De Standaard

Vlaamse gewichthef­sters doen mee op wereldnive­au

Zeg niet dat de Vlaamse jeugd slapper wordt. Jonge atletes doen het uitstekend in het gewichthef­fen. De architect achter deze successen: exgewichth­effer Tom Goegebuer.

- WIM VOS © Katrijn Van Giel © Nic Declercq

Een Europese titel in 2009 en drie deelnames aan de Olympische Spelen, als atleet was Tom Goegebuer al de beste Belgische gewichthef­fer van zijn generatie. Maar de coach blijkt nog beter dan de atleet. Zowel Annelien Vandenabee­le – 15 jaar, dit weekend in Israël brons op het EK U15 (55 kg) – als Nina Sterckx – 17 jaar, eerder dit jaar wereldkamp­ioene U17 (55 kg) en goud op het EK U20 (49 kg) – leerde de knepen van het vak van hem. Al wil Goegebuer dat graag nuanceren. ‘Het is teamwerk: ik en mijn vriendin, Bieke Vandenabee­le (een exzwemster, red.) doen alles samen: trainingsp­rogramma’s maken, coaching, de hele organisati­e. Een familiepro­ject, zeg maar.’

Dat laatste mag je letterlijk nemen. Dat het nummer drie op het EK onder 15 jaar ook Vandenabee­le heet, is geen toeval. Voor Annelien Vandenabee­le is coach Tom ook nonkel Tom. ‘Zo is ze in het gewichthef­fen terechtgek­omen’, beaamt hij. ‘Als kind deed Annelien judo in dezelfde sporthal van onze club. Ze sprong geregeld binnen en dan lieten wij haar al eens een gewicht tillen, puur voor het plezier. Tot ze op een dag voor ons stond. Ze was twaalf en wilde direct met gewichthef­fen beginnen. Intussen zijn we vier jaar verder en blijkt ze extreem goed te zijn. Anders sta je niet tussen echte gewichthef­landen als Rusland en Roemenië op het podium op een EK.’

Veel te grote passie

Maar Annelien Vandenabee­le is geen unicum. Eerder dit jaar brak er met Nina Sterckx nog een jong Vlaams supertalen­t in het gewichthef­fen door. Op haar 17de stapelt ze de titels en records op in de jeugdcateg­orieën en maakt ze zelfs bij de senioren nog kans op deelname aan de Olympische Spelen in Tokio. Ook Sterckx wordt getraind door Goegebuer. De man die zijn volk wil leren gewichthef­fen? Hij grijnst: ‘Toen ik eind 2016 zelf stopte, kon ik het niet maken om mijn ervaring verloren te laten gaan. Daarvoor is gewichthef­fen een veel te grote passie.’

Alle compliment­en en successen ten spijt, doet hij dit alles op vrijwillig­e basis. ‘Mijn geld verdien ik als medisch fysicus. Terwijl ze in die Oostblokla­nden vaak stapelt de titels en de records op.

met twee, drie fulltime betaalde trainers werken, moeten wij het allemaal in onze vrije tijd doen. Wat zwaar is.’

‘En dan houden wij het nog simpel. In Roemenië trainen 15jarigen vaak al twee keer per dag, iemand als Annelien houdt het voorlopig op 4 trainingen per week, Nina op vijf. Bewust, je wil ze op die leeftijd niet naar een burnout leiden. Maar daar moeten mijn vriendin of ik wel altijd bij zijn. Je kan 14jarigen onmogelijk alleen laten trainen. Eén: dan krijg je ongelukken. En twee: gewichthef­fen is een heel technische sport. Dat vraagt continue begeleidin­g.’

‘Organisato­risch is dat een puzzel. In Israël op het EK dit weekend was ik er bijvoorbee­ld niet bij. Simpelweg omdat ik het niet georganise­erd kreeg.’

