‘Eddy, Eddy, Eddy’, scandeert de Grote Markt
Er is geen groter plezier voor een krantenreporter dan een bandje uittikken met daarop Johny Vansevenant. Ook als de Wetstraatjournalist van de VRT niet op de radio is, formuleert hij met een precisie en een vlotheid die zijn decennialange ervaring verraden. Zijn talent voor goed geïnformeerde analyses past hij niet alleen toe op de regeringsvorming, maar ook op de carrière van Eddy Merckx. Meerdere boeken over De Kannibaal staan op zijn palmares, met als laatste wapenfeit het recent verschenen ‘1969 Het jaar van Eddy Merckx’. Aan de hand hiervan gidst hij ons door het Brussel van dat jaar, een hoofdstad met een hart dat klopt op de pedaalslagen van een groot kampioen in wording.
“Merckx au pouvoir” Grote Markt
Johny Vansevenant: ‘De toeschouwers staan rijen dik. Honderdduizend zijn het er, zo schatten de kranten. “Merckx au pouvoir” staat op een pancarte. In een open Mercedes wordt hij de Grote Markt opgereden. ‘Eddy, Eddy, Eddy’ stijgt op uit het publiek. Hij is God geworden, vier dagen na zijn eerste winst van de Tour. Bijna achttien minuten voorsprong in het eindklassement. Acht minuten voorsprong heeft hij gepakt in de zwaarste bergetappe in de Pyreneeën, over de Tourmalet en de Aubisque. Dat is panache.’
‘Op het balkon groet Merckx het volk. Hij zwaait, een beetje aarzelend. Een goed ogende jongeman, altijd in mooie pakken, het symbool van een nieuwe generatie, van de gouden jaren zestig ook. Vlamingen, Brusselaars en Walen zijn verenigd in hun aanbidding, de communautaire problemen vergeten, voor even toch. Merckx zelf is verbaasd. Dat zoveel mensen werkverlet hebben genomen om hem te huldigen? Die vraag typeert hem. Hij is een nuchtere kruidenierszoon.’
Het voordeel van de twijfel Martelarenplein
‘Gejuich stijgt op voor het gebouw van de Belgische Wielrijdersbond, op het Martelarenplein, twee weken voor de start van de Tour. De voorzitter van de beroepsrennersafdeling van de internationale wielerunie FICP, een Fransman genaamd Hégésippe, leest een communiqué voor. De transistorradio’s kraken. Hij meldt dat Merckx het voordeel van de twijfel krijgt en dat zijn schorsing onmiddellijk opgeheven is. Hij mag aan de start komen van de Tour. Dat zijn de delegaties uit verschillende wielerlanden overeengekomen na een vergadering van vier uur.’
‘De fans zijn opgelucht. En Merckx zo mogelijk nog meer. Dertien dagen eerder was hij betrapt op het gebruik van het verboden stimulerende middel fencamfamine na een etappe van Parma naar Savona, in de Ronde van Italië. Een rustige rit, die de rozetruidrager in het peloton eindigde. De controle door het mobiele laboratorium was routine voor de leider in het klassement, zijn acht eerdere tests waren negatief. Maar de volgende ochtend kreeg Merckx te horen dat hij positief getest had en niet meer mocht starten.’
‘Merckx durfde eerst Italië niet te verlaten. Hij voelde zich vernederd en kondigde aan te stoppen met koersen. Maar het land schaart zich achter hem bij zijn terugkomst. De kranten drukken steunbetuigingen af en zelfs minister van Buitenlandse Zaken Pierre Harmel bemoeit zich ermee. Zijn onberispelijke verleden is officieel het belangrijkste argument voor de begenadiging. Al ziet de eminente wielerjournalist Robert Janssens, van Het Laatste Nieuws, er de hand van Tourbaas Félix Lévitan in. Het parcours van de editie 1969 is op maat van Merckx. Hij moet aan de start verschijnen.’
Vrouwen en kinderen eerst Koninklijk Paleis, Laken
‘Wielrennen was vooral de sport van een klassiek ventenpubliek, werkmannen met petten. Als de koning Merckx en zijn ploegmaats ontvangt op 21 juli is dat imago officieel verleden tijd. Vrouwen en kinderen verdringen zich voor het hek van het Koninklijk Paleis om toch maar een glimp van de jonge wielerheld op te vangen. De coureurs zijn vedetten, vaak met mooie vrouwen aan hun zijde. Zijn laatste gele trui van de Tour van 69 schenkt Merckx aan koning Boudewijn. Die stelt geïnformeerde vragen, onder meer over zijn hartslag. Hij ziet in Merckx een tweetalige vaandeldrager voor ons land.’ De oude Merckx is niet meer Luchthaven Melsbroek
‘Hij is bewusteloos en bloedt aan zijn hoofd. Zijn gangmaker op de derny, Fernand Wambst, is tegen het beton geknald en overleden. Merckx overleeft de tuimelperte op de piste van Blois, ruim anderhalf maand na zijn eindoverwinning in Parijs. Hij moet er een van de smaakmakers zijn, maar zal daarna nooit meer zonder pijn kunnen rijden. Op de radiologieafdeling van het nabijgelegen ziekenhuis stellen ze geen gebroken botten vast. Maar Merckx voelt dat er iets niet klopt. Pas jaren later zal blijken dat zijn bekken is scheefgetrokken tijdens die valpartij.’
