De taal van de wereld
De diversiteit van onze boekenkast staat onder druk, waarschuwt dit jaar de Vrije Schrijver van de Vrije Universiteit Amsterdam. Zelfs het Nederlands dreigt van onze universiteiten te verdwijnen. Op 21 mei sprak ze daarover de Abraham Kuyper Lezing uit. publi
ceert een fragment uit ‘De taal van de wereld’.
Midden september 2015 reisde ik van Ghent, Flanders, Belgium naar Ghent, New York, USA. Ik verbleef er, samen met negen andere schrijvers en vertalers, afkomstig uit verschillende landen, een maand in Ledig House, een schrijversresidentie. Het werd een werklustige tijd met interessante ontmoetingen en mooie wandelingen door nazomerse natuurpracht.
De interessantste ervaring zat hem voor mij echter in de confrontatie met de Amerikaanse literaire wereld. Die was mij uiteraard niet onbekend, en evenmin was dit mijn eerste bezoek aan de VS. Als ik voor mijn boekenkast sta, zie ik veel Amerikaanse literatuur. Sommige schrijvers, vaak wereldwijd gehypet, vond ik teleurstellend, andere bezorgen me al jaren heerlijke leesuren.
Voor Amerikaanse, en bij uitbreiding Engelstalige literatuur is het verwerven van een wereldwijd lezerspubliek een stuk makkelijker dan voor literatuur uit andere landen. Dat is geen onbekend gegeven, maar we hebben de neiging weinig stil te staan bij de consequenties daarvan.
Tijdens mijn schrijversresidentie werd op een avond een editorscout van een grote uitgeverij uitgenodigd, die ons een inkijk zou geven in de Amerikaanse uitgeverswereld. Het werd een schok. ‘Als wij iets uit Europa uitgeven, dan moeten wij daar uiteraard nog veel in knippen’, zei ze. Ik lachte als enige om haar ‘cut, cut, cut’ en de hakbeweging die ze daar
bij maakte, aangezien ik mij niet kon voorstellen dat dit géén humor was. Maar de vrouw vervolgde onverstoord: ‘Of ik moet er veel bijschrijven. Onlangs hebben we nog een Italiaanse literaire bestseller uitgegeven, van een beroemde regisseur, één miljoen verkochte exemplaren in Italië, maar ja, er ontbraken zeven stukken, die heb ik dan zelf moeten schrijven.’ Er viel een geladen stilte. Iemand opperde: ‘Maar, wat bedoelt u ermee dat die stukken “ontbraken”? Het boek viel blijkbaar toch in de smaak bij de Italianen?’ De vrouw antwoordde dat dat nog niet betekent dat het goed genoeg is voor de Amerikanen. Ze wilde de naam van de schrijvende regisseur in kwestie niet noemen, want vond het gênant. Voor hem.
Anders
Later die avond – nog niet van de schok bekomen – zat ik naast een vrouw die lang als scout voor een andere grote Amerikaanse uitgeverij had gewerkt. Ze vond dat een erg ondankbare baan. ‘Je moet weten dat maar één procent van één procent van wat in Europa verschijnt goed genoeg is voor Amerika’, liet ze zich terloops ontvallen.
Terwijl de scout op rust aansluitend een hap nam van haar dessert en over haar online koopverslaving begon te vertellen, sloot deze Europese aapachtige haar opengevallen muil met haar opponeerbare duim. Dit gaat niet over deze vrouwen. Geen van beide had ook maar enigszins de intentie om onze groep, die op dat moment voor het grootste deel uit Europese auteurs bestond, te vernederen. En dat was net het griezelige: hoe vanzelfsprekend die veronderstelde superioriteit voor hen was. Amerikaanse uitgevers als ngo voor de rest van de schrijvende wereld. Hun boodschap kon weinig anders begrepen worden dan: ‘Jullie kunnen niet schrijven, maar heel af en toe zullen wij ons inspannen om zo’n minderwaardig werk beter te maken.’
Zelden wist ik me achteraf zo in de ban van een ‘esprit d’escalier’. (Hier bestaat nog geen mooie Nederlandse uitdrukking voor, noch een Engelse.) Ik had meer vragen moeten stellen. Wat me bijvoorbeeld bezighoudt: hoe zit het met de Europese klassiekers. De toverberg, Misdaad en straf: hak, hak, hak, en met de helft van de bladzijden gaan ze al een pak vlotter naar binnen? (Ze bestaan, weet ik, de ‘abbreviated versions’, maar krijgen ze wel altijd die benaming?)
Ik weet wat men hiertegen in kan brengen. Bijvoorbeeld: Amerikanen houden nu eenmaal van een bepaalde manier van vertellen in romans, van netjes gestructureerde, duidelijke films, van ‘wellmade plays’. Een boek uit het MiddenOosten of uit Europa is wellicht ook echt ‘anders’. Waar. Maar wat een arrogantie om de hele wereld zonder omhaal om te buigen naar wat je vertrouwd is, de gedachte aan diversiteit, de mogelijkheid van verschillende, naast elkaar bestaande vormen van kwalitatieve literatuur, niet eens te overwegen.
Een andere kanttekening is deze: wat waren wij Europeanen onder de indruk – de volgende dagen kwamen we er ‘onder ons’ nog enkele keren op terug – nu wij eens degenen waren die met de superioriteitsgevoelens van een ander continent werden geconfronteerd! In welke mate krijgt literatuur uit Afrika of Azië bij ons een kans? De meeste Nederlandstalige uitgevers lijken af te wachten wat de Amerikanen ermee doen.
Je kunt openstaan voor een grotere wereld en toch bewaren wat waardevol is in eigen land en in andere nietdominante taalgebieden