Verzeker de toekomst van de sociale zekerheid
We moeten discussiëren over een betaalbare sociale zekerheid, met of zonder regering. Belangrijke principes zijn solidariteit, loon naar werk en een gelijke behandeling van al wie werkt, schrijft CAROLINE DEITEREN.
De meerjarenramingen voor de sociale zekerheid tot 2024 zijn leerrijk, maar ook verontrustend. Eerst het goede nieuws. De inkomsten in de sociale zekerheid als gevolg van bijdragen stijgen in de periode 2018 tot 2024 met 9,3 miljard euro, ofwel 18,15 procent. Dat ondanks de taxshift, de bedrijfswagens en de flexijobs. Het is duidelijk dat die maatregelen de financiering van de sociale zekerheid niet ondergraven. In 2019 komen er nog 56.000 jobs bij. Bovendien wordt verwacht dat het aantal werklozen zal afnemen met 22 procent. Alle inspanningen om zo veel mogelijk mensen aan de slag te krijgen, lonen dus wel degelijk. Die mensen en hun werkgevers betalen mee bijdragen voor de grote pot van de sociale zekerheid.
Nu komt het minder goede nieuws. De uitgaven in de sociale zekerheid stijgen in dezelfde periode met 17,8 miljard euro, ofwel 25,13 procent. We zitten dus met een gat van 8,5 miljard euro tegen 2024. Die uitdaging moeten we dringend aanpakken, met of zonder regering.
De belangrijkste oorzaken voor de verhoging van de uitgaven zijn de stijging van het aantal gepensioneerden en arbeidsongeschikten, de automatische indexering van de uitgaven en beslissingen om de uitkeringen te verhogen. Sommige van die evoluties zijn onvermijdelijk, andere zijn het gevolg van beleidskeuzes.
Langer werken
Tussen 2018 en 2024 zal de Federale Pensioendienst 431.198 pensioenen méér uitbetalen. Het is dus noodzakelijk om het beleid van langer werken voort te zetten. Niet alleen vanuit budgettaire, maar ook vanuit sociale overwegingen. Wie vroeg met pensioen gaat, komt later vaker in een moeilijke financiële situatie terecht. Maar langer werken zal niet volstaan om de stijging van de uitgaven volledig op te vangen. Bovendien zijn daarvoor overgangsmaatregelen nodig. Het biedt niet de mogelijkheid om van het ene jaar op het andere miljarden te besparen.
Ons land telt al meer dan 425.000 mensen die langdurig thuis zitten. Tegen 2024 komt er 25 procent bij. Ook daar speelt het fenomeen van de vergrijzing, maar er lijkt meer aan de hand. Wie ziek is, moet verzorgd worden en de nodige tijd krijgen voor herstel. Tegelijk moeten we er als maatschappij beter op toezien dat die mensen opnieuw begeleid worden naar de arbeidsmarkt. De vorige regering heeft daarvoor de eerste stappen gezet, maar de aanpak moet gestructureerder en er moet meer ondersteuning komen.
Nog andere evoluties zijn niet het gevolg van onvermijdelijkheden, maar van beleidskeuzes. De welvaartsaanpassingen zijn de komende jaren goed voor 1,9 miljard euro aan extra uitgaven in het werknemersstelsel. Welvaartsaanpassingen zijn verhogingen van de uitkeringen, boven op de automatische indexering. De redenering is dat de lonen van de werknemers door loonsverhogingen sterker stijgen dan de index. Dat betekent dat iemand die langdurig van een uitkering moet leven, een achterstand in welvaart oploopt als zijn uitkering ook niet af en toe verhoogt.
Voor dat idee valt veel te zeggen. Alleen hebben we een te omvangrijk systeem gecreëerd. De budgetten die vrijgemaakt worden, zijn gebaseerd op een bbpgroei van 1,75 procent per jaar, terwijl we al een hele tijd rond 1,3 procent per jaar zitten. Daardoor maken we om de twee jaar de budgettaire uitdaging van de vergrijzing groter. Dat kun je moeilijk uitleggen aan wie werkt en dat systeem via bijdragen financiert.
Rechtvaardigheid
Dat soort onlogische zaken moeten we uit het systeem halen. Daarbij moeten we de basisprincipes van onze sociale zekerheid behouden. Er moet een sterke solidariteit zijn, maar de mensen moeten ook loon naar werk krijgen. Armoede moeten we bestrijden, maar we moeten de beschikbare middelen wel reserveren voor wie het echt nodig heeft. Er moet ook meer gelijkheid in het systeem komen.
Bijvoorbeeld: de pensioenuitgaven binnen het stelsel van de werknemers klokken in 2024 af op 34 miljard euro, terwijl dat bij de ambtenaren 18 miljard euro is. Nochtans bedraagt het aantal ambtenaren verre van de helft van het aantal werknemers. Het gemiddelde pensioen van een werknemer bedraagt 1.267 euro, dat van een zelfstandige 911 euro en dat van een ambtenaar 2.600 euro. Mensen aanvaarden die grote verschillen niet meer. We zullen alleen een draagvlak vinden om de sociale zekerheid te behouden wanneer iedereen zich rechtvaardig behandeld voelt. De discussie hoe dat moet gebeuren, moet snel starten.
Mensen aanvaarden de grote verschillen tussen pensioenen niet meer