De Standaard

‘Van Aert kan alles. Maar de vlakke etappes zijn straks voor mij’

Het moet dit jaar de Tour van Dylan Groenewege­n (26) worden. Zeven sprintkans­en ziet hij voor zichzelf en daarin staat veel op het spel: het geel in Brussel, misschien wel het groen in Parijs.

- JANPIETER DE VLIEGER

OSSENDRECH­T I Zaterdag zal het 10.961 dagen – meer dan 30 jaar – geleden zijn dat een Nederlande­r nog eens een gele trui droeg. En dus kijkt de natie naar sprinter Dylan Groenewege­n, die Erik Breukink dan eindelijk maar eens moet gaan opvolgen.

Tijdens het interviewm­oment van afgelopen woensdag in Ossendrech­t stellen de Nederlands­e collega’s daar veel vragen over: ‘Als het zaterdag niet lukt, pak je hem dan zondag in de ploegentij­drit?’, ‘Denk je dat jij sterk genoeg bent om er op het einde nog bij te zitten?’

Groenewege­n haalt de schouders op, draait aan de Rolex die blinkt aan zijn pols: ‘De buitenwere­ld focust heel erg op het geel. Maar mijn grote doel is de eerste rit winnen.’ Bij elke vraag die nadien nog komt, herhaalt hij: ‘Die gele trui is alleen een bonus.’

Vind je het vervelend dat Nederland zo hard hoopt dat een landgenoot eindelijk nog eens het geel pakt?

‘Ik lees geen kranten en volg niet veel sociale media. Dat helpt. Vorig jaar begon de Tour ook met een sprintetap­pe en toen was het net hetzelfde. Toen miste ik het geel, maar een week later won ik dan wel twee keer en was het toch weer van Hallelujah.’

Het grote verschil met vorig jaar is dat je toen één van de sprinters was. Nu ziet iedereen jou als dé snelste sprinter van het peloton.

‘Ben ik op dit moment de snelste? Misschien wel, ja. Zeker één van de snelsten. Ik ben sterker geworden. Voor precieze cijfers moet je bij mijn coach Merijn Zeeman zijn, maar ik weet dat ik hogere wattages trap.’

Geen Démare, Cavendish, Gaviria of Kittel in de Tour. Wat verandert dat voor jou?

‘Niks. Ik heb al die mannen al geklopt in het verleden. Ewan en Viviani zijn ook te duchten tegenstand­ers.’

Cavendish was wel de meest dominante sprinter van zijn generatie. Is dat wat jij ook ambieert?

‘Dat is altijd het doel geweest: de beste sprinter worden in de Tour. Idolen heb ik nooit gehad, maar ik heb wel veel res pect voor Cavendish. Geweldige sprinter, ook al haalt hij nu niet zijn niveau van vroeger. Maar het is gewoon heel moeilijk om te evenaren wat hij heeft gepresteer­d.’

Zeker ten tijde van Columbia had Cavendish de sterkste sprinttrei­n van het peloton. Die lijk jij nu ook te hebben.

‘De ploeg is veel sterker geworden in de breedte. En dat vertaalt zich naar de sprinttrei­n. Die is zeker sterker geworden. Met Mike Teunissen en Amund Grundahl Jansen heb ik de perfecte lead out. Amund noem ik Obelix: zo’n gast van 1m87 met een diepe stem, die in de hectiek van de sprint altijd heel luid roept. Toen hij bij de ploeg kwam, woog hij ook nog eens tien kilo meer. Nu is hij een magere Obelix geworden.’

Hoe zal het werken tussen jou en Wout van Aert? Zullen jullie voor etappes al beslissen wie de aangewezen sprinter is?

gen. Ik ben de pure sprinter op het vlakke, de tussenetap­pes – de Michael Matthewset­appes, zeg maar – zijn voor Wout.’

In een interview met Humo was je heel ferm: je zei het volledige kopmanscha­p te willen. Wout mag niet sprinten in vlakke etappes.

‘Dat is ook logisch, toch? Ik heb massasprin­ten gewonnen. Wout kan een beetje alles: tijdrijden, veldrijden en waarschijn­lijk nog schaatsen ook. Maar een pure sprinter is hij niet. Of ik kan schaatsen? Zeker, ik heb jaren ijshockey gedaan.’ (lacht)

***

We leggen de rolverdeli­ng tussen Van Aert en Groenewege­n ook voor aan JumboVisma­ploegleide­r Merijn Zeeman. Veel etappes in de Tour liggen ergens tussen vlak en heuvelacht­ig in. Etappe vier tussen Reims en Nancy, is dat een Van Aertetappe of een Groenenweg­enetappe? Zeeman zegt over het dilemma: ‘Kijk, voor ons is het wel heel duidelijk dat we zo vaak mogelijk naar een sprint willen met Dylan.’

Wout van Aert is tussen de Dauphiné en de Tour nog snel drie keer de Mont Ventoux op gereden, terwijl jij van de ploeg niet mag klimmen op training. Op hoogtestag­e op de Sierra Nevada mag jij niet mee de bergen in. Je moet rondjes rijden op de plaatselij­ke atletiekpi­ste.

‘Het is niet anders: ze willen dat ik zo veel mogelijk tijd op hoogte doorbreng, maar klimmen is kennelijk niet zo goed voor de explosivit­eit van een sprinter. En die atletiekba­an is het enige stukje vlak in de buurt van de bergen. Vaak rijd ik twee uur lang gewoon rondjes. Aan een traag tempo bovendien. Ik luister naar muziek, kijk om me heen voor zover er naar iets om me heen te bekijken valt.’

En de rest van de ploeg lacht je waarschijn­lijk ook nog uit.

