KERSTESSAY Dalilla Hermans over antiracisme
Onbewuste vooroordelen verdwijnen niet vanzelf
Al meer dan 80 jaar geven jonge kinderen overal ter wereld in de ‘poppentest’ aan dat zij denken dat wie een donkere huidskleur heeft lelijker, dommer, stouter is dan wie dat niet heeft. Ook vorig jaar nog hier bij ons. DALILLA HERMANS bespreekt in het laatste deel van het kerstessay het belang van representatie in de strijd tegen racisme.
Elke lezing of workshop die ik geef, begin ik met een verhaal over mevrouw De Schepper. Ze was mijn leerkracht Nederlands in het vierde middelbaar. Dat was het jaar waarin ik mijn ouders eindelijk had overgehaald me van het aso (moderne talenwiskunde) te laten overschakelen naar het kso (beeldende en architecturale vormgeving). In die tijd, achttien jaar geleden, werd die omschakeling nog gezien als ‘afzakken’. Ik behaalde prima resultaten in het aso, maar wilde creatief bezig zijn, en zeurde iedere zomer om te mogen schakelen.
Toen ik net in het kso was begonnen, kregen we voor het vak schilderkunst een grote opdracht. We moesten ons verkleden in wat we later wilden worden, een foto nemen, en op basis daarvan een levensgroot portret schilderen. Op zich geen moeilijke opdracht. Maar ik schreef dagboeken vol over de stress die de opdracht me bezorgde. Ik kon niets bedenken.
Dat veranderde toen ik een melige romantische film zag: Waiting to exhale. De film volgt vier zwarte vrouwen, onder wie mijn idool Whitney Houston en Angela Bassett. Het personage van Bassett ondergaat een transformatie in de film. Haar man, een rijke zakenman, blijkt een affaire te hebben met een witte vrouw en wil scheiden. Wanneer zijn vrouw daar achter komt, steekt ze zijn meest kostbare kleding en juwelen en zijn auto in de fik. Daarna pakt ze het slimmer aan. Ze spant een rechtszaak tegen hem aan om de zaak over te nemen. In een scène wandelt ze de rechtbank binnen met een nieuwe, korte snit, en in een strak maatpak. Ik zag dat als vijftienjarige en besliste: dát. Dat wil ik later worden. Een vrouw die de touwtjes in handen heeft, een zwarte vrouw die met opgeheven hoofd respect afdwingt.
Ik nam een foto van mezelf in een geleend maatpak, met een kaft in de handen, en schilderde mezelf als zakenvrouw. Toen onze schilderijen werden geëxposeerd op school, nam mevrouw De
Schepper me apart. Ze snapte het niet, zei ze. Ze vond het een prima portret, maar zag in mij geen enkele ambitie om de zakenwereld in te gaan. Ze had gelijk. Ik vertelde over die film. En ze liet me meteen verstaan: Dalilla, jij kunt alles worden wat je wilt, daar heeft je huidskleur niets mee te maken.
Ik heb vele jaren nodig gehad om dat gesprek te begrijpen. Wat mijn leerkracht toen al besefte, was dat mijn probleem een gebrek aan representatie was. Ik had zo’n nood aan een zwarte vrouw als rolmodel, dat een Bfilm met Angela Bassett genoeg was om me eindelijk een richting in het leven te geven. Ik ben dat nooit vergeten.
‘Doe maar normaal’
De afgelopen jaren deed ik heel wat onderzoek naar onbewuste vooroordelen die we allemaal, mezelf incluis, hebben over andere mensen. Ze zijn gegrift in onze hersenen en doen daar eigenlijk nuttig werk. Om onszelf veilig te houden en de wereld behapbaar te maken, moeten we soms de veelheid aan informatie die we binnenkrijgen in ons brein categoriseren. Het proces van hoe onbewuste vooroordelen gevormd worden, is drieledig. Ten eerste is socialisatie een belangrijke factor: wat hebben we aangeleerd?
Zelf ben ik een dochter van de Kempen, en daar zeggen we nogal snel: ‘Doe maar normaal, dat is al zot genoeg.’ Het is ook erg Vlaams om discreet en bescheiden te zijn. Onbewust reageer ik dus licht negatief op de Afrikaanse dames op mijn bus die luidkeels bellen, of op de jongens die, toen ik nog in Borgerhout woonde, met chique, getunede auto’s door de straat knalden. Opvallen en welvaart tonen is geen wenselijk gedrag, dat is wat mij is aangeleerd.
