Stuur Vlaamse primitieven naar Kinshasa
Als we een echt goede relatie met Congo willen, moet België eens kritisch naar zijn eigen verleden kijken. En zorgen voor mobiliteit, van erfgoed en van mensen.
Er is weinig zichtbare geschiedenis in Kinshasa. Een paar koloniale gebouwen. Het monument van LaurentDésiré Kabila. Bijna alle dingen waarmee de Congolezen hun geschiedenis zouden kunnen reconstrueren, staan in Europese musea; 95 procent van het Afrikaanse erfgoed, volgens Unesco. Geschiedenis is in Congo iets waarvan je voelt dat het weg is. Ook de expo Incarnations in Bozar begint met een kaart uit 1554, getekend vanuit het standpunt van een begerig Europa: die context is nodig om hedendaagse Afrikaanse kunst te begrijpen. In Kinshasa hoor ik overal dat de Congolezen ‘repères’ nodig hebben. Ik vertaal het als ‘ijkpunten’, maar het zijn ook ‘steunpunten’ waarlangs je naar
boven kunt klimmen.
In september opent het Nationaal Museum, gebouwd door ZuidKorea, bijna zestig jaar na de onafhankelijkheid. Mij lijkt het vreselijk laat. Maar mijn gesprekspartners zeggen dat Congo er niet klaar voor is. Ik trek naar de beeldhouwer Freddy Tsimba, die bekend is van New York tot Kaapstad, maar altijd in Kinshasa is blijven wonen. Komt dat museum te vroeg, of te laat?
‘Het moet ergens beginnen’, zegt hij. ‘In dit geval zijn we begonnen met een gebouw, geschonken door ZuidKorea. De grandeur ervan zal niet bepaald worden door zijn muren, maar door zijn inhoud en door zijn leiding. Het was beter gebouwd vanuit een visie, maar het is nu zo. We moeten nu kijken hoe wij, Congolezen, dat museum naar ons toe gaan trekken.’
Koreaanse directrice
Nog voor de eerste steen werd gelegd, kwam een delegatie bij hem op bezoek. De directrice was een Koreaanse. ‘Het museum is dus niet volledig Congolees.’ Een paar weken later zien een paar vrienden het museum. ‘Mooi gebouw, maar de expo is koloniaal.’ ‘Er hangt zelfs een kaart met alle stammen van Congo.’ ‘Na de Belgen doen nu de Koreanen alsof ze ons bevrijden’, klinkt het.
De vraag om restitutie resoneert niet zo luid in Kinshasa als in Brussel. ‘Omdat het grote publiek niet weet hoeveel er weg is’, zegt Tsimba. De boosheid die de goed opgeleide diaspora in Brussel voelt, kan in Kinshasa nog komen, naarmate jonge Congolezen op Wikipedia hun geschiedenis bijeenpuzzelen. Maar het hoeft niet zo te zijn, zegt Tsimba. ‘Als België 5.000 of 10.000 van zijn 100.000 stukken teruggeeft aan Congo, of een rotatiesysteem uitwerkt met Congolese experts voor een deel van de collectie, dan zou daarover gepraat worden en dat is misschien het belangrijkste. De mensen wachten op een geste.’
Politici ontdekken de ‘soft power’ van kunst en cultuur meestal als ze onderhandelen over ‘hard power’ zoals coltan of kobalt.
Veel Congolezen hebben de vaste telefoon overgeslagen, maar je kunt zelfs zakenafspraken regelen via Whatsapp. Daar regeert het Lingala, dat dankzij hits van Koffi Olomide en Fally Ipupa al status had in heel WestAfrika. ‘Maar Lingala is informeel’, zegt professor Timothée Mukash. ‘Swahili wint aan belang nu het een van de werktalen is van de Union Africaine. Frans is de taal