena er zoveel duizenden jaren van geleefd hebben, moet betekenen dat ze inzicht hadden in ecologie en in het draagvermogen van de natuur, en duurzame jachttechnieken gebruikten. Ze doodden bijvoorbeeld enkel volwassen dieren. En ze gebruikten liever blaaspijpen – daarmee kun je mikken – dan vallen en strikken die ook ongewenste bijvangst opleveren. Het eerste is te zien aan de gevonden botten, het tweede aan de pijltjes die van die botten zijn gemaakt.
Jagers op Sri Lanka moeten inzicht in ecologie en in het draagvermogen van de natuur gehad hebben, en duurzame jachttechnieken gebruikt hebben