Een tweede factor is je persoonlijke ervaring. Als je iets negatiefs of positiefs ervaart met mensen uit een bepaalde bevolkingsgroep, kan je brein haast niet anders dan dat op te slaan. In workshops met, bijvoorbeeld, leerkrachten vraag ik hen een positieve en negatieve ervaring met leerlingen te delen. Vaker dan me lief is, is bij de positieve
Ik had zo’n nood aan een zwarte vrouw als rolmodel, dat een Bfilm genoeg was om me eindelijk een richting in het leven te geven
Er zijn meer kinderboeken met dieren of voorwerpen in de hoofdrol dan met nietwitte personages
ervaring Olivia, Otis of Jelle de protagonist en bij de negatieve Mohamed, Khalid of Naïma. Dat heeft vaak te maken met de samenstelling van het lerarenkorps en met de afstand die er heerst tussen leerlingen met en leerkrachten zonder migratieroots.
Zonder te willen minimaliseren wat er gebeurt in klaslokalen, valt niet te ontkennen dat het vaak gemakkelijker is voor leerkrachten om begrip op te brengen voor leerlingen die min of meer op hen lijken. Net zoals ik vriendinnen heb die met een bang hartje ’s nachts door wijken met veel allochtone mannen op straat lopen, en ik daarentegen met een grote boog rond pakweg Café de Sportvriend in Bachten de Kupe loop. We hebben daar legitieme redenen voor. Ik was erbij wanneer mijn blonde vriendinnen werden nageroepen door ongure figuren in ‘gekleurde’ wijken. Zij waren erbij wanneer licht beschonken vijftigers op nazomeravonden racistische en seksistische commentaren naar mij riepen vanop de terrassen van oerVlaamse kroegen.
Die twee factoren kun je controleren. Zodra je je bewust bent van wat je precies is aangeleerd en hoe dat jou beïnvloedt, is het makkelijker je eigen buikgevoel te relativeren en nuanceren. Als je goed weet waarom iets je lichtjes ergert, kun je het gedrag van andere mensen loskoppelen van die mensen zelf. Het leidt ertoe dat ik kan erkennen dat patsergedrag op mij onnatuurlijk en negatief overkomt, zonder dat ik mensen die dat gedrag vertonen als negatief wegzet. Evenmin zal ik hen allerlei eigenschappen toekennen die losstaan van hun persoon. Op je persoonlijke ervaringen heb je uiteraard ook invloed. Je kunt misschien niet bepalen wanneer je iets goeds of slechts met iemand meemaakt, maar je kunt er wel voor zorgen dat je ervaringen hebt met zo veel mogelijk verschillende mensen. Als je nooit uit je dorpskern komt of uit je wijk, als je nooit samenwerkt met mensen die een andere achtergrond dan jijzelf hebben, is de kans dat je een positieve ervaring met hen beleeft klein. Reizen, nieuwe hobby’s beginnen, vrijwilligerswerk doen en uit je comfortzone stappen, verminderen de kans op onbewuste vooroordelen.
De derde factor die bepaalt over wie we onbewuste vooroordelen hebben, is representatie. Wie krijgen we te zien en hoe krijgen we ze te zien? Welke verhalen worden ons aangereikt via de constante beeldenstroom die we vanaf onze geboorte te zien krijgen? Dat gaat om de mensen die we effectief rondom ons zien in de echte wereld, maar ook om hoe mensen worden getoond in de media, in boeken, in films en in reclamebeelden. Het allerbelangrijkste dat ik heb geleerd na vijf jaar actief racisme bestrijden, is hoeveel impact representatie heeft. Het is de enige factor waarop je als individu nauwelijks invloed hebt, daarom hamer ik er zo op. Het móét structureel en van hogerhand worden aangepakt.
Witte pop is ‘beter’
In de jaren 40 ontwikkelden de psychologen Kenneth en Mamie Clark, een AfroAmerikaans koppel, de intussen beroemde poppentest voor kinderen. Er werd gevraagd aan kinderen, te jong om sociaal wenselijke antwoorden te geven, om een aantal eigenschappen toe te kennen aan twee poppen die identiek waren, op huidskleur en haarkleur na. Het overgrote deel van hen, zowel witte als zwarte kinderen, zowel op geïntegreerde als gesegregeerde scholen, kende alle positieve eigenschappen toe aan de witte pop, en de negatieve aan de zwarte.
