Astmapuffers vervuilen onze lucht
De meest gebruikte inhalatoren voor patiënten met astma of een andere longaandoening bevatten drijfgassen die slecht zijn voor het klimaat. Maar er is een alternatief.
BRUSSEL I 18.800 benzinewagens die jaarlijks 20.000 kilometer rijden. 3.000 retourvluchten van Brussel naar Londen. Het stroomverbruik van 36.800 huishoudens. De impact ervan op de CO2uitstoot en de opwarming van de aarde ligt voor de hand. Minder bekend is de klimaatimpact van de inhalatoren die Belgische patiënten met astma en andere chronische longaandoeningen gebruiken. Hun impact blijkt even groot als die vernoemde voorbeelden.
Een groot deel van de ‘puffertjes’ voor astmapatiënten en patiënten met COPD, een chronische longziekte die vooral oudere mensen kortademig maakt, werkt op drijfgassen. Bij gebruik verstuiven de gassen tot aerosolen waarin de geneesmiddelen opgelost zijn die de patiënten moeten inademen. Als patiënten de drijfgassen weer uitademen, blazen ze die de lucht in. Het zijn broeikasgassen, met name fluorkoolwaterstoffen, die een 1.400 maal hogere capaciteit hebben dan CO2 om de aarde op te warmen.
Het gaat dus niet om CFK’s die de ozonlaag aantasten. De drijfgassen die vandaag worden gebruikt, doen de aarde toch geen
36.800 gezinnen
goed. De precieze Belgische bijdrage van de inhalatoren op het klimaat is door drie longartsen – van het UZ Gent, het UZ Leuven en de CHU Liège – samen met een Nederlandse gezondheidseconoom berekend. De artsen roepen hun collega’s op om duurzamer voor te schrijven, zodat patiënten overstappen naar inhalatoren die zonder drijfgassen werken.
‘Er bestaan inhalatoren met het geneesmiddel in poedervorm. Het poeder geraakt in de longen door krachtig in te ademen’, zegt professor Guy Joos (UZ Gent). ‘De poederinhalatoren werken voor een groot deel van de patiënten even goed en zijn zelfs iets gemakkelijker in gebruik dan de inhalatoren op gassen. En ze zijn in ons land niet duurder.’
Naar Zweeds voorbeeld
In 2017 werden in ons land niet minder dan 69,9 miljoen dosissen longmedicatie afgeleverd. 62 procent daarvan werd gegeven onder de vorm van een inhalator op drijfgas. ‘We gaan dat aandeel nooit naar nul kunnen brengen’, zegt professor Joos. ‘Voor kleine kinderen en ouderen die niet meer krachtig en snel kunnen inademen, zijn de inhalatoren met poeders niet geschikt. Maar we zouden het aandeel dosissen op drijfgas moeten kunnen terugbrengen naar 10 procent. Zweden doet het ons al voor.’
Daarvoor zal het ook nodig zijn dat patiënten de ‘onderhoudsmedicatie’ nemen, ook als ze even wat minder last lijken te hebben van hun luchtwegen. Joos: ‘Dan hebben ze minder vaak noodme
‘We hebben dit project ondersteund voor onze reputatie’, zegt Julien Brabants, verantwoordelijk voor overheidsrelaties. ‘De farma-industrie heeft een probleem met geloofwaardigheid en dus moeten we ons tonen met iets positiefs.’ (mec)
GUY JOOS UZ Gent