De rechtsbuiten loopt in de buitenspelval
In volle campagne claimde Hendrik Bogaert, rechtsbuiten van CD&V, alvast het voorzitterschap. Dat bleek een tikje voorbarig.
Wie had ooit gedacht dat de christendemocratie in WestVlaanderen, of all places, zo diep zou zakken als ze gisteren deed? De meeste aandacht ging naar het tegenvallende Hildeeffect, maar ook bij de Kamerverkiezingen was het resultaat een opdoffer. CD&V verliest er één van zijn vier zetels, wordt vlot voorbijgestoken door Vlaams Belang en blijft als derde partij van de provincie hangen rond de 17 procent. Wrang, zeker voor een ambitieuze lijsttrekker – Hendrik Bogaert uit Jabbeke – die er onlangs prat op ging dat hij al twee keer een ministerportefeuille liet passeren om in 2019 te pieken.
Aan gebrek aan inspanning en ambitie heeft het niet gelegen. Bogaert, die sinds vele jaren samen met Pieter De Crem de rechterflank van CD&V moest bewaken, deed de jongste maanden flink zijn best om de media te halen. Zijn uitspraken hadden duidelijk tot doel Vlaamsconservatieve kiezers terug te lokken. Zo riep hij de Vlamingen in Brussel op om één dag per week te weigeren een andere taal dan het Nederlands te spreken, en eiste hij excuses van ‘het Franstalige Belgische regime dat in het verleden heeft getracht het Vlaams in Vlaanderen uit te roeien’ (wat historisch onjuist is). Bogaert stond ook fier naast De Crem tijdens diens grote politieactie tegen transmigranten. Als klap op de vuurpijl zei hij in volle campagne dat hij na de verkiezingen graag Wouter Beke wilde opvolgen als voorzitter, als die minister zou worden. Zijn partijgenoten namen hem die slecht getimede ambitie erg kwalijk.
Ere wie ere toekomt: Bogaert voelde goed aan dat de Vlaamse kiezer meer dan ooit rechts denkt, en bovendien niet onverdeeld gelukkig was met wat de NVA ervan gebakken heeft. Wat Bogaert minder goed inschatte, is welke partij daarvan zou profiteren. Of die ministerportefeuille, laat staan dat voorzitterschap, nog ooit in het verschiet ligt, valt na gisteren te betwijfelen.