Volkshuis van Horta gereconstrueerd
De afbraak van het Volkshuis van Victor Horta geldt als een van de pijnlijkste vergissingen uit het stedelijk beleid van Brussel. Een team van de ULB heeft het gereconstrueerd. Virtueel, weliswaar.
We waren voor elkaar geboren, het Volkshuis en ik. Het heeft niet mogen zijn. In 1965, het jaar waarin ik het levenslicht zag, ging het bij het Volkshuis uit. Dat hadden ze nu ook weer niet moeten doen.
Artnouveautochten in Brussel hebben me wel eens naar de plaats geleid waar het moet hebben gestaan. Van de Zavel bergafwaarts naar de OnzeLieveVrouwterKapellekerk, en dan zowat halverwege de Joseph Stevensstraat. Om dan ter hoogte van café Skievelat een beetje vijandig naar de overkant te staan kijken, waar nu de volstrekt onbenullige Sablon Tower onaangepast over zijn omgeving uitpiekt. Stommeriken. Wie heeft dit ooit bedacht?
Halverwege wijkt de straat langs beide zijden uit. Het is alsof ze even temporiseert en denkt: een ogenblikje, hier ga ik eens even een plein zijn. Rond de bocht van dat halfrond had Victor Horta zijn Volkshuis gedrapeerd. De foto’s zijn bekend. Op het gelijkvloers en de eerste verdieping maakte hij vitrines voor de coöperatieve winkels. ‘Tissus pour dames’, staat erop, of confectie voor heren, gordijnen, zijde of rouwartikelen. Zoals hij later bij het Paleis voor Schone Kunsten zou doen, overwon hij ook hier meesterlijk het hoogteverschil van de oplopende straat.
Dat ik het Volkshuis nu toch kunnen bezoeken heb, is te danken aan de architectuurfaculteit van La Cambre. Die heeft haar kennis samengelegd en met de recentste technieken een 3Dreconstructie gemaakt. De bezoeker stapt binnen langs de grote poort en belandt meteen in het café, ruim 300 vierkante meter en twee verdiepingen hoog. Zoals het oog zou doen, volgt de animatie de stalen draagstructuren tot die zich onder het plafond buigen. Hetzelfde met de ijzeren pyloontjes die bovenaan bekroond worden met een lichtbol.
Alles laat de animatie nu ook weer niet zien. Dat is te vergeven, want het Volkshuis was een complex met zo’n veertig zaaltjes. We lopen mee door de gangen, bewonderen de mozaïekvloer en staren verbaasd over het dakterras uit. Uiteraard is het uitkijken naar de feestzaal, die Horta op de bovenste verdieping onderbracht, omdat hij er op halve hoogte zijgalerijen in wou steken die volop licht binnenlieten. De balkonwering was van zo’n fijn smeedwerk dat het wel gaas lijkt. Het was ook uitkijken naar de Matteotizaal, die gebruikt werd voor gymnastiek en projecties. Alleen die lift van 21 meter hoog hadden we wel eens willen zien.
Het is moeilijk te begrijpen dat het Hortamuseum deze aanwinst wegsteekt in het souterrain. De bezoeker moet zich in een claustrofobisch hol wurmen waar drie mensen op elkaar gepakt zitten. Die kijken naar een tvscherm, niet eens van groot formaat. De maquette die ernaast staat, is haast groter.
Het museum pakt wél voluit uit met een prestigieuze publicatiereeks over de toegepaste kunsten in de art nouveau. Die discipline moet het vaak afleggen tegen gebouwen die volledig als totaalkunstwerk zijn ingericht. In het eerste van vier delen, dat gegangmaakt wordt door Horta, komen zowel stoelen, lampen, glasramen, vazen als deurklinken aan bod.
Lsdtrip
De objecten in Art nouveau belge. Vers l’idéal zijn uitbundig gefotografeerd. Vijf foto’s van één stoel, met nog eens een detailbeeld van een sponning erbovenop, zijn geen uitzondering. De closeups van de glasvazen van Léon Ledru brengen caleidoscopische kleurpatronen die weinig moeten onderdoen voor een lsdtrip. Naast Horta en Ledru komen verder Paul Du Bois, Fernand Dubois en Georges Hobé in beeld.
Er is nog meer nieuws over Horta. Het Museum Kunst en Geschiedenis heeft geldschieters gevonden om de wintertuin van de woning Cousin opnieuw in elkaar te puzzelen. Ingenieur Jean Cousin betrok een woning aan de Charleroisesteenweg en vroeg in 1900 of Horta er een beletage met een hangende wintertuin bij wou ontwerpen. Het werd een geraffineerd pronkzaaltje onder een glazen koepel van zes meter hoog.
Toen het gebouw in 1969 gesloopt werd, kon Jean Delhaye, de laatste leerling van Horta, de wintertuin vrijwaren. Vorig jaar brachten we in deze krant nog een reportage over de restanten in een opslag in de WTCIIItoren die gemolesteerd waren (DS 4/7/2018). Het is dus niets te vroeg dat ze naar veiliger oorden verhuizen. De reconstructie zal 1 miljoen euro kosten. Maar ze zal niet virtueel zijn.
We lopen mee door de gangen van het Volkshuis, bewonderen de mozaïekvloer en staren verbaasd over het dakterras uit
Het is moeilijk te begrijpen dat het Hortamuseum deze aanwinst wegsteekt in het souterrain