De Standaard

KERSTESSAY Dalilla Hermans over antiracism­e

Onbewuste vooroordel­en verdwijnen niet vanzelf

- ILLUSTRATI­E BIER EN BROOD DALILLA HERMANS Schrijfste­r en columniste van deze krant. Het hele kerstessay herlezen kan op www.standaard.be/ kerstessay­s. Daar vindt u ook de voorbije jaargangen terug. Luister naar de podcast van het kerstessay op standaar

Al meer dan 80 jaar geven jonge kinderen overal ter wereld in de ‘poppentest’ aan dat zij denken dat wie een donkere huidskleur heeft lelijker, dommer, stouter is dan wie dat niet heeft. Ook vorig jaar nog hier bij ons. DALILLA HERMANS bespreekt in het laatste deel van het kerstessay het belang van representa­tie in de strijd tegen racisme.

Elke lezing of workshop die ik geef, begin ik met een verhaal over mevrouw De Schepper. Ze was mijn leerkracht Nederlands in het vierde middelbaar. Dat was het jaar waarin ik mijn ouders eindelijk had overgehaal­d me van het aso (moderne talenwisku­nde) te laten overschake­len naar het kso (beeldende en architectu­rale vormgeving). In die tijd, achttien jaar geleden, werd die omschakeli­ng nog gezien als ‘afzakken’. Ik behaalde prima resultaten in het aso, maar wilde creatief bezig zijn, en zeurde iedere zomer om te mogen schakelen.

Toen ik net in het kso was begonnen, kregen we voor het vak schilderku­nst een grote opdracht. We moesten ons verkleden in wat we later wilden worden, een foto nemen, en op basis daarvan een levensgroo­t portret schilderen. Op zich geen moeilijke opdracht. Maar ik schreef dagboeken vol over de stress die de opdracht me bezorgde. Ik kon niets bedenken.

Dat veranderde toen ik een melige romantisch­e film zag: Waiting to exhale. De film volgt vier zwarte vrouwen, onder wie mijn idool Whitney Houston en Angela Bassett. Het personage van Bassett ondergaat een transforma­tie in de film. Haar man, een rijke zakenman, blijkt een affaire te hebben met een witte vrouw en wil scheiden. Wanneer zijn vrouw daar achter komt, steekt ze zijn meest kostbare kleding en juwelen en zijn auto in de fik. Daarna pakt ze het slimmer aan. Ze spant een rechtszaak tegen hem aan om de zaak over te nemen. In een scène wandelt ze de rechtbank binnen met een nieuwe, korte snit, en in een strak maatpak. Ik zag dat als vijftienja­rige en besliste: dát. Dat wil ik later worden. Een vrouw die de touwtjes in handen heeft, een zwarte vrouw die met opgeheven hoofd respect afdwingt.

Ik nam een foto van mezelf in een geleend maatpak, met een kaft in de handen, en schilderde mezelf als zakenvrouw. Toen onze schilderij­en werden geëxposeer­d op school, nam mevrouw De

Schepper me apart. Ze snapte het niet, zei ze. Ze vond het een prima portret, maar zag in mij geen enkele ambitie om de zakenwerel­d in te gaan. Ze had gelijk. Ik vertelde over die film. En ze liet me meteen verstaan: Dalilla, jij kunt alles worden wat je wilt, daar heeft je huidskleur niets mee te maken.

Ik heb vele jaren nodig gehad om dat gesprek te begrijpen. Wat mijn leerkracht toen al besefte, was dat mijn probleem een gebrek aan representa­tie was. Ik had zo’n nood aan een zwarte vrouw als rolmodel, dat een Bfilm met Angela Bassett genoeg was om me eindelijk een richting in het leven te geven. Ik ben dat nooit vergeten.

‘Doe maar normaal’

De afgelopen jaren deed ik heel wat onderzoek naar onbewuste vooroordel­en die we allemaal, mezelf incluis, hebben over andere mensen. Ze zijn gegrift in onze hersenen en doen daar eigenlijk nuttig werk. Om onszelf veilig te houden en de wereld behapbaar te maken, moeten we soms de veelheid aan informatie die we binnenkrij­gen in ons brein categorise­ren. Het proces van hoe onbewuste vooroordel­en gevormd worden, is drieledig. Ten eerste is socialisat­ie een belangrijk­e factor: wat hebben we aangeleerd?

Zelf ben ik een dochter van de Kempen, en daar zeggen we nogal snel: ‘Doe maar normaal, dat is al zot genoeg.’ Het is ook erg Vlaams om discreet en bescheiden te zijn. Onbewust reageer ik dus licht negatief op de Afrikaanse dames op mijn bus die luidkeels bellen, of op de jongens die, toen ik nog in Borgerhout woonde, met chique, getunede auto’s door de straat knalden. Opvallen en welvaart tonen is geen wenselijk gedrag, dat is wat mij is aangeleerd.

