In sombere tijden brengt de dansvloer redding
De winter heeft nog een eind te gaan, maar Tame Impala ontkurkt nu al de zomer. ‘The slow rush’ is een popplaat in cinemascope die de tijd probeert stil te zetten.
‘Time is an ocean, but it ends at the
shore’, schreef Bob Dylan ooit eens, en zoals altijd vertelde de wijze troubadour niets dan de waarheid. Die moet ook in Kevin Parkers goed getrainde oren terecht zijn gekomen, want na vijf jaar en tig keer vooruitschuiven van de releasedatum, is hij eindelijk aangemeerd met het nieuwe album van zijn eenmansband Tame Impala. ‘Has it really been
that long?’ vroeg hij zich exact een jaar geleden nog retorisch af in de tussentijdse zoethouder ‘Patience’. Wel, ja dus.
De Australische multiinstrumentalist was in 2015 een wereldster geworden met zijn derde album, Currents. Daarop had hij indierock en popmuziek op een briljante manier verzoend.
Parker, een loner met een kast vol gebatikte shirts, schudde de psychedelische rock van zijn eerste twee platen uit zijn sluike haar. De posters van The Beatles en Cream rukte hij van de muur, in de plaats hing hij prenten van de Bee Gees en Michael Jackson. Van de r&b leende hij de hitgevoeligheid, bij de hiphop de zin voor avontuur.
Met succes. Met de retrofuturistische pop van Currents verleidde Parker hipsters én een breed publiek. Kanye West hing aan de lijn, Rihanna coverde een song, Mark Ronson nodigde hem uit om te uptown funken, hij mocht aan de bas bij raprebel Travis Scott. Van een schuchter podiumdier in duffe kelders veranderde Parker in ... een schuchter podiumdier dat Coachella mocht afsluiten.
Studiorat
De verwachtingen van de nieuwe messias van de pop waren, kortom, groot. Maar de opvolger van Currents werd een olifantsdracht. Dat die The slow rush heet, getuigt dus van humor. Parker is een studiorat die als een eigentijdse Todd Rundgren kan blijven spitten naar de juiste snaredrumklank of de meest authentiek klinkende handclaps.
De titel geeft vooral ook aan hoe tijd van de weeromstuit een thema geworden is in zijn songs. Werd hij met zijn neus op de eindigheid geduwd toen eind 2018 zijn studio – en bijna ook hijzelf – in vlammen opgingen tijdens de bosbranden in Californië? Vast wel.
De songtitels liegen er niet om: ‘One more year’, ‘Lost in yesterday’, ‘It might be time’, ‘Tomor
row’s dust’. ‘We’re on the borderline/ Caught between the tides of pain and rapture/ Then I saw the time/ Watched it speedin’ by like
a train’, verwoordt hij zijn blik op tijd in ‘Borderline’.
Zonder de contouren duidelijk af te tekenen, schetst Parker hoe die kostbaarder wordt met de wereldproblematiek die ons in de nek hijgt. ‘Do you remember we were standing here a year ago?/ Our minds were racing and time went slow’, zingt hij in ‘One more year’ over de verloren onschuld die we allemaal voelen: ‘If there was trouble in the world we didn’t know/ If we had a care it didn’t show.’
Overleden vader
Parker kijkt op The slow rush vaak om. In ‘Posthumous forgiveness’, smachtend gezongen met
The Weeknd, probeert hij in het reine te komen met zijn overleden vader, die helaas al zijn sorry’s meenam in zijn graf. Het is een van de persoonlijkste en pakkendste momenten op de plaat.
Maar Parker wil niet blijven hangen in het verleden, want dan raak je verstrikt in Groundhog Day en beleef je elke dag opnieuw. ‘Strictly speaking, I’m still on track/ And all of my dreams are still intact’, maakt hij de balans op in ‘On track’, een dromerige popsong waarin je de bitterzoete euforie van The Flaming Lips proeft.
Dat blijft Parkers geliefde recept. Net als pakweg Coldplay maakt hij pop waarin de zomer weerklinkt, maar tegelijk is die te weemoedig en wispelturig om onvoorwaardelijk naar de charts te lonken.
The slow rush is niet zo catchy als Currents, maar in al zijn ijle dromerigheid wel coherenter. De perfectionist Parker produceert zijn popsongs in cinemascope. Van de seventiesprogsynths in ‘One more hour’ over de exotische baskronkels van ‘Lost in yesterday’ tot het heerlijke ‘It might be time’, waarin hij dichtst langs de softpop van zijn geliefde band Supertramp zoeft.
Ten tijde van Currents ging Parkers geest open toen hij in LA op mushrooms naar ‘Stayin’ alive’ van de Bee Gees luisterde. Die geest zit ook in The slow rush: wanneer de tijdgeest somber stemt, brengt de dansvloer soelaas.
Het is een beproefd recept, denk aan de spiegel die Arcade Fire ons voorhield op Everything
now, waarmee Parker een voorliefde voor disco (en panfluiten) deelt.
Onze geliefde Aussie sleurt je voortdurend die dansvloer op. ‘Is it true’ dolt met de glitterbollenfunk van Daft Punk, een clubtrack als ‘Breathe deeper’ danst op een piano die lijkt weggeplukt bij housepionier Frankie Knuckles. Als je je opgesloten voelt in een escaperoom, gooit Parker je de sleutels gewoon voor de voeten.
Parker weet ook wel dat de spiegeltjes in de glitterbol barstjes vertonen, en dat hij, let’s face it, niet eeuwig 34 zal blijven. Ach, ‘As long as I can be the man I am’,
zingt hij zelf in ‘One more hour’. Soms moet je de klok stilzetten om van elke seconde te genieten.
Net als pakweg Coldplay maakt Tame Impala pop waarin de zomer weerklinkt, maar tegelijk is die te weemoedig en wispelturig om onvoorwaardelijk naar de charts te lonken