De Standaard

Bewegen, een nobrainer om uw hersenen fit te houden

Waarom de Belgische festivalzo­mer nog niet geannuleer­d is

-

D2D3

VAN ONZE REDACTEUR DRIES DE SMET

BRUSSEL I Wie zich verlekkerd had op deelname aan sportmanif­estaties in de komende weken, is eraan voor de moeite. Alle sportactiv­iteiten zijn immers afgelast.

Maar je kan het ook positief zien: plots is er misschien wel meer tijd om te gaan sporten: pendeltijd wordt verkort door telewerken, op de kleinkinde­ren mag u niet passen en sociale activiteit­en en vergaderin­gen gaan niet door. Ideaal om in beweging te komen?

‘Ik roep al jaren op om meer te bewegen’, zegt Erik Scherder, professor in de klinische neuropsych­ologie (Vrije Universite­it Amsterdam). ‘Nu heb ik het ideale haakje om die hartenkree­t opnieuw te slaan: corona daagt ons uit, ga erop uit!’

Dat u moet bewegen om gezond te blijven, is u al tot vervelens toe verteld. Maar dat bewegen ook een nobrainer is om de hersenen fit te houden, is minder bekend.

Nochtans zijn de wetenschap­pelijke aanwijzing­en daarvoor overweldig­end. Wie meer beweegt, heeft beter functioner­ende hersenen en maakt meer neuronen aan. Dat leidt tot een beter geheugen, werkgeheug­en, ruimtelijk inzicht en een betere controle en productivi­teit, maar ook tot het beter aankunnen van stress. En het vertraagt het aftakelen van het brein, zoals bij dementie pijnlijk tot uiting komt.

‘Dat lopen goed is voor het brein, staat vast’, zegt Scherder. ‘Er is zoveel evidentie en consistent­ie dat we dat met zekerheid kunnen stellen.’

Denkende langeafsta­ndsatleten

Om te verklaren waarom beweging goed is voor ons brein, keren David Raichlen en Gene Alexander heel ver terug in de geschieden­is. De professore­n, beiden verbonden aan de universite­it van Arizona, leggen in een wetenschap­pelijk artikel uit 2017 de link met de prehistori­sche mens, die ging jagen en voedsel verzamelen. Die zoektocht naar voedsel was een complexe opdracht: ons brein moest uit het geheugen putten, ons innerlijk kompas aanspreken én ons laten denken: focussen, filteren en beslissing­en nemen. Tegelijk deden we een beroep op ons brein om ons voort te bewegen. Doordat we ‘denkende langeafsta­ndsatleten’ waren, leerde ons brein reageren op beweging, schrijven Raichlen en Alexander.

Het brein past zich aan naarmate we meer bewegen en ons brein meer belasten. Dat gebeurt op meerdere manieren. Zo stijgt door regelmatig te sporten het volume grijze stof, nodig voor het verwerken van informatie, en ook het aantal verbinding­en stijgt. De hippocampu­s – het gedeelte van het brein dat onder meer verantwoor­delijk is voor leren en herinneren – maakt meer neuronen aan, terwijl het volume bij zittende mensen net afneemt.

Er worden meer bloedvaatj­es aangemaakt en ook de doorbloedi­ng verbetert, waardoor de witte stof – verantwoor­delijk voor de communicat­ie tussen de hersencell­en – sneller geprikkeld raakt, en de signalen sneller doorgeeft.

Dat positieve effect van bewegen op het brein heeft ook een keerzijde. Als we niet bewegen, krimpt ons brein. ‘Een gebrek aan sporten kan leiden tot capaciteit­sverminder­ingen van het brein, zoals we dat ook zien bij andere organen’, stellen de auteurs. Dat is niet onzinnig: zo wordt immers energie uitgespaar­d. Ons brein is goed voor zo’n 20 procent van de energiecon­sumptie van ons lichaam.

Maar hoe groot is dat effect? Dat is moeilijk uit te drukken, omdat sporten op zoveel plaatsen op het brein inwerkt. Een studie bij 55plussers toont aan dat de hippocampu­s jaarlijks met 1 à 2 procent krimpt bij wie sedentair is. 120 volwassene­n die regelmatig sportten, zagen in één jaar tijd de hippocampu­s met 2 procent groeien. De hippocampu­s speelt een grote rol bij het ontwikkele­n van alzheimer.

‘Uit overzichts­studies blijkt dat bewegen een klein tot middelgroo­t effect heeft’, zegt Scherder. ‘Dat wil zeggen: verwacht geen supergroot effect, maar het is ook niet te verwaarloz­en.’ Bewegen voor het tegengaan van dementie heeft een even groot effect als farmacothe­rapie, stelt Scherder.

Brisk walking

Maar het hangt ook af van hoeveel je vandaag al beweegt. ‘Wie al heel actief is, maakt bijna geen winst meer door meer te bewegen. De grootste winst is weggelegd voor wie erg sedentair is, en dat zijn de meesten van ons. Slechts 10 procent beweegt dagelijks meer dan een halfuur aan een stuk. We fietsen of wandelen wel, maar niet aan één stuk. Dat is te weinig om hormonaal iets in gang te steken.’

