HET EINDE
‘Het allerdapperste sterven vind ik dat van Aldous Huxley, die zijn vrouw vroeg hem op het ultieme moment lsd in te spuiten. Dat je op je meest kwetsbare moment nog eens zo’n hallucinogene roetsjbaan neemt en het erop waagt astronaut in je eigen inner space te worden – wauw. Dat soort drugs noemen we niet toevallig entheogenen, daarin zit het woord theos; ze laten de god in jezelf spreken. Ik heb ze nog niet dikwijls genomen, maar ik zou het wel willen kunnen op het einde.’
‘Sowieso hoop ik op genoeg soevereiniteit om er op mijn manier uit te gaan, zoals mijn vader. Hij stierf op zijn 59ste en had op het laatst de chemotherapie geweigerd, iets wat ik ook zou doen mocht ik nu het verdict krijgen. Na een heel leven in slechte luchtkwaliteit en vol toxisch voedsel zou ik niet nog meer vergif in mijn lijf willen. Ik zou onmiddellijk naar een sjamaan gaan en met zijn hulp proberen te oordelen of het misschien gewoon mijn tijd is.’
‘Anders dan in mijn jonge jaren, toen ik eeuwig gulzig bleef naar ervaringen en boeken, besef ik dat dit bestaan niet eeuwig hoeft te duren. In deze eeuw vol dreiging en destructie voel ik soms zelfs flitsen van de moeheid die mijn vader ook overviel, en het is een zegen te weten dat ik die niet nog eens 52 jaar moet voelen.’
‘Ik hoor het mijn vader nog zeggen: “Ze mogen me komen halen”. Ik dacht meteen aan engelen. Even troostrijk was dat hij geloofde – nee wist, zei hij altijd – dat hij zou reïncarneren. Ook ik ben ervan overtuigd dat de energie die in dit lijf zit in een al dan niet menselijke vorm zal terugkeren. Een wijze druïde zei het me al: de dood is een transformatie, maar transformeren doe je elke dag, dus don’t worry.’
‘Dat is het verhaal dat mij het meest troost geeft, en zo heb ik het ook uitgelegd aan mijn zoon toen hij zeven was en vroeg wat er gebeurde na de dood. “Dan begint je lievelingsverhaal”, zei ik, “hetgeen waarover je fantaseert.” Zij die zeggen dat er alleen een grote leegte wacht vertellen ook maar een verhaal, en dat is niet noodzakelijk overtuigender dan wat ik mij verbeeld, vind ik.’
‘Ik praat nog met mijn vader. De laatste keer was in Londen. Ineens hoorde ik mezelf zeggen: “Oké, zullen we naar die tentoonstelling van William Blake gaan?” en mijn vader antwoordde: “Goed, neem mij mee.” Dat gaf mij een euforisch gevoel. Ik mis mijn vader soms nog verschrikkelijk, maar die momenten worden schaarser. Dat zeg ik ook voorzichtig tegen vrienden die een ouder verliezen: je gaat je eerst schamen voor de gedachte, maar op den duur zal je eerlijk moeten toegeven dat er met het verlies ook meer ruimte schrijft columns, theaterteksten en proza. Wil (2016) was zijn doorbraakroman, en werd bekroond met onder meer de Fintro Literatuurprijs. komt.’
‘Ik spreek trouwens net zo goed met iemand als Pieter Bruegel. Dat heeft met verbeelding te maken én met mijn specifieke schrijverspraktijk. Elke dag vraag ik me af wat het betekent om mens te zijn. Terwijl ik werk aan Wildevrouw, mijn nieuwe roman, stel ik me de vraag wat 16deeeuwers drijft. Mijn hoofdfiguur acht zich vervloekt en probeert in gesprek met God – die destijds de werkelijkheid was en maakte –te weten te komen of hij gestraft is, en waarvoor.’
‘Dit schrijfproces verhevigde mijn besef dat we in eindtijden leven en dat dat tegelijk absoluut en relatief is. Zo voel ik het alleszins aan. Onze planeet zit in een existentiële fase: het kan zo niet verder. Tweeduizend jaar patriarchaat, waarvan we nu gelukkig de laatste stuiptrekkingen zien, heeft ons vergiftigd. Het is alsof onze leiders, onze papa’s, dronkenlappen zijn, verslaafd aan macht en totaal niet bereid om te veranderen. En als wij, hun kinderen, hen wijzen op hun verslaving, wuiven ze dat weg. Meer nog: ze blijven boren op plekken waar het niet meer mag, ze blijven de luchtkwaliteit verslechteren. Op die manier zit er vandaag in onze cultuur een enorme doodsdrift.’
‘Een grote troost voor mij is dat ik de spirituele dynamiek erachter zie. Ons menselijk bewustzijn maakte dit proces van eindtijden al eerder mee. Dit is Uranus die Chronos opeet. En wist je dat Mercator al een apocalypticus was? Hij ging ervan uit dat in 1588 het laatste oordeel zou worden uitgesproken en probeerde voor die tijd in het reine te komen met zichzelf en zijn talent.’
‘Ook ik probeer de laatste jaren mijn focus te verscherpen en aan mezelf toe te geven dat ik wel degelijk grote ambities heb. Ik drink niet meer dan drie glazen per avond en leef gezonder, net omdat ik besef dat ik geen eeuwigheid meer heb om cruciale dingen te doen. Al schrijvend hoop ik vooral tot die hele oude kennis te komen, dat verborgen weten van bijvoorbeeld alchemisten en esoteristen.’
‘Onlangs, op de palliatieve afdeling waar mijn schoonmoeder op sterven lag, bedacht ik dat daar een oudere man of vrouw met verschrikkelijk veel levenservaring zou moeten zitten. Iemand die gewoon zit te lezen, maar opkijkt als er een rouwende passeert en die dan vraagt: “Gaat het?” Mensen geraken tegenwoordig zo in de war door dood en verlies omdat er niemand meer is die rituelen kan bieden of kennis kan doorgeven. De spirituele nood is groot, en het antwoord ligt volgens mij in zorg en wijsheid.’
Opgetekend door Katrien Steyaert
Een wijze druïde zei het me al: de dood is een transformatie, maar transformeren doe je elke dag, dus don’t worry