‘De dokter schrijft hem drie weken platte rust voor. De rit vanuit Frankrijk met een ambulance is te belastend, de regering legt een militair vliegtuig vanuit Melsbroek in om hem naar huis te transporteren. Op dat moment weet hij nog niet dat hij nooit meer zo goed zal zijn als in het voorjaar en de zomer van 1969.’
‘Hij wint nog wel koersen na zijn herstel, drie weken later. Veel koersen zelfs. Maar de manier waarop verandert. Hij moet veel meer zwoegen, hij flitst minder. De jaren erna wint hij bergritten met anderhalve minuut of twee minuten voorsprong, niet meer met acht minuten. Hij domineert niet meer op indrukwekkende wijze. In de zak van zijn truitje zit altijd een sleutel om zijn zadel tijdens de koers een paar millimeter te
verstellen, in de hoop zo de constante rugpijn tijdelijk te verminderen. Op Melsbroek is een andere Merckx aangekomen.’
Thuis is hij Eddy
Reeboklaan, Tervuren
‘Claudine, de vrouw van Merckx, kiest ervoor om thuis te blijven tijdens de Tour. Er zijn toch geen rustdagen. Ze wonen in de Reeboklaan in Tervuren, zijn ouders hebben dat huis gebouwd met het geld van zijn eerste pree als beroepsrenner. De regentes NederlandsEconomie zit aan de radio gekluisterd om toch geen snipper van de verslaggeving te missen. Hond Ducky houdt haar gezelschap. Ondertussen schrijft ze bedankingskaartjes met een foto van Eddy erop, met de hulp van familie en de buurmeisjes. Na de dopingschorsing in de Ronde van Italië zijn er meer dan tienduizend brieven toegekomen met de vraag te blijven koersen. Merckx staat erop dat ze allemaal beantwoord worden. Hij belt haar iedere avond om te horen hoe ver ze gevorderd is. Op het einde van de Tour bedraagt de telefoonrekening twaalfduizend frank.’
‘Het is een huis zonder lange oprijlaan of hoge hekken in een rustige woonwijk. Geen pretentie. Mensen staan die zomer aan het venster te loeren om toch maar een glimp van Merckx op te vangen. Of ze bellen aan met bloempotten en de vraag om hem eventjes te zien. Ook de telefoon rinkelt continu, hun nummer staat nog in de telefoongids. Na de Tour is er een automatisch antwoordapparaat gekomen. Claudine heeft haar man altijd afgeschermd. Elders is hij Merckx, maar thuis moet hij Eddy kunnen zijn – zo heeft ze zelf tegen mij gezegd.’
Beloofd is beloofd
Goudvinkenplein, SintPietersWoluwe
‘Vader en moeder baten een kruidenierszaak uit op het Goudvinkenplein, op een gelijkvloerse verdieping. Samen met Eddy, de oudste, en de tweeling Michel en Micheline wonen ze op de bovenverdiepingen. In 1967 trekt Merckx het huis uit, maar hij springt er nog regelmatig binnen, onder meer als hij op trainingstocht is. Zijn vader is eigenlijk een schrijnwerker, een strenge en verstandige man met een filosofische aanleg. Zijn moeder is zacht en lief. Daarom wordt er wel eens gezegd: in de koers is hij zijn vader, koppig en keihard. Een geweldenaar op de fiets. Maar daarbuiten is hij zijn moeder, iemand met respect voor zijn tegenstanders, die altijd zorgelijk kijkt omdat hij al aan het nadenken is over zijn volgende koers.’
‘Volgens zijn zus heeft hij hier in de op en aflopende straatjes van Woluwe leren dalen. Hij stort zich altijd vol overgave naar beneden. Tour de France noemen de buurtkinderen hem. Hij organiseert ook wielerwedstrijden in het park van Woluwe, die hij wint. Hij kan niet tegen zijn verlies.’
‘Op het Atheneum van Etterbeek doet hij eerst Latijn en dan Wetenschappelijke A. Hij is een goede leerling, zijn ouders willen graag dat hij voortstudeert. Maar hij koerst te graag, ook wanneer hij op school moet zitten. Op zijn zeventiende stopt hij met zijn studie. Hij is dan al Belgisch kampioen op de weg bij de nieuwelingen geworden. Voormalig wielrenner Felicien Vervaeke, ooit tweede in de Tour, voorspelt dan al dat hij de eerste Belgische naoorlogse Tourwinnaar wordt. De fietsenhandelaar uit Laken neemt hem onder zijn hoede.’
‘Aan zijn ouders moet hij beloven er het beste van te maken. Als hij zijn studies laat vallen, moet hij tot grote prestaties in staat zijn. Hij heeft alle troeven in huis: een van nature hoog hematocriet, een groot hart – letterlijk – dat veel bloed kan rondpompen en een enorm recuperatievermogen. Hij houdt zijn woord: na de Tour schenkt hij een gele trui aan Michel en een aan Micheline.’
Lees vanaf morgen ReTOUR 69: een terugblik dag na dag op de eerste Tourzege van Eddy Merckx