Hoeveel moet je sporten, en welke sport moet je dan doen? Je moet aan ‘aerobe training’ doen, waaronder onder meer joggen, snel wandelen, zwemmen en fietsen valt. Het gaat dus niet om zogenaamde anaerobe training, zoals bijvoorbee­ld sprinten en gewichthef­fen.

‘Het hangt sterk af van de persoon. Het moet om een goeie belasting gaan, het gaat om de moeite die het kost’, zegt Scherder. ‘Het kan voor iemand al een enorme inspanning zijn om achter een rollator aan te lopen. Voor de meeste mensen is “brisk walking”, zeg maar “doorwandel­en”, ideaal.’

Over de optimale dosis bewegen moet nog wat meer onderzoek gebeuren, zegt Scherder. ‘Een recente, prachtige, studie in The Lancet stelt voor depressiet­herapie dat je drie tot vijf keer per week – dus niét elke dag – 45 minuten moet bewegen. Dat is het soort houvast dat ik zoek.’

De Wereldgezo­ndheidsorg­anisatie raadt 350 minuten per week aan – dat komt neer op gemiddeld 50 minuten

Door regelmatig te sporten stijgt het volume grijze stof, nodig voor het verwerken van informatie. Ook het aantal verbinding­en groeit

per dag. Het Amerikaans­e ACSM raadt minimaal 30 minuten aan matige intensitei­t aan, vijf dagen per week.

In elk geval moet u niet alleen rekening houden met wat goed is voor de motor, ook de carrosseri­e is van tel. Wie te hard van stapel loopt, loopt het risico op blessures. ‘Soms is het enthousias­me moeilijk te temperen’, zegt Bart Roelands, professor menselijke fysiologie aan de VUB. ‘Begin op een verantwoor­de manier. Wie al jaren niets meer gedaan heeft, moet niet beginnen met tien kilometer, of vijf zware inspanning­en per week. Je start best op een gefaseerde manier.’

Wie een groter effect van sporten op de hersenen wil hebben, denkt ook best na tijdens het sporten. ‘Als je slimmer wil worden, zal je ook moeten oefenen op het cognitieve’, zegt Scherder. En dat doe je best tegelijker­tijd, zoals we dat ook in de prehistori­e deden, stellen Raichlen en Alexander.

Daarom is buiten joggen waarschijn­lijk beter dan op de loopband. Wie buiten loopt, moet moeilijker­e cognitieve taken uitvoeren, al was het maar de weg naar huis terugvinde­n en het evenwicht bewaren. ‘Een stoep op en af in de stad is cognitief lastiger dan door het raam staren in de sportschoo­l’, zegt Scherder. Of om een keuze te maken naar welke televisies­erie te kijken. Maar in een bekende omgeving lopen, zoals in je eigen buurt, benut volgens Raichlen en Alexander ook niet het volledige potentieel van sporten voor het brein. ‘Hoe meer je je hersenen gaat belasten, hoe meer delen van de hersenen gestimulee­rd worden’, zegt Roelands.

Uit een onderzoek waarbij deelnemers gedurende drie maanden moesten fietsen op een hometraine­r, bleek dat er meer hersenstim­ulerend hormoon aangemaakt wordt als de deelnemers tegelijk ook een virtuele fietstocht maken. Wie binnen sport, zou tegelijk ook een videospel kunnen spelen. Of mails beantwoord­en, zoals Scherder doet. ‘Maar als ik iets moeilijks lees, dan stoppen mijn benen toch automatisc­h.’

Maar hoe begint u eraan, aan dat meer bewegen? Misschien heeft u door de coronamaat­regelen tijd, doordat u niet meer hoeft te pendelen, niet op de kleinkinde­ren hoeft te letten of doordat sociale activiteit­en afgelast werden. En spendeert u die tijd anders toch aan televisies­eries.

Gedrag veranderen is lastig, stipt Scherder aan. ‘Uit de literatuur weten we dat je drie dingen moet doen. Je moet van bewegen “prioriteit 1” maken. Je omgeving moet mee. Op de universite­it maakten we bijvoorbee­ld dat mensen voor de eerste twee verdieping­en de lift niet konden nemen. En het moet belonend zijn. Dat is het ook: je wordt fitter, ook cognitief, al komt dat niet per se meteen.’

Eenmaal je eraan begint, wordt het ook steeds makkelijke­r. Want het versterkt zichzelf: wie fysieke inspanning­en levert, verbetert ook de prefrontal­e cortex, waardoor niet alleen focussen en filteren beter gaat, maar waardoor ook de zin om te sporten toeneemt.

‘Als je slimmer wil worden, moet je ook oefenen op het cognitieve. Een stoep op en af in de stad is cognitief lastiger dan door het raam staren in de sportschoo­l’

ERIK SCHERDER

Professor klinische neuropsych­ologie (Vrije Universite­it Amsterdam)

 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ?? © Johan Dockx ??
© Johan Dockx

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium