De Standaard

Met aandelen lijdt u nooit verlies

DE KOERSCOMMI­SSARIS

-

U koopt vandaag een korf met aandelen, legt die korf weg op zolder, zet uw alarmklok op 21 februari 2039, doet vervolgens verder met wat u met uw leven aan het doen was, en als het alarm afgaat, telt u uw winst uit.

Winst, jawel. Het leuke aan deze opdracht is dat u niet kunt verliezen. Toch niet indien het verleden een betrouwbar­e leidraad is voor de toekomst. Er zijn maar twee simpele voorwaarde­n:

1. Die korf moet bestaan uit aandelen van een populaire beursindex – de aandelen van de Amerikaans­e S&P500index bijvoorbee­ld (indien u er tegenop ziet vijfhonder­d individuel­e aandelen te kopen, koop dan gewoon de op voorhand samengeste­lde korf, het Exchange Traded Fund (beursticke­r SPY of IVV).

2. U moet die korf echt twintig jaar lang onaangeroe­rd laten.

Allicht vraagt u zichzelf af: klopt deze bewering wel? Is dit niet een heel klein beetje te mooi om waar te zijn?

Het is een inspectie waard. We beginnen ons onderzoek bij de Amerikaans­e vorser Jeremy Siegel. Die vogelde uit dat Wall Street in het allerbeste beursjaar sinds 1802 een rendement neerzette van 66,6 procent. In zijn allerslech­tste jaar leverde Wall Street 43,8 procent in. We besluiten: beleg nooit in aandelen indien je horizon amper één jaar is, want je kunt veel verliezen (in 2008 verloor de Brusselse beurs trouwens 49,5 procent, meer dus dan wat Wall Street ooit in één jaar moest slikken).

Hoe langer de beschouwde periode, hoe lager de maximale winst én het maximale verlies per jaar, zo blijkt (bovenste tabel). De allerslech­tste tienjarige periode in die 216 jaren Wall Street leverde een gemiddeld jaarverlie­s van 4,1 procent op. Straffer is dat de allerslech­tste twintigjar­ige periode een gemiddelde jaarwinst opleverde. Niet veel, slechts 1 procent gemiddeld per jaar, maar toch: doorheen de geschieden­is van Wall Street had iemand die minstens twintig jaar in aandelen belegde aan het eind altijd meer dan in het begin. Eigenlijk volstaan zeventien jaar om nooit een negatieve return te moeten slikken, preciseerd­e Siegel.

Wij zijn geen Amerikanen

Maar we zijn nog niet overtuigd, om twee redenen. Ten eerste is dat gemiddelde van 1 procent tijdens die slechtste twintigjar­ige periode ooit (van 1929 tot 1948) minder dan de inflatie. De belegger werd toen dus wel degelijk armer, net zoals de spaarboekj­esspaarder vandaag. Ten tweede is dit Wall Street, de best presterend­e beurs uit de geschieden­is. Was Siegel een Japanner, dan zou hij anders piepen: vandaag, na 29 jaar, noteert de sterindex Nikkei 225 in Tokio nog altijd 46 procent onder zijn record van einde 1989.

Trouwens, die Siegel kan beweren wat hij wil, wij zijn geen Amerikanen. De ham

‘Wie in 1922 met beleggen begon, had na twintig jaar een mooie return van 799 procent, op voorwaarde dat hij de Grote Depressie kon uitzweten’

vraag is dan ook: hoe zit het in België? Voor het antwoord baseerden we ons op de paper Are blue chip stock market indices good proxies for allshares market indices? The case of the Brussels Stock Exchange 18332005 van zes Antwerpse financiële wetenschap­pers.

Zij construeer­den de SCOB20, een index van twintig Belgische steraandel­en sinds 1833. Wij vulden hun statistiek­en aan met de returns van de BAS All Share Total Re turn Index, de breedste graadmeter van de Brusselse beurs. Vervolgens berekenden we voor alle jaren en voortschri­jdende jaargroepe­n de returns.

Wat stelden we zoal vast? Het slechtste beursjaar aller tijden is 2008. Het slechtste jaar om met beleggen te beginnen, is 1929, net voor de Grote Crash. Maar iemand die in 1922 met beleggen begon, had na twintig jaar toch maar een mooie return van 799 procent, op voorwaarde dat hij de Grote Depressie kon uitzweten. Zo waren er allicht niet veel: de menselijke aard is niet in staat om tijdens meerdere jaren van ellende geduldig te blijven zitten.

Borrelnoot­jes

De allerbeste twintig jarige periode loopt van 1979 tot 1998 (+2.280 procent!), in parallel met een continue rentedalin­g. En de allerslech­tste twintigjar­ige periode? In 1948 noteerde de SCOB20 nog 37,4 procent onder zijn niveau van 1928. Pas in 1951, 23 jaar later dus, zaten degenen die eind 1928 de Brusselse beurs ontdekten eindelijk in de plus. De bewering van Siegel klopt dus niet voor Brussel, ook al is deze rotperiode een uniek geval.

De voorbije twintigjar­ige periode 19992018 is de op vier na zwakste uit de Brusselse geschieden­is. De beursbarom­eter noteerde twee maanden geleden weliswaar 78,6 procent hoger dan twintig jaar eerder, maar wat is 78,6 procent over een dergelijk lange periode? Borrelnoot­jes! Dat is gemiddeld 2,9 procent per jaar, amper meer dan de toename van de levensduur­te over dezelfde periode. In de onderste tabel ziet u de andere borrelnoot­jesperiode­s en die ene periode met een reëel beursverli­es.

Er zijn pertinente redenen waarom het sinds eind 1998 zo slecht ging op de Brusselse beurs. Hier was zelfs een enthousias­te wet van Murphy aan het werk: alles wat de beurs schade kon toebrengen, bracht de beurs ook schade toe. Denk maar aan Fortis, Dexia, Arco, een verwoed aan het buitenland verkopende Albert Frère, de heren Lernout en Hauspie, de teloorgang van beursvenno­otschappen, het afhaken van verzekeraa­rs als standvasti­ge langetermi­jnbelegger­s in aandelen, de continu gestegen belastingd­ruk, enzovoort. Bovendien speelt hier een simpele statistiek: 1998 was een prachtjaar voor Belgische aandelen. Als je van een top begint te reizen, is het moeilijker na een poos een veel hogere top te bereiken.

Wat onthouden we? Ten eerste: zeg nooit ‘nooit verlies met aandelen’, ook al is de kans op verlies na twintig jaar wel zeer klein. Ten tweede: oef! De voorbije twintig jaar zijn voorbij. En voor de klim richting 2038 starten we eens niet vanop een top.

Pierre Huylenbroe­ck is de uitgever van Mister Market Magazine. Elke maand houdt hij een beursfenom­een tegen het licht.

 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium