‘De toekomst ziet er voor vertalingen niet goed uit’
Zijn er over een aantal jaren nog genoeg vertalers? Het Expertisecentrum Literair Vertalen (ELV) trekt aan de alarmbel. ‘De afgelopen tien jaar hebben zich ontwikkelingen voorgedaan die een bedreiging vormen voor een blijvende en bloeiende vertaalcultuur in Nederland en Vlaanderen.’ Dat staat in VerTALEN voor de toekomst, een gedetailleerd vertaalpleidooi van het ELV, een samenwerking van de Taalunie, de Universiteit Utrecht, de KU Leuven, het Vlaams Fonds voor de Letteren en het Nederlands Letterenfonds. Het rapport van 42 bladzijden wordt morgen gepresenteerd in Utrecht.
Er zijn vier belangrijke pijnpunten. Steeds minder studenten kiezen voor een talenopleiding. Er worden steeds minder talen aangeboden. De afdelingen Nederlands aan universiteiten buiten ons taalgebied zijn inhoudelijk en financieel niet altijd voldoende toegerust om vertaalonderwijs op niveau aan te bieden. De financiële positie van literair vertalers is kwetsbaar.
Hans Bennis, bestuursvoorzitter van het ELV: ‘De toekomst ziet er niet goed uit. De instroom van studenten in de talenopleidingen is in Nederland heel erg klein, en ook in Vlaanderen gaat het achteruit. Dat vinden wij zorgelijk.’
‘Voor het Engels is er geen probleem en Spaans lukt nog, maar Frans, Italiaans en Duits liggen al moeilijk. Het Hongaars, bijvoorbeeld, zullen we binnenkort via het Engels moeten vertalen, want er worden geen mensen in het Hongaars opgeleid.’
‘Onder de universiteiten heerst er concurrentie; onrendabele richtingen met te weinig eerstejaars worden afgeschaft. Wij pleiten ervoor dat universiteiten samenwerken en onderling afspreken om bepaalde talenopleidingen bijvoorbeeld op één plaats in stand te houden, ook al zijn ze formeel niet rendabel. Nu is het nog te veel ieder voor zich.’
‘Enkele jaren geleden werd er extra zorg besteed aan de instroom van studenten naar de technische en de harde wetenschappen. Er kwamen campagnes. Het is tijd dat we dit ook
Wat is de oorzaak van die tanende belangstelling?
‘De samenleving in haar geheel toont minder interesse in cultuur en taal; cultuur en taal worden niet spannend gevonden. We moeten mensen overtuigen dat taal en cultuur niet zomaar vanzelfsprekend zijn.’
Voelt u de concurrentie van online vertaalprogramma’s?
‘Vertaalprogramma’s werken nog niet adequaat, zeker niet voor literaire vertalingen, waar de contextgevoeligheid groot is. En dat zal nog wel een tijd zo blijven. Ze kunnen hooguit hulp bieden – zo vind ik het wel fijn dat ik een woord op het net kan opzoeken, en niet naar de boekenkast hoef te lopen.’
We merken steeds vaker dat bestsellers snel en door verschillende vertalers worden vertaald.
‘Die commerciële druk was me nog niet opgevallen, maar dat komt de kwaliteit zeker niet ten goede. Ze zullen wel niet met z’n vieren samen aan het hele boek werken, maar elk een stuk vertalen. Dat lijkt me onwenselijk, want dan krijg je stijlbreuken. En dan heb je problemen met de verwijzingen tussen de verschillende delen.’
Wat kan er gedaan worden aan de ondermaatse vergoeding van literair vertalers? In het pleidooi staat dat Nederlandse en Vlaamse vertalers gemiddeld 0,066 euro per woord krijgen.
‘Er worden minder vertaalde boeken uitgegeven en er is druk van verschillende kanten, bijvoorbeeld van hobbyisten die onder de prijs werken.’
‘In Nederland hebben we een minimumprijs per woord afgesproken. Wil een vertaler extra steun krijgen van het Letterenfonds, dan moet de uitgever die minimumprijs aan de vertaler betalen. Dat is dus voor alle partijen gunstig. In Vlaanderen is zo’n regeling er nog niet.’
(Peter Jacobs)
L12 Annelies Verbeke over Nederlands, Engels en taal aan de universiteit