‘De Tour kan wat meer fantasie gebruiken’
Het gesprek zou over de Tour gaan. En over chauvinisme. Want met dit parcours kan hij de eerste Fransman sinds Bernard Hinault in 1985 worden die de Tour wint. Maar Romain Bardet praat liever over andere zaken. Zoals: ‘Het wielrennen mist een ecologische visie.’
I Zesde, negende, tweede, derde en opnieuw zesde. Romain Bardet (28) kent de cijfers uit zijn hoofd. Al vijf jaar op rij is hij niet uit de top tien van de Tour weg te branden. Maar leg hem het rijtje voor, vraag hem of deze Tour dan de kans is om dat ontbrekende getal – eerste – in te vullen en je krijgt alleen een minzame glimlach terug. Praten met Romain Bardet is als een mondeling examen, maar dan omgekeerd. Je weet nooit of je de juiste vraag hebt gesteld. Zelfs niet als we beginnen met de onvermijdelijke vraag:
Krijgt Frankrijk 34 jaar na Bernard Hinault eindelijk weer een Franse winnaar?
‘Ah, cette question. Ik hoop het.’
Bij de Tourpresentatie in oktober was iedereen het er unaniem over eens: amper tijdritkilometers, heel veel bergen. Dit is een parcours dat je op het lijf geschreven is.
‘Ik vind dat een gevaarlijke uitspraak. Het maakt de verwachtingen nóg groter. Laten we het erop houden dat ik tevreden was toen ik het parcours zag. Het geeft mogelijkheden en goesting om eraan te beginnen. Maar ik ben echt niet de enige renner die kan klimmen. En ik ben sowieso niet de Tourfavoriet. Dat zijn en blijven de renners van Team Ineos.’
Zelfs Tourdirecteur Prudhomme verklaarde de voorbije maanden al publiekelijk dat hij eindelijk weer hoopt op een Franse winnaar.
‘Dat hoort bij het spel, zeker? Het is geen geheim dat de Tour er wel bij vaart als de Franse renners het goed doen. Dus, ja, hij zal vast op een Franse winnaar hopen. Ik vrees alleen dat het ietsje ingewikkelder is dan dat.’
Vind je het vervelend als hij dat zegt?
‘Nee. Ik heb geleerd daarvan afstand te nemen. Ik hoor dat nu al enkele jaren: Je kan winnen, je
moet winnen… Soms is dat ook een goede zaak: aan steun van het publiek zal het straks niet ontbreken. Alleen, en ook dat zeg ik al enkele jaren, ik heb geen contract met de Franse natie om de Tour te winnen. Ik heb hooguit een contract om mijn best te doen.’
Je krijgt zelfs een aankomstplaats in Brioude, het dorp van je jeugd.
(glimlacht) ‘Dat is de enige zekerheid die ik heb in deze Tour: het gaat me een paar beelden opleveren die lang na mijn carrière nog zullen bovengehaald worden. Het is ook wel mooi. Brioude is altijd een wielergemeente geweest. Bovendien is de Tour er al eens geweest, want in 2008 startte er een rit. Alleen zat ik toen op het EK voor junioren. Dat heb ik toen dus gemist. Nu zal ik er tenminste wel bij zijn. Het is best bijzonder. Mijn ouders wonen er nog altijd, ik ben er beginnen koersen…’
Op je negende, lazen we. In 2000 dus. Geen evidente tijd om voor wielrennen als hobby te kiezen.
‘Aan steun zal het niet ontbreken, maar ik heb geen contract met de Franse natie om de Tour te moeten winnen, hé’
zeer moeilijke tijd voor de sport. Dat heb ik vaak genoeg moeten horen. Ik was dertien, veertien en ging naar het college. Wielrenner? Die sport van gedopeerden, van drugsverslaafden…? Leraars waren vaak nog erger dan leerlingen. Voor die laatsten was het belangrijker dat ik ook nog voetbalde. Op dat vlak hoorde ik wel bij de ‘goede’ groep.’
Aanvankelijk was je ook niet het grootste talent.
‘Helemaal niet. Een beetje hetzelfde als nu: ik stond geregeld op het podium, maar ik won zelden. Tot mijn zeventiende waren er veel jongens die sterker waren dan ik. Die hadden al haar op hun benen, ik had nog niet eens het begin van een baard… (grijnst) Nog iets dat weinig veranderd is. Pas toen ik in de nationale juniorenselectie werd opgenomen, begreep ik dat er meer in zat. Maar zelfs dan was ik nooit van het niveau Sagan of Kwiatkowski. Zoek maar eens op: de eerste jaren als prof zag je mij heel geregeld in de vroege vlucht, zelfs in klassiekers als de Amstel Gold Race. Ik reed me helemaal leeg in de aanval. Maar ik raad het nog altijd elke jonge renner aan, want het is de enige kans om een grote motor te krijgen.’
Maar intussen ben je wel al enkele jaren dé grote hoop op Franse Tourwinst. Je ploegmaat Oliver Naesen heeft het al dikwijls gezegd: onvoorstelbaar hoeveel druk er als Fransman op je schouders rust.
