Hoort er bij kunst een handleiding om ze correct te installeren?
Ruimtevullende installaties, concep tuele vondsten, sculpturale ingrepen met ‘mixed media’: hedendaagse kunst is avontuurlijk en hybride. Maar wat als de werken in verzamelingen en mu seumdepots belanden, en opnieuw gepresenteerd worden? Hoort daar dan een toolkit bij, een soort Ikeahandleiding waarmee je ze stap voor stap weer tot leven kunt wekken?
Zeker, zegt Iris Paschalidis, hoofd collectie van het Smak in Gent. ‘Bij elk van onze drieduizend kunstwerken zit om te beginnen een conditierapport. Dat is een soort identiteitskaart, die de staat beschrijft waarin het werk zich bevindt. Het bevat vaak al veel info over de presentatie.’
‘Veel werken hebben ook een bundel met installatierichtlijnen, die meereizen met het werk. Elk ander museum moet daar in principe mee aan de slag kunnen. Verder heb je de artist’s box, een EHBOkit met reservemateriaal. Voor de wall drawings van Sol Le witt bevatten ze onder meer het juiste type potlood.’
‘Bij conceptuele kunstwerken koopt de eigenaar ook het certificaat. Dat is een pakket concrete afspraken. De vraag daarbij is vaak: hoe gedetailleerd zijn de richtlijnen? Sommige kunstenaars zijn echte pietjesprecies. Zoals CharbelJoseph H. Boutros, wiens Dead drawing in de jubileumtentoonstelling van het Smak hing. Een minimaal werkje, maar het vraagt veel voorbereiding en het moet van de eerste keer juist op de muur belanden.’
Bij hedendaagse kunst kun je nog altijd de maker zelf inschakelen. Al is dat niet per se een vereiste. Zo zijn de richtlijnen van Ann Veronica Janssens voor Untitled (blue glitter), een golfbeweging met wemelende kleuren, summier maar zeer duidelijk. Er hoort zelfs een instructievideo bij. Het Smak heeft altijd een voorraadje van het juiste type glitter liggen. Paschalidis: ‘Er schuilt een grote toevalsfactor in dit werk. Maar er is ook de master’s touch: als Ann Veronica ze uitvoert, zie je dat aan de glittergolf.’
Speeltuin
Nogal wat kunstwerken moeten aangepast worden aan de context en de ruimte waarvoor ze bedoeld zijn. Ze zijn dan ‘variabel in afmetingen’, zoals dat in het jargon heet. Zoals Draaiboek voor een schatbewaarder van Honoré d’O uit de collectie van de Vlaamse Gemeenschap: een pvcspeeltuin van ladders, knikkerbanen en klimtuigen. Het is zo’n complex werk, dat alleen de kunstenaar het kan opstellen. Bij elke opstelling van zijn ‘Vogel’ (De bewaker van mijn groentetuin, 1988) wil Thierry De Cordier erbij zijn. Paschalidis: ‘Hij koestert het werk. Hij poetst al eens de snavel op, of voegt een latje toe’.
Komt het voor dat een werk fout ge installeerd wordt? Volgens Paschalidis is dat voer voor interpretatie: ‘Bij Space fragments van Stanley Brouwn hadden we wel wat vragen. Er horen bureauladen bij met fiches. Op sommi ge afbeeldingen stonden de laden open, op andere niet. Bij twijfel contacteer je natuurlijk de kunstenaar of zijn galerie. De integriteit van een kunstwerk moet heilig zijn.’
Badeendje
Wat met kunstwerken waarvan de materialen niet meer te vinden zijn? Het juiste type gloeilamp, het juiste chemische mengsel? Hoe verloopt de reconstructie dan? Paschalidis: ‘Van de installatie van Paul Thek voor Chambres d’amis uit 1981 raakte een badeentje kwijt. Voor dat specifieke retrotype van eendje hebben we dan de vintageen rommelmarkten afgeschuimd.’
Bij Krokodillen, een vroege Panamarenko uit 1967, was er een chirurgische ingreep nodig. De plastic dieren, gevuld met zand en met een net van touw rondomrond, vertoonden scheuren. De duurzame oplossing voor de verouderde pvcfolie was een nieuwe binnenhuid. Het werd een ingreep die, zoals het hoort bij elke restauratie, weer teruggedraaid kan worden.’
Vragen voor de cultuurwinkel zijn welkom op
onder vermelding van naam en woonplaats.