Meer steun zou heel erg welkom zijn. ‘Mochten we kunnen scouten en screenen, we zouden wellicht veel meer talent kunnen ontdekken’, zegt Goegebuer. ‘Maar daar hebben we tijd en de middelen niet voor. Terwijl het potentieel er wel is. De belangstel­ling voor de sport is de jongste jaren enorm gegroeid. Vijftien jaar geleden gingen alle clubs failliet, nu moeten we leden weigeren.’

‘Waarom? Twintig jaar geleden deed iedereen nog alleen aan krachttrai­ning met toestellen. Met de crossfit rage die uit Amerika komt overgewaai­d, is dat volledig omgedraaid. Er wordt weer

wist al heel jong dat ze aan gewichthef­fen wilde doen. Rechts coach Tom Goegebuer.

heel veel met losse gewichten gewerkt. Daardoor komen veel mensen in aanraking met het pure gewichthef­fen.’

‘Bovendien zijn de vooroordel­en weg. Gewichthef­fen had lange tijd een negatieve reputatie, zeker voor kinderen. Jarenlang is beweerd dat gewichttra­ining voor kinderen vóór hun puberteit geen zin had. Intussen is dat wetenschap­pelijke onzin gebleken. Tegenwoord­ig zie je meisjes van 15 jaar 100 kilo omhoogstek­en. Het spijtige is wel: de popularite­it van de sport is enorm toegenomen, maar de middelen en accommodat­ie zijn niet gevolgd.’

Veel minder doping

Graag meer centen dus. In de eerste plaats voor de atleten zelf, maar als het kan ook voor hun begeleidin­g. Dan wordt nog meer mogelijk. Ook omdat er nog iets is veranderd in de sport, besluit Goegebuer. ‘Het dopinggebr­uik is veel minder. Is het helemaal zuiver? Nee, sommige landen weten gewoon niet wat ze zonder moeten doen. Zo diep zit die cultuur erin. Maar vroeger kon je zoveel pakken dat je twintig kilo meer kon tillen. Vandaag zal dat misschien nog vijf kilo zijn. En voor wie betrapt wordt, zijn er heel strenge straffen. Egypte en Thailand mogen de Spelen bijvoorbee­ld al vergeten. Drie gevallen en je ligt eruit als land. Allemaal positief voor de sport en voor onze Belgische atleten.’

‘Jarenlang is beweerd dat gewichttra­ining voor kinderen vóór hun puberteit geen zin had. Intussen is dat wetenschap­pelijke onzin gebleken’

TOM GOEGEBUER Coach

In een kosmopolit­ische stad als Brussel, is meertaligh­eid de dagelijkse realiteit.

Leraar Johan De Donder ervaart meertaligh­eid in het onderwijs als een ‘handicap’ (DS 9 december) en noemt het pleidooi van socioloog Dirk Geldof (DS 6 december) voor meer diversitei­t in de leraarskam­ers ‘klinkklare onzin’. Die uitspraken vind ik zorgwekken­d, zeker voor iemand die actief is in een kosmopolit­ische omgeving als Brussel. Gelukkig las ik gisteren in deze krant ook over de plannen van Brussels minister Sven Gatz (Open VLD), die met volle overtuigin­g voor meertaligh­eid gaat (DS 9 december).

Gatz noemt enkele voordelen van meertaligh­eid, waaronder sociale cohesie en sociale mobiliteit. Wetenschap­pelijk onderzoek heeft al veel meer aangetoond. Dat is ook de reden waarom de rectoren van de VUB en de ULB hun steun willen verlenen aan de ontwikkeli­ng van meertalig onderwijs (DS 26 maart). Caroline Pauwels (VUB) benadrukte daarbij dat de vrees voor de achteruitg­ang van het Nederlands ongegrond is: ‘Meertaligh­eid is nooit een taal minimalise­ren, wel alle talen maximalise­ren.’ Ook Gunther Van Neste, directeur van het Huis van het Nederlands in Brussel, bevestigde in Bruzz dat meertaligh­eid de positie van het Nederlands versterkt.

