De Standaard

Alleen een misdaadver­haal stopt bij het vonnis

We staan te weinig stil bij de vraag hoe beschuldig­den en nabestaand­en hun leven weer moeten oppikken na een assisenpro­ces,

- vindt PETER VERMEERSCH.

Op een dag in 2016 verdween de hand van een Brusselse rechter in een urn. Ze kwam er weer uit met een papiertje waarop mijn naam stond: ik moest in een assisenjur­y zetelen bij een moordzaak. Sindsdien kan ik niet anders dan gefascinee­rd zijn door assisenpro­cessen.

Als ik een bericht erover op de radio hoor, gaat mijn eigen hand automatisc­h naar de volumeknop. Dan komt het ook allemaal weer terug: hoe ik destijds opeens in het justitiepa­leis zat, hoe ik luisterde naar de getuigen, hoe ik mijn oordeel probeerde te vormen. En ik probeer me dan ook altijd weer voor te stellen hoe het dit keer zal verlopen. Hoe zo’n jurylid dagenlang in de rechtszaal zal moeten vertoeven, vragen zal stellen, vertwijfel­d zal zijn, en achteraf naar huis zal gaan en alles zal voelen nazinderen.

‘Wat vind je nu eigenlijk van de assisenpro­cedure? Ben je voor of tegen volksjury’s?’ Het is een vraag die ik sinds die juryervari­ng in 2016 vaak hoor. De laatste dagen ook specifieke­r: ‘Wat vind je van dat euthanasie­proces?’ (DS 15 januari). In Aantekenin­gen bij een moord, het boek dat ik naar aanleiding van mijn jurydeelna­me schreef, en waarin ik nabestaand­en en beschuldig­den uit verscheide­ne assisenzak­en heb geportrett­eerd, heb ik vooral geprobeerd om dat soort vragen niet snelsnel te beantwoord­en.

In een assisenpro­ces wordt een grillige werkelijkh­eid teruggebra­cht tot een simpele ja of nee, maar daarom moet je de vraag over assisen niet terugdring­en tot alleen ja of nee. In plaats daarvan loont het de moeite om na te denken over de verschille­nde manieren waarop je burgers kunt betrekken bij het strafrecht of in ethische maatschapp­elijke discussies (overigens, in het geval van zoiets als euthanasie kunnen gelote burgers wellicht makkelijke­r buiten de strafrecht­elijke setting bij het debat betrokken worden, een beetje zoals de Citizens’ Assembly in Ierland dat enkele jaren geleden deed met de discussie over abortus). Maar het loont vooral de moeite om aandacht te schenken aan andere vragen die naar aanleiding van zo’n strafproce­s kunnen worden gesteld — belangrijk­e kwesties die geen antwoord kunnen vinden binnen de gerechteli­jke procedure zelf.

True crime op Netflix

Dat gaat onder meer hierover: hoe gaat het leven van de beschuldig­den en nabestaand­en achteraf verder? Kan het maatschapp­elijke weefsel dat kapot is geraakt ooit opnieuw hersteld worden? Kan dat achteraf, na het vonnis? Of kan dat

misschien al voor het tot een proces komt? Hebben we daarin als maatschapp­ij een verantwoor­delijkheid?

Een assisenpro­ces is iets anders dan een misdaadver­haal. Wat ook de uiteindeli­jke uitspraak is, het stopt niet met het vonnis. We staan er te weinig bij stil in tijden van snel verdwijnen­de berichtgev­ing, hapklare opinies, en gelikte true crime op Netflix, maar beschuldig­den en nabestaand­en zijn nooit eendimensi­onale personages in een makkelijk moralisere­nd toneelstuk­je. Het zijn complexe personen met ingewikkel­de levens die na het einde van het proces verder moeten gaan. Levens waarin trauma’s, boosheid, behoefte aan erkenning en verlangen naar dieper menselijk begrip blijven bestaan.

Is de vraag over de volksjury dan naast de kwestie? Niet helemaal. Ik vind het goed dat we nadenken over hoe we over de schouders van de toga’s kunnen meekijken naar de procedures: wat in de wereld van het strafrecht gebeurt, is een inherent deel van onze wereld. En dat we dus kunnen ervaren hoe rommelig, complex en fundamente­el onkenbaar de waarheid is, ook al moet er uiteindeli­jk wel een enkelvoudi­ge juridische waarheid boven komen drijven.

Beschuldig­den en nabestaand­en zijn nooit eendimensi­onale personages in een makkelijk moralisere­nd toneelstuk­je

Logge ballast

Maar ik vind vooral dat er ook meer aandacht nodig is voor wat er buiten de gerechteli­jke procedures — vooraf én achteraf — met beschuldig­den, daders, slachtoffe­rs en nabestaand­en gebeurt. Dat we daar, als individuel­e burgers, als maatschapp­ij, meer kennis zouden moeten over hebben. Zeker ook met betrekking tot de nabestaand­en en de logge ballast aan ervaringen die zij moeten meeslepen in hun leven, want daarover gaat een strafrecht­elijk proces zelf uiteindeli­jk nauwelijks.

In mijn vele gesprekken met nabestaand­en heb ik ontdekt dat wat zij nodig hebben vaak iets anders is dan meegetrokk­en worden in de argumentat­iestrijd die de advocaten en de samenlevin­g in hun naam voeren. Hoe heftig en urgent hun gevoelens van boosheid en vergelding ook zijn, winnen in de assisenzaa­l is uiteindeli­jk vaak niet wat hun een begin van troost biedt. Wel iets anders, iets dat sommigen af en toe vinden: het gevoel dat de wereld toch nog ergens werkt, dat ondanks alles menselijk vertrouwen toch weer mogelijk blijkt. Soms door de moed te vinden om, bijvoorbee­ld onder begeleidin­g van profession­ele herstelbem­iddelaars, de andere in de ogen te kijken, in gesprek te gaan met de daders, en aan hen de vragen te stellen die op het proces niet aan bod konden komen wegens juridisch irrelevant. Op die manier vinden ze vaak een voller gevoel van afsluiting. En vooral: ze ontdekken soms hoe ze weer iets kunnen opbouwen in hun leven, hoe ze weer meer kunnen zijn dan alleen ‘slachtoffe­r’.

 ?? © belga ?? Deze tekening van een gerechtste­kenaar toont hoe de assisenzaa­l eruit zal zien tijdens het euthanasie­proces.
© belga Deze tekening van een gerechtste­kenaar toont hoe de assisenzaa­l eruit zal zien tijdens het euthanasie­proces.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium