Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan
In de loop der eeuwen is de mensheid een hoop kwijtgeraakt. Maar moeten we daar rouwig om zijn? Het levert alleszins fascinerende verhalen op, vindt de Duitse schrijfster Judith Schalansky.
Judith Schalansky opent haar Inventaris van enkele verliezen met een lijstje waar je even stil van wordt. Het is een opsomming van alles wat definitief van de aardbol verdween terwijl ze dit boek aan het schrijven was. In de Syrische stad Palmyra werden twee tempels uit de klassieke oudheid vernield, de Dharaharatoren in Kathmandu stortte in na een aardbeving, de noordelijke witte neushoorn stierf uit en zo gaat het nog een bladzijde door.
Trek die denkoefening door tot het begin van de geschiedenis, en de lijst wordt eindeloos. ‘Waarschijnlijk is het een geluk dat de mensheid niet weet welke geweldige ideeën, welke aangrijpende kunstwerken en revolutionaire verworvenheden er al verloren zijn gegaan’, bedenkt Schalansky in het voorwoord. Wat we niet gekend hebben, kunnen we niet missen. Moeilijker wordt het wanneer er fragmenten of getuigenissen bewaard bleven. Dan valt er plots iets te betreuren. ‘Wat zou ik graag weten wat de aardtekeningen van de Nazca’s in de Peruaanse pampa betekenen’, verzucht Schalansky, en ook ‘hoe Sappho’s fragment 31 eindigt’.
Die wens leidde tot dit boek. De schrijfster selecteerde twaalf fenomenen die er niet meer zijn. Het gaat alle kanten op, van de uitgestorven Kaspische tijger tot een verdwenen kunstwerk van de 19deeeuwse schilder Caspar David Friedrich. Schalansky nestelde zich in de wat ouderwets aandoende Staatsbibliothek in Berlijn om zich te documenteren over die verloren schatten. Wat ze te weten kwam, vat ze aan het begin van elk verhaal in een korte paragraaf samen.
Greta Garbo
Het zijn fascinerende geschiedenissen, bijvoorbeeld over de Villa Sacchetti in Rome, een hoogtepunt van de barok dat al na een paar jaar tot een ruïne verviel. Dat ze de voorgeschiedenis zo beknopt houdt, frustreert een beetje. Ze had een geweldig boek kunnen afleveren door simpelweg de verhalen achter haar vondsten op te schrijven. Maar daar was het haar niet om te doen. Ze interesseert zich meer voor dat wat niet verteld wordt in de bronnen, en probeert die lacune op te vullen met haar fantasie. Het levert twaalf uiteenlopende korte verhalen op.
Een verloren gegane film van de expressionistische regisseur Friedrich Wilhelm Murnau brengt haar bij actrice Greta Garbo. Die had zo’n bewondering voor Murnau dat ze na zijn dood een afgietsel van zijn gelaat liet maken. We volgen Garbo tijdens een wandeling door New York in 1952. De innerlijke onrust van een diva die beseft dat haar beste jaren achter haar liggen, weerspiegelt zich prachtig in de hectiek van de grootstad.
Schalansky groeide op in OostDuitsland en ook aan dat verdwenen land hangt ze twee verhalen op. In onschuldige huiselijke taferelen schetst ze zowel een sluimerend familiedrama als een portret van een verstikkende samenleving. Opnieuw komt ze indrukwekkend uit de hoek.
Maar een paar keer vergaloppeert Schalansky zich in haar spel met de vorm. Dat er van het manicheïsme, een religieuze stroming die ontstond in de derde eeuw na Christus, nauwelijks bronnen zijn overgebleven, brengt haar op het idee om zelf een soort evangelie van deze godsdienst te schrijven. Het resultaat is een verhaal in orakeltaal waar niet zo makkelijk doorheen te komen is.
Niet rouwig
taris bijeenbrengt, blijft onduidelijk. Het hadden er net zo goed twaalf andere kunnen zijn. Misschien ligt de verklaring voor die willekeur opnieuw in het voorwoord, waarin ze rake gedachten over onze omgang met verlies formuleert. Ze haalt een zoöloog aan, die verbaasd vaststelde dat de westerse mens ‘het verlorene hoger aanslaat dan het nog bestaande’.
Schalansky groeide op in OostDuitsland en ook aan dat verdwenen land hangt ze twee verhalen op
Maar, voegt Schalansky eraan toe, ‘in leven zijn betekent verliezen meemaken’. Meer zelfs, het vergaan is ‘onvermijdelijk’. En de wat absurde verhalen in deze bundel laten zien dat we echt niet over elk verlies rouwig moeten zijn. De wereld is na al die tijd zo’n ‘onoverzichtelijk archief van zichzelf’, dat een beetje vergeten geen kwaad kan. Wat we missen, kunnen we via het schrijven weer aanwezig maken.
In dit geval levert dat schrijven een bijzonder curiosum op, met genoeg uitstekende verhalen om de minder geslaagde experimenten naar de achtergrond te verdringen.