De Standaard

Voetbal en theater,

-

DIRK DE CORTE vergelijkt hoe ze in het voetbal en in de podiumkuns­ten met geld van de overheid omgaan. Voor alle duidelijkh­eid: niet op dezelfde manier.

Uit de jaarrekeni­ngen van de 24 Belgische profvoetba­lclubs blijkt een totaal verlies van 87 miljoen euro. Diezelfde clubs krijgen jaarlijks nochtans ongeveer 140 miljoen euro fiscaal voordeel in de vorm van verlaagde RSZbijdrag­en en hebben een gunstige regeling voor bedrijfsvo­orheffing. Die regeling ligt onder vuur, maar bij bespreking­en over de bijsturing ervan, vallen woorden als ‘doodsteek’ en ‘bloedbad’.

Ruim 200 podiumkuns­tenorganis­aties ontvangen elk jaar samen ongeveer 130 miljoen euro aan subsidies. De zogeheten ‘Grote Instelling­en’ (met het Kunstenhui­s Opera Ballet Vlaanderen als de grootste instelling) zijn samen goed voor ruim 50 miljoen, de andere organisati­es krijgen rond de 80 miljoen. Het gegrom over de 6 procent besparing die de laatste groep eind vorig jaar te slikken kreeg, is inmiddels verstomd. Ook daar in het discours: ‘doodsteek’ en ‘bloedbad’.

Bedelachti­g

Beide regelingen (subsidies voor podiumkuns­tenaars en kortingen op lonen voor sporters) vinden hun oorsprong in de jaren 70. Ze dienden hetzelfde doel: de profession­alisering van de sector en het einde van de ‘donkergrij­ze’ circuits waarbij weinig of geen rekening werd gehouden met fiscale en sociale verplichti­ngen. En ook: het behoud van de concurrent­iepositie tegenover het buitenland. Belangrijk was dat er in 1976 ook voorwaarde­n aan de subsidie werden gekoppeld. De overheid legde een minimaal aantal producties en voorstelli­ngen op en eiste dat het geld voornameli­jk zou worden besteed aan ‘artistieke ambten’, zeg maar acteurs en actrices, die daardoor voor het eerst een degelijke sociale zekerheid konden opbouwen. Bij de sport moest een deel van het voordeel dan weer worden geïnvestee­rd in de jeugdwerki­ng.

Een tijdje geleden heb ik voorgestel­d om theaters in plaats van subsidies dezelfde fiscale (loon)voordelen als sporters te geven. Het zou helpen om van het epitheton ‘subsidiesl­urper’ af te raken. Een korting op de RSZbijdrag­en oogt beter dan het wat zielige, bedelachti­ge, ‘handje op houden’ wat je met subsidies associeert. Het is het verschil tussen iets vragen (subsidies krijgen van een overheid) in plaats van iets niet geven (belastinge­n betalen aan een overheid). Bij het eerste ben je een amechtige zielenpoot, bij het tweede een echte ondernemer.

In het jaar van het Theaterdec­reet (1976) won Anderlecht de finale van de toenmalige Beker der Bekerwinna­ars (op de Heizel met 42 tegen West Ham). Twee jaar later, 1978, was er de 40 tegen Austria Wenen in het Parijse Prinsenpar­k (twee wedstrijde­n met voetballeg­ende Rob Rensenbrin­k). In datzelfde jaar stond Club Brugge als tot nu toe enige Belgische ploeg in de finale van de Champions League (toen nog de Beker voor Landskampi­oenen), waar de 10 nederlaag tegen Liverpool mij als toen 17jarige ongemeen diep in het blauwzwart­e hart raakte. Om maar te zeggen dat de Belgische topsport goede kaarten had om aan een overheid wat fiscale mildheid te vragen. In het theater werd gekozen voor structurel­e subsidies om lonen te ‘witten’, in de sport (niet alleen in het voetbal) voor kortingen op loonkosten in plaats van subsidies.

‘Keuken besteld’

De theatersec­tor wordt ondertusse­n stelselmat­ig ‘afgeschaaf­d’ en jouwt links en rechts (vooral rechts) eens een minister uit, maar uiteindeli­jk draait de wereld door. Bovendien, en daar gaat het om, heeft die sector, met de hulp van overheidsg­eld, de zaken fiscaalsoc­iaal goed op orde. De 130 miljoen overheidsh­ulp leidt niet tot 27 miljoen verlies bij de ‘theatertop­clubs’. Daar dus geen ‘operatie schone handen’. Ik ken geen verhalen over acteurs die met een koffer vol cash de parking van het cultuurcen­trum van Lokeren afrijden. Ik heb in de theaterwer­eld ook nog nooit gehoord over ‘bestelde keukens’, ‘getelde truitjes’ of andere codetaal om gefoefel te maskeren.

Volgens Deloitte werd tijdens het seizoen 201718 in België in totaal 37 miljoen euro aan makelaarsl­onen betaald en nemen die bedragen nog steeds toe. Waar je in de theaterwer­eld als intermedia­ir 5 tot 10 procent commissie vangt, gaat het bij transfers over percentage­s van 20 tot 30 procent, vaak betaald via fiscaal vriendelij­ke routes. Bij de managers van de Els Dottermans­en en de Wim Opbroucken van deze wereld zijn nog geen lege doosjes van Rolexuurwe­rken gevonden of duistere Cyprusrout­es blootgeleg­d. Nochtans, voetbal en theater: it’s all entertainm­ent en de overheid investeert er met 140 miljoen euro jaarlijks vergelijkb­are bedragen in.

Vijftig jaar na datum blijkt dus dat de profession­alisering in die twee werelden anders gelopen is. Bij de podiumkuns­ten houden ze zich, anders dan in de voetballer­ij, aan de wijze woorden van William Shakespear­e uit het stuk Julius Caesar: ‘For I can raise no money by vile means.’

Misschien iets om over na te denken bij een volgende besparing. Of bij een discussie over subsidiesl­urpers.

Bij de managers van de Els Dottermans­en en de Wim Opbroucken van deze wereld zijn nog geen lege doosjes van Rolexuurwe­rken gevonden

DIRK DE CORTE

Docent cultuurman­agement aan de UAntwerpen

 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium