De Standaard

Correspond­entie (3)

-

Dag vriend daar zo ver, Hier is het middag. Kerkhoven en kale bomen glijden langs me heen, in licht dat bij ons enkel aan het eind van de zomer voorkomt. Af en toe steekt een kerktorens­pits een vinger uit naar een wolkeloze, afstandeli­jke hemel. Waarom beelden we ons in dat het paradijs zich daarboven, in dat lege blauw, bevindt? Het lijkt er zo eenzaam.

Ik schrijf je vanop de trein tussen Toulouse en Bordeaux, heel voorzichti­g, want De Liefde is tegen mijn schouder in slaap gevallen. Ik probeer de bewegingen van mijn hand te synchronis­eren met haar ademhaling en het wiegen van de trein. Ik wil niet dat ze wakker wordt, ze is zo mooi als ze slaapt.

Jij had een aan het obsessieve grenzende liefde voor spoorvervo­er. Ik weet nog dat je de uren noteerde waarop de trams voorbij je raam reden en herinner me dat je in een van je laatste brieven vroeg waar ik al met de trein had gereisd. Jij sprak over Duitsland, Vietnam, over Florida, Tsjechië en nog zoveel meer plaatsen waar treinen je doorheen hadden gevoerd. Bij elke plek beschreef je wat de treinen in dat land specifiek anders maakten. Lantaarns in Vietnam, potloden van controleur­s in de VS, rochelende medereizig­ers in India. Toen ik dat las, schrok ik dat je zoveel gereisd had. Ik had geen idee. Kende ik je eigenlijk wel? Of had jouw correspond­entieexper­iment net als doel om een manier te scheppen waarop wij elkaar beter konden leren kennen? Voelde je misschien dat er niet veel tijd meer was, en richtte je je brieven aan me om een soort eeuwigheid te vinden?

Ik vraag me af wat jij van deze trein zou vinden. Zou je, net als ik, hoofdpijn krijgen van het agressieve roze en de twee onmogelijk­e tinten Willy Wonkablauw? Zou je je ook ergeren aan de dikke laag stof op de ramen, zo bruin dat ik bij het binnenkome­n van de wagon dacht dat de gordijnen neergelate­n waren? De wereld passeert in vlekken. Een man rijdt een lunchkarre­tje door de trein, niemand koopt iets. Zijn lokroep ‘bonjour, boissons fraiches, friandises, snacks’ galmt door de halflege wagon.

Halflege treinen laten je nadenken op een zachte, breed uitwaaiere­nde manier. Je kan een gedachtega­ng volgen tot hij vastloopt, dan je blik door het raam laten rusten op een wijngaard, een waterplas, een rondpunt. Net lang genoeg om je gedachten weer hun spoor te laten vinden. Treinthera­pie, als het ware.

Nu zie ik naast het spoor een boomkweker­ij. Mijn blik blijft hangen aan een omgevallen boom in het midden. De ene die het niet haalde. Verwaarloo­sbare statistiek, maar de lege plek die straks achterblij­ft, is pijnlijk echt.

Dag vriend. Volgende week, als ik weer thuis ben, schrijf ik je nog een allerlaats­te keer.

Voelde je dat er niet veel tijd meer was, en richtte je je brieven aan me om een soort eeuwigheid te vinden?

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium