Red de vleermuis, zet het licht op rood
Vleermuizen hebben, net als de insecten waar ze verlekkerd op zijn, te lijden onder overvloedig kunstmatig licht. In een red light district voelen ze zich beter.
Midden januari, hartje winter. Zonder verlichting komen we de korte dagen niet door. Maar voor het dierlijke nachtleven zijn onze buitenlampen een serieuze stoorzender. Al het kunstlicht stuurt bijvoorbeeld hun zomerwinterritme in de war. Daarom trekken natuurbeschermers ten strijde tegen wat ze ‘lichtvervuiling’ noemen. Bij de alarmerende neergang van de insectenpopulatie wereldwijd speelt overmatig licht een belangrijke en tot nu onderschatte rol, melden onderzoekers van de universiteit van Washington in een recente publicatie.
Het nadelige lichteffect treft veel dieren. Neem nu insecten. Die worden aangetrokken door licht. Dat kan hun bewegingspatroon en hun voortplanting ontregelen, maar vooral: als ze rond een lichtstraal zwermen, vormen ze een makkelijke prooi voor predatoren – vleermuizen bijvoorbeeld. Die zijn eigenlijk lichtschuw. ‘Maar zo’n zwerm rond een lantaarnpaal is een aanlokkelijke voedselvoorraad’, zegt Ralf Gyselings, onderzoeker bij het Instituut voor Natuur en Bosonderzoek (Inbo). Een vleermuis die zich in zo’n zee van licht en lekkers waagt, is op zijn beurt het mikpunt van andere roofdieren. Valken, uilen, zelfs meeuwen. ‘De traag vliegende vleermuizen zullen verlichte plekken daarom vermijden. Hun snellere en wendbare collega’s nemen dat risico wel’, zegt Gyselings.
Gemiste insectenpiek
Deze vliegende zoogdieren ondervinden nog andere hinder van overvloedig licht. Het vormt barrières op de vliegroutes in hun jachtgebied. Ze wachten met uitvliegen tot het donker is. Is er te veel verlichting in de buurt, dan dreigen ze de piek in insecten in de vroege avond te missen. Gyselings: ‘Te veel verlichting maakt de nachten, waarin ze hun voedsel zoeken, korter. En minder voedsel hypothekeert het grootbrengen van de jongen en op termijn de hele kolonie.’
Voor wie het zich afvraagt: vleermuizen vangen hun prooien via het uitsturen van geluidsgolven (echolocatie) maar ze hebben ook goede ogen, die aangepast zijn aan een lage lichtintensiteit.
Mezen minder ontrouw
Ook dieren die overdag actief zijn, kunnen ‘lichtgeraakt’ zijn. Door het vele licht raakt het oriëntatievermogen van vogels die ’s nachts trekken in de war. Het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO) ontdekte dat koolmezen er minder door slapen, rusteloos worden en zelfs zodanig moe dat ze – tegen hun natuur in – minder vreemdgingen. ‘Het belangrijkste effect dat we hebben vastgesteld was dat koolmezen in het koude voorjaar van 2013 vijf dagen vroeger eieren legden’, vertelt Kamiel Spoelstra van het NIOO. ‘Door het kunstlicht leken de dagen langer te worden, het signaal om te gaan broeden. Als hun jongen dan geboren worden voor er insecten rondvliegen waarmee ze die voeden, hebben ze een probleem.’
Een van de wetenschappelijke bevindingen rond overbelichting is dat dieren meer last hebben van licht dat zich aan de blauwe kant van het spectrum bevindt. Licht aan de rode kant van het spectrum ligt hen stukken beter. ‘Dat komt omdat ze rood licht minder goed zien’, zegt Spoelstra. ‘De ogen van nachtdieren zijn erop gebouwd om vooral blauwig licht te zien. Dat licht is er als zij actief zijn in de schemering.’
Met die kennis kun je aan de slag. Gyselings schreef mee aan een advies voor het Antwerpse provinciebestuur. Daarin staan aanbevelingen om wegen en fietspaden vleermuisvriendelijker te verlichten (zie ook hiernaast): vermijd licht indien mogelijk; verlicht maar gedurende een deel van de nacht; vermijd licht dat van te hoog schijnt (om de boomkruinen te ontzien) of zich te veel verspreidt (strooilicht); gebruik een aangepast kleurenspectrum, bij voorkeur amber of rood. Ook het Vlaamse Agentschap Wegen en Verkeer hanteert dergelijke richtlijnen.
‘Te veel verlichting verkort de nacht waarin insecten voedsel zoeken. Dat hypothekeert het grootbrengen van jongen'
RALF GYSELINGS
Onderzoeker Instituut voor Natuur en Bosonderzoek (Inbo)