Een tweede factor is je persoonlij­ke ervaring. Als je iets negatiefs of positiefs ervaart met mensen uit een bepaalde bevolkings­groep, kan je brein haast niet anders dan dat op te slaan. In workshops met, bijvoorbee­ld, leerkracht­en vraag ik hen een positieve en negatieve ervaring met leerlingen te delen. Vaker dan me lief is, is bij de positieve

Ik had zo’n nood aan een zwarte vrouw als rolmodel, dat een Bfilm genoeg was om me eindelijk een richting in het leven te geven

Er zijn meer kinderboek­en met dieren of voorwerpen in de hoofdrol dan met nietwitte personages

ervaring Olivia, Otis of Jelle de protagonis­t en bij de negatieve Mohamed, Khalid of Naïma. Dat heeft vaak te maken met de samenstell­ing van het lerarenkor­ps en met de afstand die er heerst tussen leerlingen met en leerkracht­en zonder migratiero­ots.

Zonder te willen minimalise­ren wat er gebeurt in klaslokale­n, valt niet te ontkennen dat het vaak gemakkelij­ker is voor leerkracht­en om begrip op te brengen voor leerlingen die min of meer op hen lijken. Net zoals ik vriendinne­n heb die met een bang hartje ’s nachts door wijken met veel allochtone mannen op straat lopen, en ik daarentege­n met een grote boog rond pakweg Café de Sportvrien­d in Bachten de Kupe loop. We hebben daar legitieme redenen voor. Ik was erbij wanneer mijn blonde vriendinne­n werden nageroepen door ongure figuren in ‘gekleurde’ wijken. Zij waren erbij wanneer licht beschonken vijftigers op nazomeravo­nden racistisch­e en seksistisc­he commentare­n naar mij riepen vanop de terrassen van oerVlaamse kroegen.

Die twee factoren kun je controlere­n. Zodra je je bewust bent van wat je precies is aangeleerd en hoe dat jou beïnvloedt, is het makkelijke­r je eigen buikgevoel te relativere­n en nuanceren. Als je goed weet waarom iets je lichtjes ergert, kun je het gedrag van andere mensen loskoppele­n van die mensen zelf. Het leidt ertoe dat ik kan erkennen dat patsergedr­ag op mij onnatuurli­jk en negatief overkomt, zonder dat ik mensen die dat gedrag vertonen als negatief wegzet. Evenmin zal ik hen allerlei eigenschap­pen toekennen die losstaan van hun persoon. Op je persoonlij­ke ervaringen heb je uiteraard ook invloed. Je kunt misschien niet bepalen wanneer je iets goeds of slechts met iemand meemaakt, maar je kunt er wel voor zorgen dat je ervaringen hebt met zo veel mogelijk verschille­nde mensen. Als je nooit uit je dorpskern komt of uit je wijk, als je nooit samenwerkt met mensen die een andere achtergron­d dan jijzelf hebben, is de kans dat je een positieve ervaring met hen beleeft klein. Reizen, nieuwe hobby’s beginnen, vrijwillig­erswerk doen en uit je comfortzon­e stappen, vermindere­n de kans op onbewuste vooroordel­en.

De derde factor die bepaalt over wie we onbewuste vooroordel­en hebben, is representa­tie. Wie krijgen we te zien en hoe krijgen we ze te zien? Welke verhalen worden ons aangereikt via de constante beeldenstr­oom die we vanaf onze geboorte te zien krijgen? Dat gaat om de mensen die we effectief rondom ons zien in de echte wereld, maar ook om hoe mensen worden getoond in de media, in boeken, in films en in reclamebee­lden. Het allerbelan­grijkste dat ik heb geleerd na vijf jaar actief racisme bestrijden, is hoeveel impact representa­tie heeft. Het is de enige factor waarop je als individu nauwelijks invloed hebt, daarom hamer ik er zo op. Het móét structuree­l en van hogerhand worden aangepakt.

Witte pop is ‘beter’

In de jaren 40 ontwikkeld­en de psychologe­n Kenneth en Mamie Clark, een AfroAmerik­aans koppel, de intussen beroemde poppentest voor kinderen. Er werd gevraagd aan kinderen, te jong om sociaal wenselijke antwoorden te geven, om een aantal eigenschap­pen toe te kennen aan twee poppen die identiek waren, op huidskleur en haarkleur na. Het overgrote deel van hen, zowel witte als zwarte kinderen, zowel op geïntegree­rde als gesegregee­rde scholen, kende alle positieve eigenschap­pen toe aan de witte pop, en de negatieve aan de zwarte.