‘Ik ben eraan gewend geraakt. Probleem is dat de Tour groter is dan de sport. Wielerliefhebbers weten wel hoe moeilijk het is om de Tour te winnen, maar wie alleen in juli naar de koers kijkt, begrijpt soms niet wat je er allemaal voor moet doen om fysiek klaar te zijn. Terwijl ik ook maar een mens ben.’
Nog iets waarover Naesen niet uitgepraat raakt: wat je er allemaal voor over hebt. ‘Er zijn dagen dat Romain alleen maar hesp en Philadelphiakaas eet’, liet hij in de lente optekenen.
(lacht) ‘Zegt hij dat? Ik ken die kaas niet eens. Maar laat Oliver maar doen. Hoe straffer het verhaal, hoe sterker ik lijk voor de tegenstanders.’
Maar je experimenteert wel graag met eten?
‘Dat wel. Ik lees er veel over en probeer heel veel uit – wat soms ook totaal mislukt. Ik zal bijvoorbeeld heel weinig suiker eten. Ik neem liever een beetje kaas of rode wijn. Zelfs als ik chocolade eet, is dat er met minstens 80% cacao. Veel puurder vind je niet.’
Al die druk, al die opofferingen: begrijp je dat het voor een renner als Marcel Kittel te veel kan worden?
‘Dat begrijp ik heel goed. Men vraagt zoveel van profs tegenwoordig. Van december tot oktober… Zelfs als je een break neemt, moet je nog naar de fitness en mag je niet te veel verdikken. En dat jaar na jaar na jaar... Dat kan wel te veel worden.’
Hoe voorkom jij dat het je te veel wordt?
‘We hebben een psychologe in de ploeg, maar met haar praat ik zelden. Vooral mijn familie helpt mij daarbij. Omdat mijn leven bij hen totaal losstaat van mijn leven als renner. Mijn familie is mijn refuge, mijn rustpunt, mijn toevluchtsoord. Stel dat ik over twee jaar stop met koersen – je weet het nooit – zal dat deel van mijn leven ook totaal niet veranderen. Die gedachte stelt mij op mijn gemak.’
Je hebt altijd al benadrukt dat het belangrijk is een leven naast de fiets te hebben. Je hebt tijdens je carrière zelfs twee diploma’s behaald: rechten en management.
‘Ik heb mij nooit willen verliezen in wielrennen alleen. Ik vrees dat veel renners die fout maken. Ze zijn jong, hebben een beetje geld en vluchten in een vals soort grandeur. Maar wat blijft er over als je stopt met koersen? Als ik zie hoeveel renners na hun carrière scheiden… En ja: mijn diploma’s helpen daarbij. Er zijn gewoon heel veel andere dingen buiten het wielrennen die mij interesseren. Duurzaamheid, bewust consumeren, sociaal verantwoord ondernemen… Na mijn carrière wordt dat mijn passie.’
Stel dat je, met je diploma’s, carte blanche zou krijgen: wat zou je vandaag in het wielrennen veranderen?
‘Dan zou ik ervoor zorgen dat het wielrennen een voortrekkersrol speelt in de strijd voor een proper milieu. Als ik de sliert auto’s zie die achter elke koers aanrijdt, of al die motards, vrachtwagens en rennersbussen rond de koers en hoeveel CO2 die uitstoten... Daar wordt vandaag totaal niet over nagedacht. Gezien alle problemen met het klimaat en ieders persoonlijke verantwoordelijkheid daarin, vind ik dat best problematisch. Als wielrenner produceer ik zelf totaal geen uitlaatgassen, maar ik zit wel in een zeer vervuilende sport.’
Gelukkig worden renners er vandaag wel al over aangesproken als ze zomaar een bidon in de natuur gooien.
‘Dat is goed, maar ook een beetje makkelijk. Van die bidon wordt een symbool gemaakt, maar intussen worden al die andere zaken wel ongemoeid gelaten. En er is veel om over na te denken: waarom geen elektrische auto’s, waarom de transporten niet spreiden… En nog altijd zie ik heel veel voedingszakjes gewoon in de berm gesmeten worden. In de Tour is dat niet erg: daar staat altijd wel een supporter die je er blij mee maakt. Maar in andere wedstrijden? En dat staat dan nog los van het eten dat verspild wordt. We hebben totaal geen ecologisch bewustzijn.’
Nog iets dat je zou veranderen aan de Tour?
‘De Tour kan wat meer fantasie gebruiken. Meer aankomsten op onbekende plaatsen, of meer onverharde wegen, ploegen met nog minder renners… Van mij mag het allemaal. Zelfs al zal het voor mijn type renner niet altijd ideaal zijn. Maar als de Tour de grootste wedstrijd wil zijn, moet de winnaar ook de meest complete renner zijn.’
Tot slot nog even over je Belgische ploegmaat: hoe belangrijk is Naesen voor jou?
‘Extreem belangrijk. Omdat hij meer is dan een collega. Oliver is een vriend. Iemand die ik blindelings volg in het peloton. Zijn aanwezigheid is fundamenteel in de Tour.’
Hij zou graag een etappe winnen.
‘Zegt hij dat? (glimlacht) Dan gaan we daarvoor zorgen.’ Zaterdag start 106de Ronde van Frankrijk in Brussel
‘Het wielrennen is een erg vervuilende sport. We hebben totaal geen ecologisch bewustzijn’