In de tachtig jaar sinds die eerste experimenten is de poppentest al over de hele wereld herhaald, met nagenoeg hetzelfde resultaat. Vorig jaar nog herhaalden drie witte, Vlaamse leerlingen die me interviewden voor hun eindwerk over racisme, het experiment op een school in Limburg. En weer waren de resultaten exact hetzelfde als in de jaren 40, ten tijde van de segregatie in de VS. Dat sterkt me in mijn overtuiging dat hopen dat racisme vanzelf zal verdwijnen doordat onze kleuterklassen vandaag superdivers zijn, niet zal werken. Als we niet actief inbreken op het vlak van representatie, zullen de onbewuste vooroordelen die van kindsbeen af in onze hoofden worden gestampt over mensen met een nietwitte huidskleur nauwelijks veranderen.
Dankzij onderzoek van de Koning Boudewijnstichting naar de ervaring van mensen met Congolese, Rwandese en Burundese roots in ons land, kwamen we te weten dat 60 procent van de bevraagde AfroBelgen hoogopgeleid was, tegenover 45 procent van de autochtone Belgen (DS 23 no
vember 2017). Toch krijgt die eerste groep vier keer meer dan gemiddeld te maken met werkloosheid. Ik ben er vast van overtuigd dat die cijfers alles te maken hebben met representatie.
Zwarte mediafiguren?
Wanneer ik in lezingen vraag om tien bekende zwarte mensen in de Vlaamse media te noemen die geen atleet zijn, raken we daar nooit. Zelfs tien mensen met migratieroots tout court is moeilijk. Als ik vraag of ze al eens een zwarte politicus in een debat zagen, komen we niet veel verder dan Pierre Kompany of Assita Kanko. Als ik hen vraag wanneer ze voor het eerst in hun schoolcarrière een leerkracht hadden die niet wit was, komen ze haast altijd uit bij hetzelfde antwoord dat ik na drie jaar kleuterschool, zes jaar lagere school, zes jaar middelbare school en vier jaar hoger onderwijs moet geven: dat is nooit gebeurd. Als ik vraag aan mensen wat het laatste boek is dat ze hebben gelezen van of over een zwarte persoon, volgt meestal stilte. Als ik zelf in boekenwinkels op zoek ga naar een kinderboek met een donker personage, vind ik er nauwelijks: er zijn meer kinderboeken met dieren of voorwerpen in de hoofdrol dan met nietwitte personages.
Wat we wél te zien krijgen, is een karikatuur van zwarte mensen die anderhalve maand per jaar overal aanwezig is, en dus helemaal niet zo’n onschuldig onderdeel van een kinderfeest is. Wat we wel te zien krijgen, zijn koloniale beelden die zwarte mensen als karikaturale, onderontwikkelde wilden of dommeriken tonen. Wat we wel te zien krijgen, zijn films, series, boeken, strips, reclamebeelden waarin mensen met een donkere huidskleur als gevaarlijk, onbetrouwbaar, dom en minderwaardig worden getoond.
Zelden zien we de succesverhalen uit Afrika: hoe vele Afrikaanse landen het voortouw nemen op het vlak van ecologie. Hoe Rwanda en Ethiopië het hoogste aantal vrouwen in de regering hebben. Zelden zien we hoe er hier bij ons een gigantische groep hoogopgeleide vrouwen met hidjab rondloopt die ontzettend boeiende dingen doen. Al die verhalen zijn er, ze smeken om verteld te worden. Maar zolang we de urgentie en de impact van representatie niet erkennen, zullen ze nauwelijks het daglicht zien.
Sprookjesfiguur
Nog meer dan kennis verspreiden over de historische realiteit die tot de machtsverhoudingen in de wereld vandaag heeft geleid, is de beeldvorming aanpakken de topprioriteit in de antiracismestrijd. Natuurlijk heeft Zwarte Piet te maken met werkloosheidscijfers. Als je van jongs af aan geconditioneerd wordt om donkere mensen als een soort karikaturale sprookjesfiguur te benaderen, is het niet onlogisch dat je bij aanwervingsprocedures onbewust sceptisch kijkt naar de intelligentie van de donkere sollicitant. Zo werkt ons brein nu eenmaal. Het is ontzettend jammer voor iedereen om dat potentieel aan intellect en innovatie en die markt aan consumenten te blijven negeren.
Racisme is een beest met vele koppen dat je niet kunt bestrijden met één strategie of oplossing. Maar ik geloof oprecht dat met een grondige en diepe shift in representatie en beeldvorming de basis gelegd kan worden voor een maatschappij waarin het niet elk aspect van ons dagelijkse leven beheerst.
Als columnist, auteur en maker vertel ik verhalen. En dat wil ik blijven doen, zodat de 15jarige Dalilla’s van vandaag zich niet maandenlang moeten afvragen wat ze kunnen worden in het leven.