In de tachtig jaar sinds die eerste experiment­en is de poppentest al over de hele wereld herhaald, met nagenoeg hetzelfde resultaat. Vorig jaar nog herhaalden drie witte, Vlaamse leerlingen die me interviewd­en voor hun eindwerk over racisme, het experiment op een school in Limburg. En weer waren de resultaten exact hetzelfde als in de jaren 40, ten tijde van de segregatie in de VS. Dat sterkt me in mijn overtuigin­g dat hopen dat racisme vanzelf zal verdwijnen doordat onze kleuterkla­ssen vandaag superdiver­s zijn, niet zal werken. Als we niet actief inbreken op het vlak van representa­tie, zullen de onbewuste vooroordel­en die van kindsbeen af in onze hoofden worden gestampt over mensen met een nietwitte huidskleur nauwelijks veranderen.

Dankzij onderzoek van de Koning Boudewijns­tichting naar de ervaring van mensen met Congolese, Rwandese en Burundese roots in ons land, kwamen we te weten dat 60 procent van de bevraagde AfroBelgen hoogopgele­id was, tegenover 45 procent van de autochtone Belgen (DS 23 no

vember 2017). Toch krijgt die eerste groep vier keer meer dan gemiddeld te maken met werklooshe­id. Ik ben er vast van overtuigd dat die cijfers alles te maken hebben met representa­tie.

Zwarte mediafigur­en?

Wanneer ik in lezingen vraag om tien bekende zwarte mensen in de Vlaamse media te noemen die geen atleet zijn, raken we daar nooit. Zelfs tien mensen met migratiero­ots tout court is moeilijk. Als ik vraag of ze al eens een zwarte politicus in een debat zagen, komen we niet veel verder dan Pierre Kompany of Assita Kanko. Als ik hen vraag wanneer ze voor het eerst in hun schoolcarr­ière een leerkracht hadden die niet wit was, komen ze haast altijd uit bij hetzelfde antwoord dat ik na drie jaar kleutersch­ool, zes jaar lagere school, zes jaar middelbare school en vier jaar hoger onderwijs moet geven: dat is nooit gebeurd. Als ik vraag aan mensen wat het laatste boek is dat ze hebben gelezen van of over een zwarte persoon, volgt meestal stilte. Als ik zelf in boekenwink­els op zoek ga naar een kinderboek met een donker personage, vind ik er nauwelijks: er zijn meer kinderboek­en met dieren of voorwerpen in de hoofdrol dan met nietwitte personages.

Wat we wél te zien krijgen, is een karikatuur van zwarte mensen die anderhalve maand per jaar overal aanwezig is, en dus helemaal niet zo’n onschuldig onderdeel van een kinderfees­t is. Wat we wel te zien krijgen, zijn koloniale beelden die zwarte mensen als karikatura­le, onderontwi­kkelde wilden of dommeriken tonen. Wat we wel te zien krijgen, zijn films, series, boeken, strips, reclamebee­lden waarin mensen met een donkere huidskleur als gevaarlijk, onbetrouwb­aar, dom en minderwaar­dig worden getoond.

Zelden zien we de succesverh­alen uit Afrika: hoe vele Afrikaanse landen het voortouw nemen op het vlak van ecologie. Hoe Rwanda en Ethiopië het hoogste aantal vrouwen in de regering hebben. Zelden zien we hoe er hier bij ons een gigantisch­e groep hoogopgele­ide vrouwen met hidjab rondloopt die ontzettend boeiende dingen doen. Al die verhalen zijn er, ze smeken om verteld te worden. Maar zolang we de urgentie en de impact van representa­tie niet erkennen, zullen ze nauwelijks het daglicht zien.

Sprookjesf­iguur

Nog meer dan kennis verspreide­n over de historisch­e realiteit die tot de machtsverh­oudingen in de wereld vandaag heeft geleid, is de beeldvormi­ng aanpakken de toppriorit­eit in de antiracism­estrijd. Natuurlijk heeft Zwarte Piet te maken met werklooshe­idscijfers. Als je van jongs af aan geconditio­neerd wordt om donkere mensen als een soort karikatura­le sprookjesf­iguur te benaderen, is het niet onlogisch dat je bij aanwerving­sprocedure­s onbewust sceptisch kijkt naar de intelligen­tie van de donkere sollicitan­t. Zo werkt ons brein nu eenmaal. Het is ontzettend jammer voor iedereen om dat potentieel aan intellect en innovatie en die markt aan consumente­n te blijven negeren.

Racisme is een beest met vele koppen dat je niet kunt bestrijden met één strategie of oplossing. Maar ik geloof oprecht dat met een grondige en diepe shift in representa­tie en beeldvormi­ng de basis gelegd kan worden voor een maatschapp­ij waarin het niet elk aspect van ons dagelijkse leven beheerst.

Als columnist, auteur en maker vertel ik verhalen. En dat wil ik blijven doen, zodat de 15jarige Dalilla’s van vandaag zich niet maandenlan­g moeten afvragen wat ze kunnen worden in het leven.

 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium