Bonobozoon dankt succes bij de vrouwen aan moeder
Een jonge bonoboman die zijn moeder in de groep heeft, plant zich veel beter voort dan zijn minder gelukkige groepsgenoten, waarschijnlijk omdat zij hem helpt contact te leggen met vruchtbare wijfjes.
Net zo min als bij chimpansees bestaat bij bonobo’s paarvorming, zoals bij mensen wel het geval is. Bij chimps en bonobo’s paren alle vruchtbare wijfjes met alle mannen, al paren ze vaker met de dominante mannetjes. Maar bij de
chimpansees bestaat dat ‘moedereffect’ op de voortplanting van de zonen niet, zo blijkt uit langdurige observaties bij vier bonobogroepen en zes chimpanseegroepen, in het wild in Afrika. Bij bonobo’s hebben mannen met een moeder in de groep drie keer zoveel kans op nageslacht als een man zonder moeder. Bij chimpansees hebben mannen wier moeder in hun groep leeft daarentegen een iets kleinere kans op nageslacht. Dat schrijft een internationaal team van primatologen onder leiding van Martin Surbeck van het Max Planckinstituut in Leipzig in Current Biology.
Dominante mannetjes
In een eerder, kleiner onderzoek had Surbeck ook al eens gezien dat bonobomoeders behoorlijk actief zijn in het promoten van hun zonen. Vooral bij mannetjes die niet tot de dominantietop behoren, kan het een behoorlijk verschil in het voortplantingssucces uitmaken dat hun moeder hen strategisch positioneert in de buurt van vruchtbare wijfjes en zelfs soms dominante mannetjes weghoudt van die plek. ‘Ik heb een moeder een andere man zien wegtrekken aan zijn been’, zei Surbeck in de Britse krant The Guardian.
Het grote verschil in het moedereffect bij chimpansees en bonobo’s is ongetwijfeld te danken aan de dominante rol die wijfjes spelen in bonobogemeenschappen. Bij chimpansees kunnen moeders niet krachtig hun eigen zonen steunen, zoals bij bonobo’s. Bij chimps staan álle mannen hoger in de pikorde dan vrouwen en vormen de mannen onderling vaak krachtige coalities. Bij bonobo’s is juist het alfawijfje dominant.
Zeldzaam
In tegenstelling tot de meeste sociale zoogdiersoorten blijven bij bonobo’s en chimpansees de zonen bij hun moeder, de dochters trekken weg naar andere groepen. Dat maakt de vrouwencoalities bij bonobo’s ook zo bijzonder: de volwassen wijfjes zijn er nooit familie van elkaar omdat ze altijd van buiten komen. Bij chimps en bonobo’s kennen de mannen in de groep elkaar al hun hele leven.
Het ‘moederhulpeffect’ lijkt zeldzaam in de natuur. Bij orka’s blijkt de nabijheid van moeders ook positief uit te pakken voor hun zonen, maar daarbij ging het om orkawijfjes die niet meer vruchtbaar waren. Net als bij mensen blijven orkawijfjes relatief lang doorleven nadat hun laatste kind zelfstandig is geworden. Dat lange postmenopauzale leven wordt evolutionair verklaard uit precies die hulp die zij de voortplanting van hun kinderen bieden (de zogenoemde grootmoederhypothese).
Bij bonobo’s is er dus iets geks aan de hand, constateren de auteurs van het nieuwe onderzoek. Want terwijl bonobowijfjes de vruchtbaarheid van hun zonen kunnen bevorderen, overleven ze hun eigen vruchtbare periode níét bijzonder lang. Terwijl ze toch voor iedere paar jaar langer leven nog extra kleinkinderen hadden kunnen krijgen, hetgeen evolutionair gezien een langer leven zou moeten bevorderen. Een verklaring daarvoor hebben de onderzoekers nog niet, schrijven ze.
Bonobomoeders zijn heel goed in het promoten van hun zonen bij vruchtbare vrouwtjes. HENDRIK SPIERING
Bij bonobo’s is het alfawijfje dominant