‘Die vinden dat ik het heel makkelijk heb, maar dat klopt niet. Het liefst ging ik elke dag mee de bergen in. Ik klim heel graag, de tijd gaat veel sneller vooruit. Maar voor een sprinter is dat dus niet zo heel goed.’

Je bent wel rigoureus in je training. Vorige week liet je ook al het Nederlands kampioensc­hap schieten omdat het niet in de planning paste, terwijl je op het vlakke parcours altijd favoriet was geweest.

‘Maar ik wilde mijn programma kunnen afwerken. En op zo’n kampioensc­hap speelt het gevaar van valpartije­n ook altijd mee. Bovendien was ik eerder gevallen in de ZLM Tour – daar heb ik de laatste vier dagen alles samen nog zeven uur geslapen. Ik moést nadien rust pakken. Zonder die valpartij had ik het NK wel nog willen overwegen.’

Jij hebt zeven uur geslapen in de ZLM Tour? Over vijf koersdagen?

‘Ja, nog zeven uur na mijn val in de eerste etappe. Ik had eerst niet eens door dat het erg was. Maar mijn zijkant lag helemaal open, dus wanneer ik bewoog, trok alles tegen. Ik heb de laatste vier nachten vooral nog naar mijn plafond gestaard. Het leuke is dat ik die etappe van mijn valpartij wel nog heb gewonnen. Ik zei vroeger altijd podium of jodium (winnen of vallen, red.). Maar in ZLM was het podium én jodium.’ (lacht)

‘Dat al die grote namen er niet bij zijn, verandert niks voor mij. Ik heb die in het verleden al geklopt’

Zeg eens eerlijk: die slagzin ‘Podium of jodium’ die heb jij toch niet zelf bedacht?

‘Toch wel. Daar is geen reclamebur­eau aan te pas gekomen. Ik heb het een keer gezegd voor een rit: Het is vandaag zo’n typisch podium of jodiumdagj­e. Sinds

‘Mijn grote doel is gewoon die eerste rit winnen. Die gele trui zou alleen een mooie bonus zijn’

Naast ‘podium of jodium’ zijn er nog een paar verhalen over Groenewege­n die steeds terugkomen. Vaak bevinden die zich in de familiale sfeer: opa Ko Zieleman begon in 1928 een fietsenzaa­k en maakte alle kaders voor de profrenner­s in Amsterdam. Vader Gerrie is Dylans vaste gangmaker op een (opgedreven) scooter. Ze trainen op korte sprints op de brug langs de A6 bij Almere. Van hectometer­paal 43,6 naar 43,8. Ook in deze Tour is er zo’n verhaal: Groenewege­n heeft voor zijn vader een camper geregeld, zodat die de Tour van start tot finish kan volgen.

Waarom wilde je dat voor je vader doen?

‘Omdat mijn ouders zoveel voor me doen. Maar er staat nu overal dat ik hem een camper heb gekocht, maar dat klopt niet. We huren er één voor de Tour. Nadien kunnen we er eentje kopen. Mijn pa had al een camper. Eentje van bouwjaar 1963, zo uit mijn blote hoofd. Die raakte thuis nog het viaduct niet op. In de Tour zou dat niet gelukt zijn.’

Heb jij de indruk dat je wielerdrom­en van je vader en grootvader waarmaakt? Dat jij de carrière hebt die zij hebben gemist?

‘Neen, helemaal niet. Toen ik mijn havoopleid­ing stopzette, volgde ik een fietsmaker­sopleiding en liep ik stage in onze fietsenwin­kel. Deed ik super graag, een beetje verkopen en aan fietsen prutsen. Was het daarbij gebleven, dan waren mijn ouders net zo trots geweest, denk ik. Al vind ik dat we thuis net heel weinig over wielrennen praten. Er zijn genoeg andere dingen in het leven. Mijn zus heeft twee kleine kinderen. Met Kerst praten we daarover.’

Je zus Maxime hoorde ook bij de beste rensters van Nederland, maar moest stoppen omwille van de ziekte van Crohn. Hoe kijkt zij naar je carrière?

‘Ze gunt het me natuurlijk. Zij heeft pech gehad: ze behoorde tot de generatie Marianne Vos, maar vóór die darmproble­men is ze verschille­nde keren Nederlands kampioene geweest.’

Als we je familie in kaart brengen, moeten we het kennelijk ook over je hond Binkie hebben.

(lacht) ‘Echt een grappig ding, ja. En ik had nog wel gezworen dat ik nooit een hond zou nemen. Nu ja, in zoverre dat je het een hond kan noemen. Dat beestje weegt amper 1,8 kilo. Hij is er vooral voor mijn vriendin Nine. Zo heeft zij iemand in huis als ik weer eens drie weken op een berg zit.’

Op Twitter hebben we gezien dat jij en Nine een huis aan het bouwen zijn. Er zijn ploegleide­rs die beweren dat renners die bouwen niet goed presteren.

‘We hebben een huis gekocht dat we gaan laten verbouwen, dus dat zal wel meevallen. Ik droomde altijd van een huis aan het water en dat hebben we nu gevonden. Ik heb een klein sloepje waarmee ik graag ga varen. Voor mij bestaat er geen betere manier om mentaal tot rust te komen. Daar kan ik nu al naar uitkijken: na de Tour ga ik meteen een hele dag het water op.’ Zaterdag start 106de Ronde van Frankrijk ● in Brussel

 ??  ??
 ??  ??
 ?? © photo news ?? Dylan Groenewege­n: ‘Mijn doel is altijd geweest de beste sprinter te worden in de Tour.’
© photo news Dylan Groenewege­n: ‘Mijn doel is altijd geweest de beste sprinter te worden in de Tour.’

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium