Overvaren met Raveel
De Duitse kunstenaar Joseph Beuys zag in Oostende een eindpunt. Op zijn denkbeeldige kaart van ‘Eurazië’ stond de stad genoteerd als het Ostende van de Westmensch.
Maar natuurlijk kun je in Oostende nog oostelijker, en dan het liefst met het heenenweerpontje vanop de Visserskaai. Je belandt er in een andere wereld: een stadsdeel in volle ontwikkeling, dat voorlopig nog zijn ruwe, maritieme trekjes behouden heeft. De sluizen en smalle bruggetjes waar je over moet, zijn er een restant van. Vanop de oostelijke strekdam krijg je zicht op de skyline van de badstad. En verderop fiets of wandel je lang een haast leeg geveegde strandstrook, met weinig badgasten. Een leuke strandbar vormt
het begin en eindpunt.
Ooit maakte de passagierslijn naar Dover van Oostende een populaire ferryhaven. Maar sinds 2013, toen de laatste reder Transeuropa Ferries failliet ging, is het pendelverkeer over het kanaal zogoed als stilgevallen. Een poging om een nieuwe ferrydienst op te starten tussen Oostende en Ramsgate kapseisde dit voorjaar.
Rest dus enkel de korte oversteek, dwars over de havengeul naar de Oosteroever. De twee boten die ingezet worden op deze gratis veerdienst voeren een artistieke vlag. De kleuren op de beschilderde boeg zijn intussen verbleekt, en het is niet meteen zijn beste werk, maar je vaart op een echte Roger Raveel. De kunstenaar had een band met Oostende. Hij bezat er een appartement en bracht met muurschilderingen de zee binnen in het hoofdkwartier van het Loodswezen.
Zijn ‘rode vierkant op de zee’ is misschien niet zo bekend als zijn ‘witte vierkant’, het abstracte venster dat in veel van zijn werken voorkomt. Maar evengoed reikt het de oversteker, zo die wil, een imaginaire ontsnappingsroute aan.
De lokale Oostendse vereniging Restart blijft intussen ijveren voor meer boten op zee. ‘De Oostendenaar wil schepen zien’, is hun devies. Met lede ogen kijken ze ook naar de evolutie op de Oosteroever. Anders dan in Hamburg of Barcelona wordt de ziel van de oude dokken er niet gereactiveerd, maar verrijzen er in ijltempo luxeappartementen.
In zijn jongste boek Kamer in Oostende, een bijzondere blend van roman en reconstructie, brengt Koen Peeters het veerbootje richting Oosteroever niet ter sprake. Maar hij is wel een fan, zegt hij. ‘Het is een plek waar de Oostendse tijdmachine nog sneller, nog waanzinniger draait dan in de stad zelf. Ooit was daar een volkse wijk, dan een industriële site, en nu worden de laatste loodsen vervangen door riante flats. De Oostendenaars zeggen: “Maar het mooiste gebouw is en blijft de Lange Nelle, de vuurtoren.” En ze hebben overschot van gelijk.’
Anders dan deze rubriektitel suggereert, kun je een veerboot moeilijk een ‘omweg’ noemen. Daar waar geen bruggen zijn, garandeert ze juist de kortste verbinding tussen twee oevers. Maar het pontje in Oostende neemt dat niet al te letterlijk. Het slalomt met een brede zwaai tussen de dokken.
Je kunt een veerboot moeilijk een ‘omweg’ noemen. Daar waar geen bruggen zijn, garandeert ze juist de kortste verbinding tussen twee oevers
Het bedient bovendien niet zozeer mensen die uit zijn op tijdwinst, maar wandelaars en fietsers die alle tijd van de wereld hebben. De symboliek van de passage naar een andere oever moeten ze er maar zelf bij verzinnen.