De geheimtaal van beelden
Beelden spreken een stille taal: op het carnaval van Aalst, in de musical Daens, op de snelweg of in het parlement. Ze illustreren wat hun boodschapper in gedachten heeft.
Dezer dagen toont Aalst in zijn brede culturele representatie twee gezichten. Het ene is het carnaval waarin meer dan ooit de antisemitische stereotiepen de aandacht trekken, het andere is het heroïsch uitvergrote beeld van priester Daens in de nieuwe versie die Studio 100 maakte van de spektakelmusical Daens. Beide beelden zijn een commentaar op het verleden. Het carnaval weigert zich iets aan te trekken van historisch gewortelde gevoeligheden. Leek dat vorig jaar het gevolg van een onbesuisdheid die niet in de gaten had dat ze een gevoelig thema raakte, vorige zondag was het weloverwogen. Met als uitleg: het is eigen aan carnaval dat het zich niet laat intimideren of de les spellen door de nietAalsterse critici (‘klaagmieren’), die vonden dat het vorig jaar al de spuigaten uitliep met die stereotiepen. Die combinatie van onwil, koppigheid en ongezeglijkheid past allicht in wat de politieke meerderheid van Aalst in haar bestuursakkoord uitriep tot haar leidende beoordelingscriterium: het ‘typisch Aalsterse DNA’, een pseudowetenschappelijk begrip dat in de praktijk kennelijk vooral dient als uitsluitingscriterium (DS 12 december 2018).
Veel minder polemisch dan het carnaval is wat de musical Daens toont. Dat is het beeld van een ver, te betreuren maar nu overwonnen, verleden. De negentiende eeuw, waarvan de sociaaleconomische ongelijkheid wordt bestreden in zijn ‘brave’, katholiekflamingantische variant. Priester Daens groeit erin uit tot de nimmer twijfelende held die hij in de historische werkelijkheid nooit was. De historisch actievere variant van de toenmalige sociale emancipatie, de sociaaldemocratie, die een grotere rol speelde in het verwerven van het algemeen stemrecht, blijft grotendeels beperkt tot de love interest van de Daensiste Nette. En tussen die twee komt alles goed, in ‘een flutromance’ (DS 24 februari) die even pathetisch is in deze musical als in de film van Stijn Coninx die er de inspiratie voor leverde.
Dat historische beeld suggereert dat nu een Vlaams compromis is bereikt, een consensus waarin het conflict de plaats heeft moeten ruimen voor de pacificatie. En kunst kan dat bezegelen. Net om te tonen ‘waar we in dit land wel groots in zijn’, zo begreep Het Nieuwsblad het, mochten beelden van Vlaamse Meesters, van Rubens tot Permeke, mee in het decor van de musical. Dat is geruststellend: geen schaduw zonder zon, met artistieke helden als troost en nuance, eventueel als excuus. De toeschou2010: een partijvoorzitter (Wouter Van Besien, m.) per Toyota op bezoek bij het staatshoofd (Albert II, r.).
wers, die minimaal 49,95 euro voor hun zitje betaalden (en bijna het dubbele als ze een ‘luxeplaats’ met een drankje erbij kozen) hoeven dus niet met een bezwaard gemoed weer naar huis.
Diezelfde Vlaamse Meesters kregen een plaatsje op de nieuwe verkeersborden (ze kosten 330.000 euro, 23.500 euro per stuk) waarmee de Vlaamse regering automobilisten langs de snelwegen in vier talen verwelkomt ‘in Vlaanderen’. Dat is een specifiek Vlaanderen, zoals drie pictogrammen op die borden suggereren: eentje stelt een figuur voor die op een zelfportret van Rubens lijkt, eentje een fiets en eentje een cloche, zo’n stolp waaronder prijzige restaurants het eten aan tafel brengen. Dat laatste sportiefculinaire duo zal allicht de welvarende Vlaamse variant zijn van het toch iets meer proletarische Belgische voetbalenfrietcliché.
Maar welvaart houdt verplichtingen in. Dat illustreerde minister van Onderwijs Ben Weyts (NVA), in de vorige legis
latuur initiatiefnemer van die verkeersborden. In het Vlaams Parlement werd hem om uitleg gevraagd over de prijzige auto’s die hij en zijn kabinet zich permitteren. Hij antwoordde zelfbewust: ‘Ik denk dat je als minister, die in contact treedt met regeringsleiders, staatshoofden en topceo’s, toch nog enige standing mag hebben. Wij zouden met een Toyota Corolla kunnen rijden of met de bus of met de trein komen.’
De vraag kan rijzen hoe vaak een minister dan wel ‘in contact treedt’ met regeringsleiders en staatshoofden, maar interessanter nog was: waar kwam die Toyota Corolla (Weyts zei eigenlijk ‘Corollo’) vandaan? Om een standingloos, krakkemikkig automobiel (en de chauffeurs ervan) uit te lachen, kwam vroeger al snel een Lada of een Trabant voor de geest. Daarover bestonden tal van grappen, die een typisch voorbeeld waren van wrede, afkeurende humor, zoals ook ‘domme blondjes’ die nog altijd over zich heen krijgen. De grap suggereert dat wie met zo’n auto rijdt een loser is, die, als hij zich wil onttrekken aan de publieke hoon, zich moet conformeren aan de heersende conventies via een voertuig met meer standing. Het is een typisch voorbeeld van humor die niet lacht maar uitlegt, en niet rijkdom of macht op de korrel neemt, maar integendeel op armen en machtelozen mikt en naar onderen schopt.
De Toyota, zo legde Weyts achteraf uit, diepte hij op uit iets wat hij tot ‘het collectief geheugen’ rekende: de audiën
tie op 5 september 2010 van toenmalig Groenvoorzitter Wouter Van Besien bij koning Albert II. Een vriend had hem daar naartoe gebracht in een Toyota Corolla, die zichtbaar zijn beste tijd had gehad. Daar werd toen even mee gegrinnikt, maar Jong NVA nam het ernstig en gaf Van Besien de afkeurende Komkommerprijs: het was een ‘vervuilende’ auto (een vroeg pleidooi voor een lageemissiezone?); Van Besien was beter met een vouwfiets of het openbaar vervoer naar het staatshoofd getrokken – standing was toen nog geen vereiste voor zulke contacten. En het hangt er maar vanaf in welk milieu iets historisch belangrijk wordt bevonden, opdat het zich in het collectief geheugen zou nestelen.
Al deze beelden vloeiden zondag echter samen, en nog wel op het carnaval in Aalst. Daar verscheen ook de standingbeluste minister, verkleed als DDT uit FC De Kampioenen, meer bepaald als Toyotagaragist, vast een knelpuntberoep dat geen spot behoeft. Wat motiveerde hem: de gave van de zelfrelativering, of net het omgekeerde daarvan, het zoeken van aandacht en de arrogantie van de ongenaakbaarheid? Zeker is wel dat wie bezorgd is over het antisemitisme zo’n verkleedpartij nooit zou overwegen. En dat zeker een minister van Onderwijs maar beter die zorg deelt en ze niet met zijn olijke participatie trivialiseert.
Marc Reynebeau
Wat motiveerde Weyts toen hij als Toyotagaragist op Aalst Carnaval opdaagde: zelfrelativering, of het zoeken van aandacht en de arrogantie van de ongenaakbaarheid?