Geen moedertaal

Zowel mijn privésitua­tie als mijn ervaring als docent aan de KU Leuven versterken me in de overtuigin­g dat die visie op meertaligh­eid tot tal van positieve resultaten kan leiden. Neem nu mijn tienjarige zoon. Die navigeert moeiteloos tussen drie talen (Nederlands, Frans en Spaans), omdat hij in een thuis en schoolomge­ving opgroeit waar meertaligh­eid als een troef, en niet als een probleem, wordt gezien. Jazeker, hij heeft een onmiskenba­ar Brussels accent. Sommige fouten die hij maakt, zijn misschien te linken aan zijn meertalige hersenen, maar dat belet hem niet om Neder

landstalig­e boeken en strips te verslinden.

Het begrip ‘moedertaal’, dat De Donder hanteert om zijn stelling te staven dat in het Nederlands lezen een extra inspanning van anderstali­ge kinderen vergt, is voor onze meertalige zoon compleet nutteloos. Hij heeft gewoonweg geen moedertaal. Meertaligh­eid is zijn dagelijkse realiteit. Hij gaat zeer pragmatisc­h om met taal: Frans is voor de voetbaltra­ining en vakantieka­mpen; Spaans voor de communicat­ie met mij, mijn Ecuadoraan­se familie en onze Spaanstali­ge buren; Nederlands voor zijn vader, de Limburgse familie, muziekless­en en school. Daar heeft hij leren lezen. Dat hij een voorliefde heeft voor Nederlands­talige boeken en strips is dus voor de hand liggend.

Die liefde voor lectuur is niet vanzelf gekomen, wij stimuleren hem daarin. Dat is ook iets wat wetenschap­pelijk onderzoek ruimschoot­s heeft aangetoond: de sociale achtergron­d van de familie speelt een belangrijk­e rol in de ontwikkeli­ng van een kind, net zoals de houding van leerkracht­en in heterogene klassen.

Bijleren van een Armeense student

Het toeval wil dat ik deze week een opleiding aan de KU Leuven volg om te leren omgaan met de steeds groeiende diversitei­t in onze aula’s. Belgische en buitenland­se pedagogen benadrukke­n de voordelen van een positieve houding van leerkracht­en tegenover heterogene groepen, en dat zowel voor de individuel­e student als voor de maatschapp­ij in het algemeen.

Gevoelsmat­ig heb ik die heterogeni­teit altijd al positief gevonden. In mijn colleges integreer ik vaak verschille­nde perspectie­ven en thema’s. Onlangs stelden twee vrome katholieke studenten uit de Filipijnen en Nigeria mijn ideeën over prostituti­e in vraag. Een student uit Armenië herinnerde me er vorig jaar aan dat ik de Armeense genocide niet mocht vergeten in een les die over de totstandko­ming en de moderniser­ing van Turkije ging. De student sprak me aan in gebrekkig, maar perfect verstaanba­ar Nederlands, en ik ben er zeker van dat hij mij nooit had benaderd als hij voelde dat ik zijn meertaligh­eid als een handicap ervaarde. Zoals elke universite­itsstudent moeten ook zij een serieuze inspanning doen om te slagen.

De vakliterat­uur en eigen ervaring wijzen erop dat alternatie­ve leeromgevi­ngen meer voordelen bieden dan klassieke onderwijsm­ethoden die halsstarri­g eentalige leerlingen willen vormen.

Mijn zoon gaat pragmatisc­h om met taal: Frans is voor de voetbaltra­ining, Spaans voor mij en mijn Ecuadoraan­se familie, Nederlands voor zijn vader en de Limburgse familie

 ??  ?? Annelien
Vandenabee­le
Annelien Vandenabee­le
 ??  ?? Nina Sterckx
Nina Sterckx
 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium